Auteur(s): Tiny David Organisatie(s): Hogeschool Gent

Om buitenlandse studenten beter voor te bereiden op hun studieverblijf in Nederland of België kan de ontvangende instelling via het inzetten van messenger software reeds vooraf communicatie op gang trekken. Zo kan snel internationale groepsgeest ontstaan en wordt ‘nationale ghettovorming’ vermeden.

Voorbeeld uit de praktijk

Het departement Bedrijfskunde Mercator (BMER) van Hogeschool Gent ontvangt elk jaar meer buitenlandse studenten in het kader van het Erasmus/Socrates programma. Zij komen een semester lang studeren in het Engelstalig Internationaal Curriculum. Bedoeling is uiteraard dat ze competenties verwerven in specifieke vakgebieden. De evidente meerwaarde van een Erasmusuitwisseling is daarbij de internationale context, het taalbad (in verschilllende talen, niet alleen het Engels) en de interculturele aspecten. Belangrijk daarbij is dat zo snel mogelijk een internationale groepsgeest ontstaat en dat ‘nationale ghettovorming’ wordt vermeden.

Het International Office (IO) van het departement Bedrijfskunde Mercator (BMER) heeft hier een aantal oplossingen voor bedacht. De communicatie tussen het IO en de studenten, en tussen de studenten onderling wordt op actieve wijze bevorderd door het zeer vroegtijdig inschakelen van een virtueel communicatieplatform. Op die manier kunnen de studenten met de staf van het OI en met elkaar kennismaken.

Doel

De buitenlandse studenten beter voorbereiden op hun studieverblijf door ze met het IO en met elkaar te laten kennismaken nog voor ze op de campus aankomen. De communicatie bevorderen tijdens hun studies aan de ontvangende instelling.

Wanneer te gebruiken

  • als je de studenten wil laten kennismaken met het IO;
  • als je de studenten met elkaar wil laten kennismaken nog voor ze in de ontvangende instelling zijn aangekomen;
  • als je de toekomstige studenten wil laten kennismaken met studenten die reeds in de ontvangende instelling studeren of gestudeerd hebben;
  • als je op een snelle en efficiënte manier op de vragen van de studenten wil antwoorden.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Het aanmelden bij MSN of Yahoo

Aanmelden bij MSN of Yahoo kan snel en eenvoudig gebeuren via de respectievelijke websites www.msn.com en www.yahoo.com. De gebruiker wordt stap voor stap door de procedure geleid. Een MSN of Yahoo adres hebben is meestal niet nodig. Indien het systeem uw persoonlijk adres niet aanvaardt, kan toch zo’n adres aangemaakt worden en kan men de account zo instellen dat alle mail naar uw gebruikelijke adres wordt gestuurd.

2. Het aanmaken van een groeppagina.

Het aanmaken van een groeppagina is zeer eenvoudig. Op de webpagina van de platforms wordt stap voor stap aangegeven hoe men dit aanpakt. Voor instelling XXX zou de link naar de groeppagina bij MSN er zo kunnen uitzien: http://groups.msn.com/XXXErasmus. (Voor de concrete groeppagina van Hogeschool Gent departement Bedrijfskunde Mercator: zie rubriek Achtergrond). Andere platforms zoals Yahoo bieden dezelfde mogelijkheden.

3. Het invoegen van de studenten

Van zodra de groeppagina is aangemaakt kunnen de emailadressen van de nieuwe buitenlandse studenten worden ingevoerd. Het systeem zorgt ervoor dat elke student een uitnodiging krijgt om zich in de groep in te schrijven. De beheerder van de groeppagina geeft de student toegang tot de groep. Het gaat immers om een gesloten groep, dit om te vermijden dat talloze buitenstaanders zich in de communicatie gaan mengen.

4. Het invoegen van documenten

Op de groeppagina kunnen documenten gepost worden die te groot zijn om te worden doorgemaild. Op bijvoorbeeld http://groups.msn.com/XXXErasmus zouden de studenten o.a. plannetjes met de ligging van de campus en de studentenresidenties, een lexicon in verband met aankopen en etenswaren, de info brochure de instelling etc kunnen vinden.

5. Communicatie tussen de studenten onderling

De toekomstige studenten vinden op de groeppagina elkaars emailadressen en profielen. De ervaring heeft ons geleerd dat er zeer snel een druk email en chat-verkeer ontstaat tussen de toekomstige studenten onderling. Ook met ‘huidige’ studenten wordt veel gecommuniceerd, zodat de toekomstige studenten informatie krijgen over het reilen en zeilen in de ontvangende instelling en aangestoken worden door het enthousiasme van de ‘huidige studenten’. Op die manier ontstaan er ook reeds vriendschapsbanden die verder worden bevestigd van zodra de studenten aangekomen zijn. Het geeft de toekomstige studenten het gevoel dat ze zullen terechtkomen in een groep bekenden, vrienden.

