Auteur(s): Paul Corthals, Ivan D’haese Organisatie(s): Hogeschool Gent

Dit IDEE beschrijft hoe de docent via een digitale leeromgeving een practicum kan opzetten om studenten zelfstandig geluidsfragmenten (taal, muziek, etc.) te leren coderen of geschreven code om te zetten in geluid (taal, muziek, etc.). De bedoeling is dat de student in twee richtingen oefent (codes ‘lezen’ en zelf coderen) en dat hij het eigen leerproces controleert door de modeloplossingen te vergelijken met de eigen oplossing.

Voorbeeld uit de praktijk

In logopedieopleidingen of andere taalopleidingen zoals vertaler/tolk moeten de studenten fonetisch schrift leren beheersen. Het fonetische alfabet wijkt af van de klassieke spelling omdat het de eigenlijke articulatie en de het effectief hoorbare spraakgeluid wil weerspiegelen. Meestal wordt geopteerd voor het internationaal fonetisch alfabet (IPA). Dit codestelsel moet men beheersen in twee richtingen, vandaar twee types oefeningen: de text-to-speech-variant (lezen, uitspreken en vervolgens de eigen poging auditief verifiëren) of de speech-to-text-variant (luisteren, noteren en vervolgens de eigen poging visueel verifiëren). De sequens is dus telkens opgave/poging/typeoplossing.

“Live” en klassikaal dit soort oefeningen doorlopen lokt problemen uit: niet iedereen werkt in het zelfde tempo, er is vaak teveel rumoer om details op te merken en dezelfde opgave of typeoplossing moet talloze malen herhaald worden met perfect dezelfde articulatie. In ons opzet kunnen de cursisten in hun eigen tempo werken en zijn al de “replays” van de opgaven en oplossingen altijd perfect identiek.

Hoe wij in de praktijk te werk gaan, wordt geïllustreerd a.d.h.v. de drie volgende screenshots (zie bijlage).

  • Fig.1. Text-to-speech. De student leest eerst luidop de codetaal (hier IPA-transcripties) en verifieert zelf zijn poging vervolgens langs auditieve weg door de mp3-opname te beluisteren.
  • Fig.2. Speech-to-text. De student beluistert de mp3-opgave zoals tijdens een dictee en transcribeert. Vervolgens verifieert hij de eigen poging a.d.h.v. de typeoplossing (fig. 2)
  • Fig.3. Speech-to-text, vervolg. De student vergelijkt zijn versie met de typeoplossing. De nummering correspondeert met die van de mp3-opnames in fig. 2.

Doel

De docent kan een multimodaal practicum opzetten, bv. om codes te leren lezen en zelf te leren coderen. De realisatie van een dergelijk practicum in een elektronische leeromgeving maakt standaardisatie en individualisering mogelijk.

Wanneer te gebruiken

Deze aanpak is bruikbaar wanneer geluid moet gecodeerd worden of code in geluid moet worden omgezet.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ga eerst na welke audio-faciliteiten het elektronische leerplatform biedt. Kan het geluidsbestanden afspelen? In wav-formaat of in mp3-formaat? Sla de handleiding er op na of zoek hulp bij de helpdesk als het niet meteen intuïtief duidelijk is.
  2. Verzamel geluidsopnames met de kenmerken en moeilijkheden die u wilt inbouwen in de opgaven (specifiek intonatiepatroon, specifieke combinatie van codetekens, etc.). U kan ze zelf inspreken door middel van een microfoon aan uw pc en de geluidsrecorderfunctie (in Windows: programma’s, bureauaccessoires, entertainment, geluidsrecorder). Opnames in “*.wav”-formaat op (zoals met de geluidsrecorder in Windows) kunnen desgewenst geconverteerd worden naar een ander formaat a.d.h.v. freeware conversieprogramma’s (zoek bijvoorbeeld op http://www.tucows.com/ in de rubriek “audio” naar “audio conversion”). Ook met het softwarepakket Wimba kunnen dergelijke oefeningen worden aangemaakt.
  3. Maak een correcte transcriptie aan van elk audiofragment. Vergewis u ervan dat de symbolen correct weergegeven worden aan de studentenzijde van het leerplatform. Als het om IPA-tekens gaat is deze site een aanrader om correcte en zeer leesbare tekens te bekomen die gekopieerd en geplakt kunnen worden: http://web.uvic.ca/hrd/ipa/main.htm
  4. Presenteer de opgaven in text-to-speech-volgorde of in speech-to-text-volgorde overeenkomstig de procedures van het leerplatform. Men kan ook gewoon telkens twee opeenvolgende Powerpoint-schermen gebruiken en de oefeningendatabase als een Powerpoint-bestand beheren.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. De ervaring leert dat één klassikale kennismaking met het leerplatform en de verschillende soorten oefeningen de meeste studenten sneller op de juiste weg helpt.
  2. De aanpak, zoals hier beschreven is bedoeld als volledig zelfstandig te doorlopen leeractiviteit. Het is in wezen ook een vorm van drill and practice, waarbij de docent geen verdere rol speelt tijdens het verwervingsproces.
  3. De zelfevaluatie gebeurt via de modeloplossingen. De eindevaluatie gaat via een klassiek examen.
  4. Aan het virtueel practicum is ook een discussieforum met vraagbaak verbonden.
  5. Het virtueel practicum loopt parallel aan de hoorcolleges. Voor eventuele vragen kunnen de studenten desnoods ook het hoorcollege afwachten of naar het spreekuur komen.

Randvoorwaarden

  • Geluidsbestanden beluisteren via de pc lukt beter via een hoofdtelefoon omdat men dan van een betere signaalruisverhouding geniet.
  • Voor studenten met te weinig computer literacy zal volumeregeling op de pc en de aansluiting van een hoofdtelefoon of microfoon moeten gedemonstreerd worden.

Bijlage

Screenshots

Geplaatst op 11-05-2006 door adminComments Off on Hoe geluidsfragmenten leren coderen via een digitale leeromgeving?

 
Auteur: Maarten van de Ven

Docenten maken in hun onderwijs in toenemende mate gebruik van digitaal materiaal van anderen. Hoewel het delen van materiaal en het hergebruik van materiaal in onderwijsland nog geen gemeengoed is, ontstaan er de laatste tijd steeds meer initiatieven om deze vorm van samenwerking te stimuleren en te ondersteunen. Voor docenten zijn hierbij een aantal vragen van belang: wat voor materiaal wordt er gedeeld, waar kan men dat materiaal vinden, hoe wordt het materiaal in het onderwijs gebruikt en hoe wordt omgegaan met auteursrechten?

Welke soorten digitaal materiaal worden uitgewisseld

Studenten studeren onder meer door het doornemen en gebruiken van lesstof. Het gaat zowel om origineel bronmateriaal als om onderwijsmateriaal. Bij bronnenmateriaal kunt u denken aan onder meer digitale tijdschriftartikelen, digitale versies van onderzoeksrapporten en digitale boeken of hoofdstukken uit boeken. Bij onderwijsmateriaal kunt u denken aan een breed scala van materialen, variërend van losse elementen zoals plaatjes of videofilms, via losse tentamenvragen en losse interactieve oefeningen, tot complete lessen of raamwerken voor lessen.

