Samenwerkingsopdrachten appelleren op het leren als een sociaal proces. ICT schept de mogelijkheden om samen te werken en samen te leren ook wanneer studenten in tijd en plaats niet bij elkaar zijn. De kwaliteit van een samenwerkingsopdracht hangt echter af van een aantal factoren.
Voorbeeld uit de praktijk
Geen praktijkvoorbeeld beschikbaar. Bijdragen zijn welkom.
Doel
De factoren beschrijven die de kwaliteit van samenwerkingsopdrachten in een dlo mee bepalen. Samenwerken kan zowel een doel op zich zijn in een onderwijsmodule als in dienst staan van andere opleidingsdoelen, bijvoorbeeld leren ontwerpen.
Wanneer te gebruiken
- Als een docent besluit om in zijn cursus samenwerkingsopdrachten te gebruiken.
- Als samenwerking voor studenten een belangrijk onderdeel van het leerproces is.
- Als een opdracht zo omvangrijk is dat een student die niet alleen kan uitvoeren.
Aandachtspunten bij de uitvoering
De volgende samenwerkingsopdrachten lenen zich goed voor toepassing in een dlo:
- Samen een product maken. Men spreekt in dit verband wel van productief leren. Ontwerpopdrachten behoren tot deze categorie. Voor het uitvoeren van ontwerpopdrachten bestaan regels en procedures die studenten moeten toepassen.
- Samen iets onderzoeken of uitzoeken, samen een probleem oplossen. Studenten construeren een oplossing voor een concrete probleemstelling. In de regel wordt bij dit soort opdrachten gewerkt volgens een vaste procedure (bijvoorbeeld Systematisch problemen oplossen; SPA). Literatuuronderzoek zal vaak een onderdeel van het leerproces zijn.
- Samen over iets nadenken en discussieren, asynchroon communiceren. Docent en/of studenten kunnen onderwerpen inbrengen waarover gediscussieerd wordt. Van iedere student wordt een minimum aantal bijdragen aan elke stelling verwacht. Bijdragen moeten aan welomschreven kwaliteitseisen voldoen. De discussie kan na verloop van tijd door een of meer studenten worden samengevat.
Faciliteiten voor samenwerking in een dlo
- Discussieplatform. Op een discussion board kunnen docenten of studenten stellingen poneren en daarop in ‘threads’ reageren. Voor nieuwe onderwerpen moeten nieuwe threads aangemaakt worden, door docent of door studenten. Een discussie verloopt overwegend asynchroon.
- Chat. Aantrekkelijk omdat studenten van de huidige generatie gewend zijn met een dergelijke faciliteit om te gaan.
- File exchange. Geavanceerde file exchange programma’s bieden de mogelijkheid in documenten wijzigingen aan te brengen en houden een lijst van wijzigingen bij.
- E-mail. Voor communicatie tussen individuen.
- Video conferencing. Communicatie over grotere afstanden met beeld en geluid.
- Groepspagina’s en groepsruimtes.
- Group support systems.
Waar een docent aan moet denken wanneer hij samenwerkingsopdrachten in een dlo wil toepassen.
- Sommige taken kan een docent delen met of delegeren aan (ouderejaars) studenten. Deze dienen daarvoor wel goed geïnstrueerd te worden. Voorbeelden van taken die kunnen worden gedelegeerd zijn: modereren van discussies en beoordelen of ingeleverde opdrachten aan bepaalde minimumeisen voldoen. Vooral wanneer sprake is van grote aantallen studenten kan delegatie van taken de docent ontlasten.
- De docent bedenkt geschikte opdrachten en formuleert die zo dat het de studenten duidelijk is wat precies van hen verwacht wordt.
- De docent bepaalt de spelregels. Hij stelt regels vast voor de wijze waarop wordt gecommuniceerd, welke faciliteiten daarbij worden gebruikt en wanneer welke (deel)producten gereed dienen te zijn. Ook geeft de docent aan wanneer hij of zijn assistenten voor (digitale) consultatie beschikbaar is.
- Groepsgrootte en groepssamenstelling. Groepen met meer dan 6-8 deelnemers krijgen problemen met samenwerken. De kans dat een of meer groepsleden gaan meeliften of zich afzijdig houden, neemt toe met het aantal deelnemers. In ontwerpopdrachten is het zinvol de groepsgrootte af te stemmen op de verschillende rollen of taken die vervuld moeten worden. De docent wijst de rollen toe aan de deelnemers of laat hen zelf kiezen.
- Modereren. Om te moderen moeten docenten of de assistenten toegang hebben tot alle relevante faciliteiten die in de dlo gebruikt worden. De docent ziet toe op juist gebruik en bewaakt dat geen vervuiling optreedt. De docent grijpt in wanneer hij meent dat de voortgang van de opdracht in gevaar komt of wanneer hij meent dat een student een onvoldoende bijdrage levert aan de samenwerking.
De waardering die studenten hebben voor samenwerkingsopdrachten in een dlo varieert en hangt samen met:
- De ervaring die zij hebben in het gebruik van de faciliteiten van een dlo; onbekend maakt onbemind, dat geldt ook voor studenten
- De tijd die zij beschikbaar hebben; veel studenten zien samenwerking als een onderwijsvorm die veel tijd kost en dus inefficiënt is; als studenten weinig tijd hebben werken ze liever individueel
- Hun mogelijkheden groepsgenoten fysiek te ontmoeten; als je elkaar gemakkelijk kunt ontmoeten geven studenten daar de voorkeur aan
- De aanwezigheid van een infrastructuur van hoge kwaliteit; de dlo dient 100 procent betrouwbaar en altijd operationeel te zijn.
Randvoorwaarden
De technische infrastructuur van de dlo moet van hoge kwaliteit zijn (betrouwbaar, beschikbaar en gebruiksvriendelijk).
Achtergrondinformatie
Samenwerken is een vorm van actief leren. Studenten bouwen kennis op door met elkaar van gedachten te wisselen over inhoudelijke onderwerpen, door afspraken te maken over verdeling van het werk, door samen oplossingen voor een probleem te vinden en door samen aan een product te werken. Om de samenwerking effectief te laten zijn, moet de dlo communicatie op een effectieve manier mogelijk maken. De rol van de docent is vooral voorwaardenscheppend.
Overigens zijn studenten niet zondermeer overtuigd van het nut van samenwerking in een dlo, zeker niet wanneer de noodzaak tot samenwerken op afstand gering is.
Ontleend aan
J. Lowyck, J. Poysa; Design of collaborative learning environments; Computers in Human Behavior 17 (2001) 507-516
Craig Locatis; (1998) Cooperative learning and distance education online; The collaboratory for high performance computing and coomunications.