6. Communicatie met het IO

Ook de Erasmuscoordinator is bereikbaar via het communicatieplatform. De communicatie verloopt, snel, efficiënt en op een vriendschappelijke toon. De studenten kunnen ten allen tijde met hun vragen bij de coordinator terecht. Antwoorden kunnen aanleiding geven tot nieuwe vragen. Die vragen worden onmiddellijk beantwoord, zonder dat er opnieuw moet gemaild worden. Chatten lijkt op het eerste gezicht tijdsverlies en triviaal. Maar in werkelijkheid blijkt het tijdswinst op te leveren. Ook de verstandhouding tussen de student en de coordinator wordt erdoor bevorderd.

7. Aankondigingen en foto’s

De groeppagina laat ook toe activiteiten aan te kondigen en achteraf de foto’s genomen door de coordinator of door de studenten voor iedereen toegankelijk te maken.

8. In het voorgaande werd de nadruk gelegd op de voordelen van de communicatie vooraf.

Het is echter evident dat dit communicatiekanaal open blijft en actief wordt benut wanneer de studenten zijn aangekomen op de campus.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Platforms zoals MSN en Yahoo zijn zeer gebruiksvriendelijk en behoren tot de jongerencultuur. Dit geldt ook voor chatten. Het is een ideaal medium, omdat de drempel zeer laag is
  • Het IO van de Hogeschool Gent departement BMER, heeft voor MSN gekozen omdat de meeste studenten het messenger systeem ervan kennen en een MSN profiel hebben, zodat er geen technische problemen opduiken. Maar zoals reeds vermeld, ook andere systemen bieden dezelfde mogelijkheden.
  • Dergelijke platforms maken snelle, gebruiksvriendelijke en informele communicatie mogelijk tussen studenten onderling en het IO. Ook het doorsturen van informatie gaat snel, en men vermijdt bij grotere bestanden de beperkingen die voor sommige email adressen gelden.
  • Valkuilen:
  • Soms ontstaan er misverstanden. Studenten posten soms berichten die bij andere studenten met een andere cultuur in verkeerde aarde vallen. Het is dan de taak van de coordinator om de plooien glad te strijken en aan beide partijen uit te leggen wat de oorzaak is van het misverstand. Dergelijke voorvallen zijn een goed startpunt voor een discussie over interculturele verschillen.
  • Er bestaat ook het gevaar dat de groeppagina als het ware gemonopoliseerd wordt door een beperkt aantal studenten die alle beschikbare ruimte inpalmen met hun foto’s en documenten. In dat geval moet de beheerder ingrijpen, ruimte vrijmaken voor de anderen en hen aanmoedigen om ook van de pagina gebruik te maken.
  • De communicatie die voorafgaat aan de aankomst van de studenten fungeert als een belangrijke ijsbreker tussen de studenten onderling en de coordinatoren van het IO. De studenten hebben de indruk al vrienden gemaakt te hebben voor aankomst, dit geeft hen een vertrouwd gevoel.
  • Het gebruik van een dergelijk platform is uiteraard niet cursus gebonden. Het gaat om interculturele communicatie waar alle vaardigheden op vlak van communicatie aan bod kunnen komen.

Achtergrondinformatie

Geert Hofstede (1997). Cultures and organizations, Software of the Mind. Dit is een studie over cultuurverschillen. Het verwijzen naar de dimensies van Hofstede kan cultuurverschillen verduidelijken.

Zie ook

Hoe spreek je snel individuele gesprekken af met veel studenten?

Hoe kun je groepen studenten van verschillende opleidingen en/of nationaliteiten online laten samenwerken?

Hoe creëer je een online community voor studenten?

Geplaatst op 31-05-2006 door adminComments Off on Buitenlandse studenten voorbereiden op studieverblijf hier

 
Auteur: Toine Andernach

Aan het online verzorgen van colleges en demonstraties kleven voor- en nadelen. Voordat we daar verder op ingaan bespreken we eerst wat begrippen.

Eerst het begrip online. Online colleges en demonstraties zijn beschikbaar op of spelen zich af op Internet. Bij online colleges en demonstraties kan het (klassieke) onderscheid worden gemaakt tussen synchroon (tegelijkertijd) en a-synchroon (niet tegelijkertijd). Voorbeeld: bij een synchrone online videoconferentie zijn de deelnemers allemaal binnen een vaste tijdspanne aanwezig. Een a-synchrone online demonstratie kan in een digitale leeromgeving beschikbaar worden gesteld om op een willekeurig moment bekeken te worden.

Wij zullen ons in dit themanummer dus richten op de online toepassingen van college geven en demonstreren, zowel synchroon als a-synchroon.