Waar haalt men dat materiaal vandaan?

Waar docenten het originele bronmateriaal binnen een bepaalde vakdiscipline kunnen vinden weten ze zelf het beste. Zij weten immers wat voor hun vak de meest interessante tijdschriften zijn en wat de meest bruikbare databases zijn. Vaak biedt de bibliotheek van hun onderwijsinstelling toegang tot online tijdschriften en databases. In Nederland bestaan initiatieven om gezamenlijke verzamelingen van bronmateriaal aan te leggen. Voor het uitwisselen van Nederlandse onderzoeksresultaten bestaat bijvoorbeeld Narcis. Ook voor het vinden van onderwijsmateriaal bestaan vakgerichte verzamelingen, die vaak deel uitmaken van bredere verzamelingen. Buitenlandse voorbeelden van dergelijke verzamelingen zijn Merlot en The Gateway to Educational Materials. Daarnaast zijn er enkele universiteiten die hun onderwijsmateriaal gratis ter beschikking stellen, zoals MIT en binnenkort ook de Britse Open University. Ook in Nederland bestaan initiatieven om dergelijke verzamelingen van onderwijsmaterialen aan te leggen, zoals het SURF project LOREnet. Dit netwerk biedt haar gebruikers inmiddels een keuze uit ruim 5000 onderwijsmaterialen van vijf deelnemende onderwijsinstellingen aan.

Hoe kan men dat materiaal gebruiken?

De uitgewisselde materialen worden op verschillende manieren in het onderwijs ingezet. Digitale Didactiek biedt een aantal ideeën over het gebruik van digitale bronnen. In een van de eerdere thema’s is al aandacht besteed aan het leren via online bronnen. Vanuit het gezichtspunt van origineel bronnenmateriaal kan hierop een aanvulling gegeven worden. Jager en Te Winkel (2004) beschrijven een manier waarop een docent op basis van een verzameling digitaal bronmateriaal van zichzelf en van elders een rijke, studentgerichte leeromgeving kan creëren, die studenten stimuleert om zelf te bepalen welke leerstof relevant is. Een heel andere manier, maar dan gericht op bronnen op Internet, is het gebruik van webquests Wieland, 2003). Overigens is het niet altijd de docent die het materiaal selecteert. Samenwerkende groepen studenten kunnen voor zichzelf of voor volgende generaties studenten met behulp van eigen bronnen of openbare bronnen een eigen kennismanagementsysteem Lockefeer & Meijerink, 2003) of wiki De Smet & D’haese, 2005) ontwikkelen.

Hoe kan men fraude en plagiaat voorkomen?

In een elektronische omgeving is het vrij gemakkelijk om materiaal van anderen te kopiëren, te bewerken en vervolgens als eigen materiaal te verspreiden. Dat kunnen studenten maar ook collega’s. Plagiaat door studenten tijdens examens en tijdens het maken van werkstukken is niet alleen een vorm van fraude, maar ook een schending van auteursrechten. Fraude en plagiaat kunnen worden opgespoord middels antiplagiaat software Heij, Eilers & Baars, 2003) of middels tekstanalyse software Wieland & De Mulder, 2003). Maar er zijn natuurlijk ook manieren om door de keuze van onderwijsvormen fraude en plagiaat te voorkomen Jacobs, 2002). Overigens hoeft het helemaal geen probleem te zijn als studenten stukken tekst van anderen in hun eigen werk opnemen (zie bijvoorbeeld Dierssen & Deinum, 2004), maar zij moeten dan wel op correcte wijze naar de gebruikte bronnen verwijzen Van Elk & Drenthe, 2003). Docenten die in hun onderwijs origineel bronnenmateriaal van anderen gebruiken, of die zelf ontwikkeld digitaal materiaal beschikbaar stellen, hebben te maken met auteursrechten. De website Digitale Rechten en het hoger onderwijs (DiRECt) van SURF biedt hen ruime informatie over auteursrechten. Digitale Didactiek bevat beknopte informatie over het omgaan met auteursrechten in een digitale leeromgeving (DLO) Van de Ven, 2003). Docenten zijn nog vaak terughoudend in het beschikbaar stellen van hun eigen materiaal, omdat men wil voorkomen dat anderen hun materiaal op een onjuiste of onrechtmatige manier gebruiken. De verwachting is echter dat het hergebruik van materiaal steeds meer gewoon wordt en dat dit ook steeds beter georganiseerd wordt. Een manier waarop dat kan gebeuren is het aanleggen van verzamelingen van materialen door een stevige redactie, waardor dergelijke verzamelingen een status krijgen die vergelijkbaar is met die van tijdschriften. Daarvan is overigens de site van Digitale Didactiek een mooi voorbeeld. Als de kwaliteit van hun werk op die manier erkend wordt zullen docenten graag hun materiaal aan zo’n verzameling ter beschikking stellen.

Digitale Didactiek: E-Journal voor het onderwijs, nummer 15 maart 2006
Geplaatst op 29-03-2006 door adminComments Off on Thema – Gebruik en misbruik van leermateriaal van anderen

 
Auteur: Jan Folkert Deinum

Steeds vaker gebeurt leren via bronnen die te vinden zijn op internet. Bronnen die specifiek door een docent op internet zijn gezet voor zijn studenten, maar ook bronnen die door anderen op internet zijn geplaatst en door studenten kunnen worden gebruikt. Digitale Didactiek biedt verschillende mogelijkheden om met die bronnen om te gaan. Belangrijk daarbij is dat de informatie in die bronnen verwerkt worden door de student zodat er daadwerkelijk sprake is van leren.

Gebruik maken van bestaande kennisbronnen

Een belangrijk kenmerk van internet is de grote hoeveelheid bronnen die beschikbaar zijn. Zoveel zelfs dat het zinnig is om daar voor studenten enige ordening in aan te brengen. Dat kan bijvoorbeeld door een bronnenportaal te maken met verwijzingen naar zinvolle links op internet (Wieland, 2003a). Een andere manier om hetzelfde te bereiken is het maken van zogenaamde webquests (Wieland, 2003b).

Studenten kunnen natuurlijk ook zelf informatie zoeken op internet. Hoe studenten dat op een effectieve manier kunnen doen wordt beschreven door Van Elk & Drenthe (2003a). Belangrijk is wel dat studenten leren om informatie van internet te selecteren en te beoordelen. Van Elk & Drenthe (2003b) beschrijven hoe studenten dat kunnen leren.

Bij het gebruik van internetbronnen ligt het gevaar van plagiaat op de loer. Jacobs (2002) geeft aan hoe dat kan worden voorkomen. Belangrijk aspect daarbij is dat studenten ook weten hoe ze moeten citeren en verwijzen (Van Elk & Drenthe, 2003c).

Kennisbronnen zelf aanbieden

Online documenten aanbieden kan bijvoorbeeld via een DLO of een eigen website. Sennekool & Wieland (2004) laten zien hoe je daarbij gemeenschappelijke documenten opleidingsbreed kunt inzetten, zodat je niet steeds opnieuw dezelfde documenten hoeft te plaatsen op internet. Om studenten elkaars bronnen te kunnen laten zien en elkaars ervaringen te kunnen laten delen kan een kennismanagement systeem een nuttig hulpmiddel zijn (Lockeveer & Meijerink, 2003).

De mogelijkheden om online bronmateriaal aan te bieden maakt het ook eenvoudiger om te differentieren en flexibel om te gaan met verschillende studenten, door het modulair aanbieden van onderwijsmateriaal (zie Van Wieringen & Verkroost, 2005 en Meijerink, 2003).

Internet biedt ook de mogelijkheid om, naast tekstdocumenten, media bronnen aan te bieden zoals video. Het is daardoor mogelijk bijvoorbeeld om responsiecolleges te vervangen door filmpjes (zie Wieland, 2005), zodat studenten per onderwerp nog even terug kunnen kijken naar de instructie. Walsarie Wolff (2003) laat zien hoe experts op afstand met behulp van video kunnen worden ingezet als kennisbron (zie ook Deinum et al., 2002).

Bij het zelf aanbieden van kennisbronnen zoals artikelen, figuren en video dient wel rekening gehouden te worden met het auteursrecht, omdat het online aanbieden van dergelijk materiaal wordt gezien als een vorm van kopiëren (Van de Ven, 2003). Hierbij moet ook worden gedacht aan het beeldrecht van mensen op een online videofragment.

Verwerken

Er zijn velerlei manieren om informatiebronnen te verwerken. Online samenwerken bijvoorbeeld hoeft niet alleen te betekenen dat er een product wordt ontwikkeld, maar kan ook gericht zijn op het samen leren (zie Van de Ven, 2005a). Online discussieren wordt vaak gebruik om meningsvorming te stimuleren, maar kan ook worden benut voor kennisverwerving (Van de Ven, 2005b). Andernach (2005) geeft allerlei activerende online werkvormen die bevorderen dat studenten actiever leren waardoor kennis beter beklijft. heeft ook beschreven hoe online discussieren kan worden ingezet voor kennisverwerving (zie ook Winkel (Jager & Te Winkel, 2004).

Een mooi voorbeeld van hoe online bronnenmateriaal zo ingezet kan worden dat studenten er ook van leren wordt getoond door Stevens & De Nooy (2003) die beschrijven hoe je een digitaal werkboek kunt maken. Iets soortgelijks doet Van Willigen (2003) die laat zien hoe je interactief leermateriaal maakt wat gebruikt kan worden op internet. Jacobs (2002) geeft mogelijkheden voor het ontwikkelen van individuele opdrachten die gebruikt kunnen worden om het leren van online bronnen te bevorderen.

Digitale Didactiek: E-Journal voor het onderwijs, nummer 11 december 2005
Geplaatst op 01-12-2005 door adminComments Off on Thema – Leren via online bronnen

 
Auteur(s): Annemiek Wieland Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe de docent online filmpjes kan maken waarin hij extra uitleg geeft over de leerstof en door studenten veel gestelde vragen behandeld. Studenten kunnen deze filmpjes herhaaldelijk en in hun eigen tempo bekijken.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij de Faculteit Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam, worden bij sommige vakken de responsiecolleges vervangen door filmpjes (zie http://webcast.rsm.nl/) waarin de docent extra uitleg geeft over leerstof waar studenten moeite mee hebben. Het voordeel voor studenten is dat zij deze filmpjes in hun eigen tijd, in hun eigen tempo en herhaaldelijk kunnen bekijken. Het voordeel voor de docent is dat hij niet elk jaar weer dezelfde vragen hoeft te beantwoorden en dat de face-to-face contacttijd die normaal aan het beantwoorden van vragen besteed zou worden nu ingevuld kunnen worden door andere onderwijsleeractiviteiten. De docenten gaven aan dat de filmpjes zeer eenvoudig en zonder al te veel technische kennis te maken zijn. Studenten geven aan erg tevreden te zijn met deze filmpjes. De filmpjes worden dan ook door de studenten zeer regelmatig bekeken (met name vlak voor een tentamen).

Doel

De docent kan online filmpjes maken waarin hij extra uitleg geeft over de leerstof en door studenten veel gestelde vragen behandeld.

Wanneer te gebruiken

Wanneer de inhoud van het vak niet veel verandert en studenten elk jaar weer dezelfde soort inhoudelijke vragen stellen of elk jaar weer moeite blijken te hebben met dezelfde onderdelen van de leerstof.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Inventariseer met welke onderdelen van de leerstof studenten moeite hebben.
  2. Deel deze onderdelen op in de kleinst mogelijke eenheden waar u nog iets zinnigs over kunt vertellen.
  3. Bereid de uitleg over elke eenheid inhoudelijk voor (wat gaat u precies vertellen? heeft u eventueel grafisch beeldmateriaal, zoals tabellen, figuren e.d. die u uitleg kan ondersteunen?).
  4. Maak voor elke eenheid een apart filmpje. Zorg er daarbij voor dat de filmpjes niet te lang zijn, maximaal 5 tot 10 minuten, omdat anders de aandacht van de studenten kan verslappen.U kunt de filmpjes op verschillende manieren realiseren, bijvoorbeeld met PowerPoint, met een Whiteboard of met een camera.

PowerPoint

Dit programma is zeer geschikt om bepaalde concepten of principes uit te leggen. Bovendien beschikt vrijwel iedere computer standaard over dit programma waardoor u uw filmpjes vanachter uw eigen bureau kunt maken. In de Bijlage wordt beschreven hoe u met behulp van PowerPoint een filmpje kunt maken.

Whiteboard

Een Whiteboard is een elektronisch schoolbord dat alles wat erop wordt gezet in de computer kan opslaan. Een Whiteboard is zeer geschikt voor situaties waarin u concepten of procedures wilt visualiseren, bijvoorbeeld wanneer u wiskundige berekeningen stap voor stap wilt uitleggen. Een Whiteboard is duur in de aanschaf, waardoor niet elke instelling over een Whiteboard beschikt. De filmpjes moeten bovendien worden opgenomen in de ruimte waarin het Whiteboard zich bevindt. In de Bijlage wordt beschreven hoe u met behulp van een Whiteboard een filmpje kunt maken.

Camera

Een camera is geschikt voor vrijwel elke situatie waarin u iets wilt uitleggen. Het voordeel van het gebruik van een camera is dat de cameraman in -en uit kan zoomen, waardoor het filmpje minder ?statisch? wordt. Daarnaast kunt u zelf ook in beeld gebracht worden, wat het filmpje persoonlijker maakt. Zorg er wel voor dat het filmpje niet alleen maar bestaat uit een ?pratend hoofd?. Houd filmpjes bij voorkeur kort, krachtig en gefocussed. Een nadeel van het gebruik van een camera is dat u over het algemeen iemand nodig heeft om te filmen. In de Bijlage wordt beschreven hoe u met behulp van een camera een filmpje kunt maken.

5. Maak de filmpjes beschikbaar via de digitale leeromgeving.

Tips
  • Voor het inventariseren van onderwerpen waarover u een filmpje kunt maken, kunt u inspiratie opdoen via een vraag en antwoordbank (Zie Hoe maak je een vraag/antwoord rubriek voor je vak?)
  • Probeer ervoor te zorgen dat studenten door het filmpje ‘heen kunnen springen’. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer u het filmpje maakt met Windows Movie Maker.
  • Integreer de filmpjes in een digitaal werkboek (zie Hoe maak je een digitaal werkboek?), zodat studenten nadat ze de uitleg bekeken hebben direct kunnen oefenen met de leerstof.
  • Om te voorkomen dat studenten lang bezig zijn downloaden voordat ze het filmpje kunnen bekijken, kunt u uw filmpjes op een streaming videoserver plaatsen (zie ook thema Streaming video).

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Laat studenten weten waar ze de filmpjes kunnen vinden en wat het doel is van de filmpjes.
  2. Open op uw digitale leeromgeving een discussieforum waarin studenten aanvullende vragen kunnen stellen.

Tip
  • U kunt het ook omdraaien: Eerst opent u een forum waarop studenten vragen kunnen stellen, die u vervolgens aan de hand van een filmpje uitlegt.

Randvoorwaarden

De geluidskwaliteit van de filmpjes is essentieel.

Geplaatst op 16-09-2005 door adminComments Off on Responsiecolleges vervangen door filmpjes

 
Auteur(s): Jan van Wieringen, Marie-Jose Verkroost Organisatie(s): Hogeschool voor Economische Studies, Amsterdam

Als je studenten de mogelijkheid wilt bieden om hun eigen leerroute te bepalen en flexibel met het leermateriaal om te laten gaan, dan moet je je materiaal daar op laten aansluiten. Een modulaire opbouw van de leerstof maakt het mogelijk dat studenten er in een voor hen zinvolle volgorde doorheen kunnen geen. Het digitaal aanbieden van deze modules vergroot de flexibiliteit voor zowel de student als de docent.

Voorbeeld uit de praktijk

Jan van Wieringen geeft het vak Informatica op de Hogeschool voor Economische Studies in Amsterdam. In dit vak worden studenten bekend gemaakt met enkele software pakketten, zoals Dreamweaver en SPSS. Deze moeten ze vervolgens toepassen in een opdracht die van belang is voor een economisch gerichte studie. Een onderdeel van het vak heet ‘E-commerce en internet’. Hierin moet de student veel begrippen en nieuwe ontwikkelingen op dit terrein leren. Om het mogelijk te maken dat studenten hier in hun eigen tempo en op hun eigen mannier doorheen gaan, heeft Jan van Wieringen het onderwijsmateriaal opgedeeld in modules. Elke module bestaat uit een aantal begrippen die moeten worden geleerd, opdrachten in een digitale syllabus en een online oefentoets. De student kan hier in willekeurige volgorde doorheen. De meerwaarde van het digitaal aanbieden van deze modules ligt in het gemak waarin de student snel kan zoeken en doorklikken in het materiaal. Leerstof, toetsing en bronnen zijn geïntegreerd in één omgeving. Daarnaast kan het materiaal ook snel worden aangepast indien zich nieuwe begrippen voordoen of er onduidelijkheid bestaat over bepaalde uitleg. In de bijlagen vindt u een afbeelding van de het deel van de website van Jan van Wieringen waarin het onderwijsmateriaal modulair wordt aangeboden. Voor meer informatie wordt u uitgenodigd om de website van Jan van Wieringen te bezoeken (zie Zie ook).

Doel

De docent kan het onderwijsmateriaal flexibel aanbieden waardoor studenten de vrijheid krijgen om een eigen leerroute te bepalen, en waardoor er beter aangesloten wordt bij de competenties en interesses van de student. Dit kan motiverend werken.

Wanneer te gebruiken

Als de doelgroep heterogeen is qua competenties en interesses en gewend is aan het zelfstandig bepalen en uitvoeren van een leerroute.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Deel de leerstof op in op zichzelf staande eenheden of modules
  2. Ontwerp een schema of ordeningsprincipe waarin deze modules met elkaar in verband worden gebracht. Een voorbeeld hiervan is het model van Jan van Wieringen (zie praktijkvoorbeeld) of bijvoorbeeld een mindmap, zoals beschreven in het IDEE Hoe gebruik je een mind-map tool in je vak om studenten te ondersteunen?
  3. Bedenk een vast format voor de opbouw van de modules en welke indicatoren (trefwoorden) noodzakelijk zijn om de modules te beschrijven. Een module kan een samenstelling zijn van leerstof, bronmateriaal, toetsing en/ of oefeningen. Een voorbeeld hiervan vindt u als bijlage 2
  4. Werk de modules volgens het format uit.
  5. Maak de modules digitaal. Ontwerp een interface waarmee toegang verkregen kan worden tot de modules, gebaseerd op het onder 2 geformuleerde ordeningsprincipe.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Instrueer studenten over datgene wat er van ze verwacht wordt.
  • Biedt ondersteuning voor studenten die problemen hebben met de vrijheid die ze wordt geboden. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van suggesties voor leerroutes.
Tip

Randvoorwaarden

  • De in het voorbeeld genoemde docent gebruikt een eigen ontworpen website omdat hij dit als IT-er gemakkelijk zelf kan maken en hij dat ook leuk vindt om te doen. Voor docenten die hier meer moeite mee hebben, is het gebruik van een digitale leeromgeving een beter idee.
  • Er zijn software pakketten op de markt om vrij eenvoudig digitaal onderwijsmateriaal te maken. Ga na of uw instelling hier een licentie voor heeft.
  • Om onderwijsmateriaal goed op te kunnen slaan en ook weer terug te kunnen vinden, is het gebruik van een content management systeem aan te raden. Dit is echter wel voor de geavanceerde ICT gebruiker.

Zie ook

Geplaatst op 24-06-2005 door adminComments Off on Flexibel leren m.b.v. modulair onderwijsmateriaal

 
Auteur(s): Karen Jager, Wilco te Winkel Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je ICT kunt gebruiken om een rijke, studentgerichte leeromgeving te creëren die studenten stimuleert om zelf te bepalen welke leerstof relevant is.

Voorbeeld uit de praktijk


In september 2001 is aan de Erasmus Universiteit Rotterdam een nieuwe opleiding Psychologie gestart. Deze opleiding is gestoeld op Probleem Gestuurd Onderwijs. Alle jaren bestaan uit 8 vakken van 5 weken. Studenten volgen slechts één vak tegelijk. Tijdens een vak komen studenten twee keer per week bij elkaar voor tutor groep bijeenkomsten, waarin ze een probleem bespreken en leerdoelen formuleren. Deze leerdoelen vormen het uitgangspunt voor zelfstudie. De resultaten van de zelfstudie worden besproken in de eerste helft van de volgende bijeenkomst. De tweede helft van deze bijeenkomst wordt gebruikt om een nieuw probleem te bespreken. Naast deze bijeenkomst bestaat elk vak uit andere leeractiviteiten zoals vaardigheidstraining en colleges en wordt bij elk vak relevant filmmateriaal getoond.

Een belangrijk uitgangspunt bij het opzetten van de opleiding was dat het Internet gebruikt werd om het probleem gestuurde leren een stap verder te brengen, door studenten te voorzien van een rijkere leeromgeving. Er is een elektronische leeromgeving ontwikkeld met de naam PsyWeb (http://www.psyweb.nl). PsyWeb bevat alle relevant geachte onderwijsmaterialen, artikelen, boekhoofdstukken, colleges, video’s, animaties, experimenten, powerpoints en e-chapters.

Doel

De docent weet hoe hij binnen een elo een rijke leeromgeving kan creëren die studenten stimuleert om zelf hun studiemateriaal te kiezen en daar actief mee aan de slag te gaan.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Zorg voor voldoende relevant onderwijsmateriaal binnen de Digitale Leeromgeving. Bied studenten niet alleen keuze in het primaire onderwijsmateriaal, maar voeg ook secundaire, verlevendigende onderwijsmaterialen toe. Dus naast artikelen en hoofdstukken, ook digitale colleges, animaties, video’s, PowerPoint presentaties, Internetsites en dergelijke.
  2. Bied studenten voldoende ondersteuning bij het selecteren van de bronnen. Voeg bijvoorbeeld aan elke bron een kernzin, samenvatting of opmerking van de docent toe. Dit helpt studenten om gerichter te kiezen uit de beschikbare bronnen.
  3. Plan activiteiten die studenten motiveren om actief met de leermaterialen om te gaan:
    • Voeg (per bron) vragen toe die studenten helpen bij het gericht bestuderen van de bron
    • Laat studenten in groepen vooraf aan het college een antwoord formuleren op een probleem en laat deze antwoorden tijdens het college (of online) beoordelen door andere studenten (zie IDEE Hoe organiseer je peer review via een discussieforum?)
    • Laat studenten voorafgaand aan het college reageren op stellingen rond het lesmateriaal (zie IDEE Hoe laat je studenten voorafgaand aan een college reageren op stellingen?)
    • Voeg een ratingsysteem of een reviewsysteem waarmee studenten hun mening kunnen geven over het betreffende leermiddel.Bij een ratingsysteem geven studenten op een 5-punts schaal aan hoe goed ze het betreffende leermiddel vinden. Bij een reviewsysteem geven studenten per leermiddel hun mening. (zie IDEE Hoe kan een Kennis Management Systeem mijn vak versterken?; IDEE Hoe maak je een online bronnenportaal?)
    • Maak een forum aan waarin studenten relevante URL’s kunnen toevoegen voor andere studenten.
    • Stel studenten in staat, en moedig hen aan om aantekeningen te maken bij de diverse leermiddelen
    • Stel studenten in staat om zelf hun eigen leermiddelen (internetsite, PowerPoint presentatie, video) te uploaden.

Tip
  • Zorg ervoor dat ‘onzin’ uit de door studenten toegevoegde materialen gefilterd wordt. Screen het geuploade materiaal regelmatig en verwijder de niet serieuze bijdragen. Je kunt hier bijvoorbeeld ook een studentassistent voor inschakelen.
  • Maak tevens een zichtbaar onderscheid tussen de materialen die aangeboden worden door de docent(en) en materialen die toegevoegd zijn door medestudenten.
  • In plaats van het ‘klaar zetten’ van onderwijsmateriaal, kun je ook besluiten om studenten een zoekpagina aan te bieden. Zorg ervoor dat studenten via deze pagina alle onderwijsmaterialen kunnen doorzoeken, bijvoorbeeld gebruik makende van letterlijke woorden of curriculumthema’s.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Stel het onderwijsmateriaal beschikbaar aan de studenten. Geef studenten tevens een duidelijke (leer)taak mee. Het doel van deze taak is om de studenten een context en een doel te geven voor het bestuderen van het materiaal.
  2. Voer de geplande activiteiten om studenten te motiveren uit. Stimuleer studenten (tijdens colleges of online) om gebruik te maken van de mogelijkheden.
  3. Neem de beoordeling van de materialen door de studenten serieus en besluit op basis daarvan bijvoorbeeld om bepaalde materialen volgend jaar niet opnieuw op te nemen.
  4. Beoordeel zelf het door studenten aangeleverde materiaal. Neem dit eventueel op als leermateriaal voor het volgende jaar.

Ontleend aan

Koehorst, A., Winkel, W. te, Ronteltap, F. & Schmidt, H. (2002). Design, implementation and evaluation of PsyWeb, a learning environment in a problem based learning curriculum. In Kallenberg, A.J. & Ven, M.J.J.M. van de. The New Educational Benefits of ICT in Higher Education. Rotterdam: Erasmus Plus B.V.

Zie ook

Hoe kan een Kennis Management Systeem mijn vak versterken?

Hoe maak je een online bronnenportaal?

Hoe maak je opleidingsbreed gebruik van gemeenschappelijke documenten?

Hoe kun je studenten via webquests effectief gebruik laten maken van internetbronnen?

Geplaatst op 09-12-2004 door adminComments Off on Studenten actief met leerstof laten omgaan

 
Auteur(s): Rob Boutmy, Leonie Meijerink, Arjan Toet Organisatie(s): TU Delft, Sectie EduTec

Het gebruik van mind-mappen voor en door studenten in een online vak kan studenten mogelijk helpen bij het genereren van ideeën over het vak en het bieden van een overzicht van de (complexe) inhoud van een vak.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij de Sectie Educatie en Technologie van de TU Delft is een interfacultair vak, ‘E-learning minds’, ontwikkeld. De docenten die hierbij betrokken zijn hebben mind maps gemaakt om de te behandelen leerstof goed in kaart te kunnen brengen. Die mindmaps worden gepresenteerd aan studenten. Verwacht wordt dat met zo’n mind-map voor studenten de belangrijkste thema’s van een complex vak en de relaties hiertussen in één oogopslag duidelijk zijn. Studenten kunnen op het moment dat het hen uitkomt kiezen wanneer zij zich in welk thema verder willen verdiepen. Achter de verschillende onderdelen zijn links naar additionele informatie worden toegevoegd, bijvoorbeeld websites, rapporten of audio-visuele elementen, waaruit de studenten kunnen kiezen. Tevens kunnen subcategorieën worden ondersteund door afbeeldingen, om ervoor te zorgen dat het makkelijker in het geheugen van studenten blijft hangen. Het is de bedoeling dat als studenten zelf met extra informatie komen zij ook in staat zijn om de mind-map van het vak uit te breiden.Dit wordt aangeboden in Blackboard aan studenten van het vak ‘E-learning minds’. De links zijn aanklikbaar en er zijn resources achter gehangen. Het is van belang om de verbanden tussen de onderdelen in het product dat aan de student wordt aangeboden weg te laten. Hierover zijn namelijk verschillende interpretaties mogelijk en het niet de bedoeling dat studenten de interpretatie van de docent als ‘de waarheid’ gaan aannemen.

Doel

De docent kan gebruik maken van een mind-map tool om leerinhouden overzichtelijk aan te bieden aan studenten.

Wanneer te gebruiken

  • Als je het voor studenten inzichtelijk wilt maken hoe een vak in elkaar zit.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ontwikkel een mind-map voor het vak, zoals dat beschreven is in het IDEE ‘Hoe gebruik je (in een docententeam) een mind-map tool bij de inhoudelijke ontwikkeling van een vak?’
  2. Laat verbanden tussen de onderwerpen van een mind-map weg. Over waar je verbanden legt zijn verschillende interpretaties mogelijk en het is niet de bedoeling dat studenten de interpretatie van de docent als ‘de waarheid’ gaan aannemen.
  3. Selecteer in de mind-map welke links aan naar literatuur, rapporten, clips e.d. voor studenten relevant zijn en welke aansluiten bij het niveau van de studenten.
Tips

  • Geef met verschillende kleuren aan welke resources minimaal vereist zijn om te hebben gebruikt/gelezen en welke optioneel zijn.
  • Maak waar mogelijk gebruik van afbeeldingen om het geheugen van de student te stimuleren.
  • Bedenk een opdracht voor studenten (gerelateerd aan de doelstellingen van het vak) die zij alleen kunnen uitvoeren door informatie uit de achterliggende links en resources van de mind-map te halen. Denk bijvoorbeeld aan een groepsopdracht waarin zij de mind-map gebruiken om een onderwerp te kiezen.
  • Bij groepsopdrachten kunnen de groepen ook de opdracht krijgen om een eigen mind-map te maken over het onderwerp dat zij gekozen hebben.
  • Plaats de mind-map in de Digitale Leeromgeving. Studenten gebruiken deze mind-map als een soort inhoudsopgave voor de achterliggende informatie. Bij Blackboard kan de mind-map bijvoorbeeld onder de course documents geplaatst worden Door de mind-map in html-formaat te plaatsen, wordt de drempel verlaagd voor studenten om toegang tot de (informatie in de) mind-map te krijgen.
  • Maak een discussieforum aan waarin studenten vragen kunnen stellen over de mindmap van de docent en eventueel suggesties doen voor het aanvullen en/of veranderen van die mind-map. Over deze aanvullingen kunnen studenten discussieren, waarbij ook de docent een rol kan spelen.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Geef studenten de opdracht om informatie te zoeken en gebruiken die zij uit de mind-map kunnen halen. Studenten kunnen bijvoorbeeld op zoek gaan naar informatie over een project. Geef duidelijk aan dat de mind-map bedoeld is om studenten een goed overzicht te geven, maar dat het niet suggereert dat het model een exacte weergave van de werkelijkheid is. Studenten hoeven niet altijd alle informatie te doorlopen. Wel moet van hen worden verwacht dat zij de informatie vinden die hoort bij het onderwerp/ het project waaraan zij werken.
  2. Bouw gedurende het vak momenten in waarop studenten kunnen reflecteren op de nieuwe informatie die zij zijn tegengekomen. Zij kunnen dit in het discussieforum doen. Als de groep groot is wordt aanbevolen om gebruik te maken van groepsdiscussies.
  3. Bied studenten de mogelijkheid om extra informatie of suggesties die zij gedurende het vak tegenkomen toe te voegen aan de mind-map (gebruik de organisatorische structuur die je daarvoor bedacht hebt).
Tips
  • Om studenten te stimuleren tot het leveren van bijdragen aan de mind-map kan je ervoor kiezen om de bijdragen mee te nemen in de beoordeling van de studenten.
  • Het is mogelijk om studenten eerst zelf een mind-map te laten maken. Gevaar is dan alleen dat er wel heel veel verschillende invalshoeken/perspectieven bij elkaar gebracht moeten worden. In de praktijk blijkt dat veelal onwerkbaar.

Achtergrondinformatie

Tergan, S.-O. (2003). Managing knowledge with computer-based mapping tools. In D. Lassner & C. Mc Naught (Eds.), Proceedings of the ED-Media 2003 World Conference on Educational Multimedia, Hypermedia & Telecommunication (pp. 2514-2517). Honolulu, HI: University of Honolulu.

De laatste jaren is er veel aandacht voor concepten als brainmap, conceptmap of mindmap. Er zijn allerlei handige tools verschenen om online dergelijke maps te genereren (zie bijvoorbeeld http://www.mind-map.com/). Het gebruik van mind-maps (of concept maps, brainmaps of andersoortige vormen) lijktin een aantal gevallen studenten te kunnen helpen bij het krijgen van overzicht over complexe onderwerpen.

Online mind-mappen (zoals in de afbeelding uit het praktijkvoorbeeld) is bijvoorbeeld mogelijk met behulp van de tool ‘mind manager’. Deze is te vinden onder de volgende link: www.mindmanuals.com (21 dagen om uit te proberen). Over de strategie van Brain Blooming, mind mappen met een groep, kan meer gelezen worden op: http://www.mind-mapping.co.uk/group-mind-mapping.htm.

Zie ook

Hoe gebruik je (in een docententeam) een mind-map tool bij de inhoudelijke ontwikkeling van een vak?

Geplaatst op 10-03-2004 door adminComments Off on Een mind-map tool gebruiken om studenten te ondersteunen

 
Auteur(s): Karen Jager Organisatie(s): Risbo

Internationaal worden er diverse online simulatie activiteiten georganiseerd. Dit idee beschrijft hoe je als docent een dergelijke simulatie kunt inpassen in je onderwijs.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij het vak ‘Legal aspects of international business’ dat gegeven wordt aan de Ryerson University in Toronto, Canada, kunnen studenten als advocaten in een online simulatie deelnemen aan het keuzeproject ‘Virtual law firms’. Dit project is onderdeel van een internationale simulatie die georganiseerd wordt door de nonprofit organisatie Association Global View (www.globalview.org). Deze organisatie verzorgt onder andere simulaties op het gebied van Bedrijfskunde, Kunstgeschiedenis, Literatuurwetenschappen, Politicologie, Communicatiewetenschappen en Recht. Aan de verschillende simulaties doen universiteiten mee van over de hele wereld. Vanuit Nederland is de HES bijvoorbeeld betrokken bij de bedrijfskundige simulatie.

In AGV’s Advanced Business Simulation starten teams van 3 tot 6 studenten van deelnemende instituten een ‘bedrijf’ in the Global View wereld. De Global View wereld is een online platform, waarin gebruik gemaakt wordt van de communicatietools van WEB-CT. De bedrijfjes moeten van de grond af worden opgebouwd en moeten de activa structuur vaststellen en de financiële behoeften, en alle bedrijfshandelingen uitvoeren zoals het managen van informatiesystemen, accounting, financiën, marketing, management en productie. Er moet gereageerd worden op voortdurend veranderende economische en politieke ontwikkelingen, die bekend worden gemaakt via een speciaal uitgegeven wekelijkse krant die beschrijft wat er in de gesimuleerde wereld gebeurd is


Voorbeeld van de wekelijkse krant

Per semester gaan er drie simulatiejaren voorbij en bedrijven moeten elk week de kwartaalcijfers presenteren. Gedurende de hele week moeten de bedrijven actief zijn in het kopen, verkopen, onderhandelen en samenwerken met andere internationale bedrijven.

De reguliere deelnemerskosten bedragen ongeveer 60 euro per student. In ruil daarvoor verzorgt AGV de spil van de simulatie: medewerkers die effectief communiceren met de studenten en docenten om uit te leggen hoe de simulatie werkt en om problemen op te lossen die zich voordoen en die de simulaties ontwerpen, bijhouden en onderhouden. Gedetailleerde richtlijnen voor de handel leggen de regels van het spel vast en bepalen hoe contracten gemaakt moeten worden, welk gedrag onacceptabel is, zowel professioneel als persoonlijk, en de bijbehorende sancties.

Uiteraard ondervinden deze virtuele bedrijven bij het kopen en verkopen van producten over de wereld regelmatig problemen gerelateerd aan bedrijfsrecht en lopen ze tegen dezelfde onenigheden en conflicten aan als echte bedrijven bij het internationaal zaken doen. In dit soort gevallen wordt een fictief advocatenkantoor, met de naam Virtual Law Firms van de Ryerson University ingeschakeld. Zij verschaffen juridisch advies en slechten conflicten voor virtuele bedrijven over de hele wereld. De studenten van de advocaten kantoren hebben als taak contact op te nemen met hun cliënten om zo snel mogelijk te komen tot een bevredigende oplossing voor het probleem.

Doel

De docent kan zijn studenten laten deelnemen aan een bestaande en centraal gecoordineerde internationale online simulatieactiviteit.

Wanneer te gebruiken

  • wanneer studenten zich moeten leren aanpassen aan snel veranderende (bedrijfs) omgevingen.
  • wanneer studenten moeten leren werken in multiculturele teams en daarbij ook effectief leren online te communiceren binnen deze teams.
  • wanneer het gaat om het opdoen van internationale ervaring op de eigen campus.
  • Wanneer je studenten wilt laten leren van authentieke leertaken met authentieke rollen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Bedenk of en zo ja hoe een simulatie zou kunnen passen bij de doelstellingen die je voor jouw vak hebt geformuleerd.
  2. Ga op zoek naar geschikte online simulaties. De Association Global View (www.globalview.org) verzorgt onder andere simulaties op het gebied van Bedrijfskunde, Kunstgeschiedenis, Literatuurwetenschappen, Politicologie, Communicatiewetenschappen en Recht. De Association Global View neemt de gehele organisatie van de simulatie voor zijn rekening (opdracht voor studenten, deadlines, begeleiding en feedback).
  3. Neem contact op met de organisator van de online simulatie en bespreek de mogelijke participatie van jouw studenten.
    • Je kunt er voor kiezen je studenten op een reguliere wijze te laten participeren in de simulatie of een eigen rol bedenken (en bespreken) voor je studenten. Het idee vanuit Ryerson College van de Virtual Law Firms is een voorbeeld van de laatste vorm.
    • Houd er rekening mee dat het tijdsschema van de simulatie moet passen binnen het tijdsschema van jouw vak.
  4. Schrijf de studenten in voor de simulatie.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Stel de studenten op de hoogte van de deelname aan de simulatie. Breng ze op de hoogte van wat er van ze verwacht wordt, hoe ze beoordeeld zullen worden, wat de deadlines zijn etc. Dit kan via een bericht in de digitale leeromgeving of via e-mail.
  2. Houd tijdens de simulatie contact met de organisatoren en met de betrokken studenten en grijp in bij eventuele problemen.
  3. Beoordeel de prestaties van de studenten. Besteed daarbij aandacht aan het product en het proces (zie IDEE over reflectie samenwerken in teams).

Tip

Vraag studenten bijvoorbeeld om een kopie van hun communicatie met andere partijen binnen de simulatie te sturen of zorg ervoor dat de communicatie plaatsvindt binnen een discussieforum waar jezelf ook toegang toe hebt.

Randvoorwaarden

De kosten om mee te doen aan een dergelijk simulatieprogramma bedragen ongeveer 60 euro per student.

Ontleend aan

Leah P. Macfadyen (2003). International education online? A report on Six Canadian Case Studies. Vancouver, Canada: MAPLE Centre.

Zie ook

Hoe kun je studenten laten leren door middel van simulaties?

Hoe laat je studenten in multidisciplinaire projectgroepen werken aan authentieke producten?

Geplaatst op 03-03-2004 door adminComments Off on Een bestaande internationale online simulatie gebruiken

 
Auteur(s): Gert-Jan Verheij, Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Studenten kunnen met de huidige videotechniek heel eenvoudig videobeelden maken ten behoeve van een (beeld)verslag van bijvoorbeeld een bijeenkomst of excursie en dit laten zien aan docent en medestudenten.

Voorbeeld uit de praktijk

Voorbeeld: bij de conferentie Ed-Media in 1999 in Seattle zijn de presentaties van de keynotespeakers bezocht . Op basis van de inhoud van de keynote zijn tijdens de sessie vijf cruciale vragen geformuleerd. Die vragen zijn na afloop gesteld aan de keynotespeaker en de antwoorden daarop zijn opgenomen op video. Elk antwoord mocht maximaal één minuut duren. Op die manier ontstaat een kort en bondig videoverslag van de conferentie van vijf minuten per keynotespeaker, zodat de belangrijkste kernpunten uit de conferentie duidelijk naar voren komen.
Op dezelfde wijze kunnen ook beeldverslagen worden gemaakt door studenten van bijvoorbeeld bijeenkomsten of excursies.

Doel

De docent kan studenten beeldverslagen laten maken van bijvoorbeeld conferenties, bijeenkomsten of excursies.

Wanneer te gebruiken

  • Video is een sterk bewijsmateriaal dat het interview of excursie echt heeft plaatsgevonden.
  • Met behulp van video kan de student aantonen dat hij/zij goed kan interviewen en informatie uit derden kan halen.
  • Video heeft als kenmerk dat het sterk motiveert om te bekijken (mits het kort en bondig blijft).

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Doe het als docent eerst zelf en maak een voorbeeld beeldverslag voor studenten.
  2. Formuleer een opdracht waarin voor studenten een beschrijving wordt gegeven waar in staat:
    • Het leerdoel van de opdracht. Bijvoorbeeld: ‘De student kan de essentie van het congres tonen aan mensen die niet naar het congres zijn geweest’.
    • De functie van deze opdracht (waarom moet de student deze opdracht doen). Bijvoorbeeld: ‘Door het interview en de juiste vragen laat je zien dat je in
      staat bent de essentie van het congres voor het voetlicht te brengen’.
    • De instructie. Beschrijf in stappen hoe de opdracht moet worden uitgevoerd (dat zijn de stappen die hier worden beschreven).
    • De hoeveelheid tijd die de opdracht vergt van de student.
    • Het gewenste resultaat. Het eigen voorbeeld is daarbij een handig hulpmiddel.
    • Hoe de nabespreking zal plaatsvinden. Bijvoorbeeld: ‘De filmpjes worden het volgende college getoond. Na elk filmpje is er gelegenheid tot het geven van feedback op wat je hebt gezien.’
  3. Ga na of er een instructie is voor het gebruik van videocamera’s voor studenten. Indien dat niet beschikbaar is moet er een instructie worden georganiseerd.
  4. Instrueer studenten dat ze het verslag direct op zo’n manier opnemen dat er geen montage achteraf nodig is:
    • Studenten zetten van te voren de vragen duidelijk op papier en bespreken die met de spreker.
    • De opnames gaan per vraag. Het verdient de voorkeur om (mits een spreker daaraan wil meewerken) bij elke vraag eerst even ‘droog’ te oefenen met de spreker, dat wil zeggen dat de spreker de kans krijgt om zijn verhaal te formuleren. Een tweede keer lukt dat dan vaak beter en korter. Die tweede keer wordt op de video gezet.
    • Wanneer een opname niet voldoende is, wordt de band teruggespoeld en wordt het opgenomen deel overgespoeld.
    • De videobandjes worden ingeleverd bij bijvoorbeeld een audiovisueel medewerker die zorgt dat de videofilms beschikbaar komen op een videoserver.
    • Voorafgaand aan het nabesprekingscollege is het van belang eerst de videofragmenten in de betreffende zaal te bekijken om na te gaan of dat geen problemen oplevert.
Tips
  • In de meeste instellingen voor hoger onderwijs is een audio visuele dienst aanwezig die kan helpen bij het instrueren van studenten in het gebruik van digitale video.
  • Op sommige instellingen is inmiddels een videopoort beschikbaar waar studenten videobandjes kunnen inleveren die dan automatisch online worden gezet (zie bijvoorbeeld Inholland: mms://stream.inholland.nl/videopoort/VP1/videopoort/vidpoort.wmv).
  • Het is niet persé nodig dat de filmfragmenten worden gedigitaliseerd. Het is ook mogelijk om direct de fragmenten van het videobandje te bekijken op een beamer.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Laat studenten vooraf zien aan de hand van een voorbeeld wat de bedoeling is.
  • Als er met sprekers van buiten wordt gewerkt, laat studenten dan eerst met elkaar oefenen met het vragen stellen en opnemen.
  • Zorg dat het opname materiaal beschikbaar komt via een videoserver. Dit kan veelal worden gedaan door de audiovisuele dienst of een ict-ondersteuningscentrum van de instelling.
  • Laat studenten voorafgaand aan het bespreekcollege de (streaming) video thuis of op het instituut bekijken. En geef hen daarbij de opdracht om (bijvoorbeeld) een goed en niet goed punt uit de video te noemen voordat de film wordt vertoond in de groep.

Randvoorwaarden

  • Voor de nabespreking is een zaal nodig waar de video kan worden afgespeeld (er is een beamer nodig, goed geluid en zo nodig snelle internetverbinding).
  • Er moeten voldoende digitale camera’s beschikbaar zijn.
  • De videobeelden moeten op een streaming video server kunnen staan (de meeste instellingen in het hoger onderwijs beschikken over zo’n server).
Geplaatst op 02-03-2004 door adminComments Off on Beeldverslag van bijeenkomst of excursie

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Videomateriaal kan vaak interessante ondersteunende informatie geven bij een onderzoek. In dit kenniselement wordt beschreven hoe je dat doet. Het kan dan gaan om bestaand videomateriaal (tv-beelden) en om eigen gemaakte opnamen.

Voorbeeld uit de praktijk

In het project Av@lon konden studenten van de Rijksuniversiteit Groningen televisiebeelden van journaals en documentaireprogramma’s over grote rampen in Nederland bekijken en analyseren. Deze beelden zijn beschikbaar gesteld door de omroepen en zijn online beschikbaar (voor de deelnemende instellingen) via de SURF-videoserver. Dankzij het Av@lon project konden studenten de beelden op de eigen instelling bekijken en daarin ook fragmenten selecteren. Zo’n selectie is eenvoudig op te nemen in een tekstdocument. De lezer van dat document wordt dan direct doorgelinkt naar het betreffende fragment. Zo kan bijvoorbeeld een klein fragment worden geselecteerd uit het beeldmateriaal van de watersnoodramp in 1953 om een bepaalde stelling te onderbouwen. Of een student krijgt de opdracht om aan de hand van verschillende fragmenten door de jaren heen de ontwikkeling van het televisie-interview te laten zien. In het document kan de student een toelichting geven en per keer verwijzen naar de geselecteerde videofragmenten, zodat de docent direct kan zien of de betreffende gekozen fragmenten het betoog van de student adequaat ondersteunen. Punt is wel dat het document van scherm gelezen moet worden en de lezer moet beschikken over een snelle internetverbinding om de video’s te kunnen bekijken.

Doel

Studenten in hun documenten naar videofragmenten kunnen laten verwijzen.

Wanneer te gebruiken

  • Als gebruik wordt gemaakt van fragmenten uit bestaand videomateriaal.
  • Als gebruik wordt gemaakt van fragmenten uit eigen videomateriaal.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Bedenk opdrachten bij het materiaal. Voorbeelden zijn:
  • Laat aan de hand van fragmenten door de jaren heen zien hoe interviewtechnieken op televisie zijn veranderd.
  • Laat met behulp van videofragmenten zien in hoeverre een politieke campagne anno 2002 anders is dan in 1982.
  • Als er gewerkt wordt met bestaand materiaal, maak dan studenten duidelijk waar ze dat materiaal kunnen vinden. Maak hen er ook op attent dat het online bekijken van video veel vergt van een internetverbinding en eigenlijk alleen mogelijk is via het netwerk van het instituut.
  • Maak afspraken met de houders van de auteursrechten van het bestaand materiaal over het online beschikbaar stellen van het video materiaal.
  • Als studenten zelf video maken, maak dan afspraken met de beheerder van de videoserver hoe de videofragmenten van de studenten op de server komen.
  • Maak een instructie in het gebruik van de tool waarmee studenten fragmenten kunnen selecteren. Een voorbeeld van zo’n tool is de virtuele snijmachine.
  • Maak een instructie hoe de studenten een link in hun tekstdocument kunnen opnemen.
Tips
  • Windows XP bevat een eenvoudig videomontageprogramma (Windows Movie Maker), zodat studenten eenvoudig in staat zijn hun video te monteren tot een ‘geliktere’ versie.
  • De meeste universiteiten en hogescholen hebben inmiddels een videoserver of zijn daarmee bezig. Informeer daarover. Zonodig kan ook de videoserver van SURF worden gebruikt (zie www.surfnet.nl).
  • Op de websites van de publieke omroep en op de site van Beeld en geluid zijn veel beschrijvingen te vinden van videomateriaal. Om deze daadwerkelijk te kunnen bekijken en gebruiken is evenwel eerst toestemming nodig.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Neem aan het begin van de collegereeks de instructies door over het gebruik van de tool waarmee studenten fragmenten kunnen selecteren.
  • Laat aan het begin van de collegereeks zien hoe studenten een link naar een videofragment in hun tekstdocument kunnen opnemen.

Randvoorwaarden

  • De videobeelden moeten op een streaming video server kunnen staan.
  • De student en docent moeten beschikken over een computer met ten minste breedbandinternetaansluiting.
  • Er is een tool nodig om snel fragmenten te kunnen selecteren en links te kunnen maken naar zo’n fragment.

Zie ook

Geplaatst op 02-10-2003 door adminComments Off on Video als bronmateriaal

  Next Page »