A-synchroon college geven en demonstreren

Voordelen van het online a-synchroon beschikbaar stellen van colleges en demonstraties zijn:

  • de archieffunctie (mogelijkheid van terugkijken)
  • flexibiliteit van raadplegen door studenten
  • eenvoudige distributie
  • eenvoudige beschikbaarheid voor grote doelgroep
  • eenvoudig hergebruik door de docent

Er zijn echter ook een aantal valkuilen te noemen: het komt bijvoorbeeld vaak voor dat studenten niet op de hoogte zijn van het feit dat er materiaal beschikbaar is, en waar het staat. En als ze het eenmaal hebben gevonden dan weten ze vaak niet wat ze er mee moeten doen en wat de relatie met het college is: een toelichting ontbreekt. Het wil ook nog wel ‘s gebeuren dat het materiaal verouderd is, omdat het veel makkelijk is om ‘t te laten staan waar ‘t staat dan om het te vervangen door een nieuwere versie… Een laatste valkuil is dat studenten vaak denken dat online collegemateriaal het college zelf vervangt. En het vervelende is: soms is dat nog waar ook… Dat betekent dus dat er goed nagedacht en gecommuniceerd moet worden over de verschillende functies van offline colleges en online collegemateriaal en de meerwaarde daarvan. Want voor je ‘t weet komen ze niet meer naar je college..

Op Digitale Didactiek zijn een aantal IDEEen te vinden over digitale middelen voor het online a-synchroon demonstreren en college geven. Wieland, (2005) bijvoorbeeld, beschrijft hoe docenten filmpjes kunnen maken ter vervanging van een responsiecollege. Er wordt extra uitleg gegeven over de leerstof en er worden veel gestelde vragen behandeld. Het voordeel van de online filmpjes is dat studenten ze in hun eigen tijd en herhaaldelijk kunnen bekijken. Docenten kunnen de tijd die ze winnen gebruiken voor andere onderwijsactiviteiten. Met de toenemende toegankelijkheid van het gebruik van digitale videotechnieken in het onderwijs zijn er de laatste jaren systemen ontwikkeld waarmee colleges en presentaties kunnen worden ‘ingeblikt’. Voorbeelden van dit soort systemen zijn:

Typisch voor deze systemen is dat het computerscherm tegelijkertijd een aantal onderdelen van het college laat zien: in het ene deel wordt een eerder op video opgenomen college vertoond, een ander deel toont op het juiste moment de door de docent gebruikte slides en weer een ander deel toont de opbouw van het college waardoor de student snel naar andere delen van het college kan klikken. In het Digicol-project worden de mogelijke gebruikstoepassingen voor studenten genoemd:

  • Als flexibel onderwijs
  • Als extra studiemiddel bij moeilijke stof
  • Als ondersteuning voor anderstalige studenten
  • Om een gemist college in te halen
  • Als er veel tijd tussen colleges en tentamen zit
  • Om een college te volgen van een expert op het vakgebied

Wanneer studenten moeten leren omgaan met software-toepassingen, dan kan het handig zijn om online a-synchroon een demonstratie voor het gebruik van die toepassing beschikbaar te stellen. Verheij en Deinum (2003) beschrijven een manier om de activiteiten op het beeldscherm te “filmen”: wat er wordt ingevuld, welke link wordt aangeklikt enz.

Het grote nadeel van alle bovengenoemde toepassingen is het inherente gebrek aan dynamiek in de interactie tussen docent en student en tussen studenten onderling. Een mogelijke oplossing voor dit probleem is het combineren van video-opnames met een discussie-lijst waarin de interactie kan plaatsvinden.

Ook bij de allernieuwste toepassingen van het a-synchroon online beschikbaar maken van videomateriaal (vodcasting en vlogging) kan dit probleem worden omzeild: een combinatie van beide technieken levert namelijk wel de mogelijkheden van interactie over online colleges op. Bij vodcasting wordt video gemaakt en verspreid naar iedereen die zich daarop heeft geabonneerd. Vlogging is het beschikbaar stellen van videobeelden (in de vorm van een soort videodagboek) op een weblog waaraan iedere bezoeker zijn bijdragen kan leveren. Een weblog is dus geschikt om de videobestanden die via Vodcasting zijn uitgezonden, a-synchroon beschikbaar te stellen en te bediscussiëren. Dat is precies wat de opleiding Communicatiewetenschap van de UvA heeft gedaan met de Vlog Vod.Comm waarop enkele Vodcasts van Piet Bakker zijn te bekijken. Pierre Gorissen heeft een Weblog gemaakt over deze toepassingen. Overigens is vodcasting een nieuwe vorm van podcasting. Bij die laatste vorm worden alleen audio-bestanden gemaakt en verspreid.

Synchroon college geven en demonstreren

Voor onderwijssituaties waarin studenten en docenten tegelijkertijd aanwezig zijn (maar niet noodzakelijkerwijs op dezelfde locatie) kunnen online synchrone colleges of demonstraties worden ontwikkeld. Voordelen van deze werkvormen zijn: het kunnen bereiken van een groot aantal mensen tegelijkertijd, bereikbaarheid vanaf de werkplek, zowel voor docent als deelnemers en de mogelijkheid van just-in-time vragen stellen en feedback geven. Vanwege de tijdsgevoeligheid (het moet allemaal op één bepaald tijdstip gebeuren!) vereisen deze werkvormen wel:

  1. een grondige voorbereiding
  2. een tijdige aankondiging van wat er precies gaat gebeuren
  3. goede afspraken met de betrokkenen

ad 1: er kan veel misgaan, zowel technisch als didactisch. Het is dus zaak om het gebruikte systeem eerst zelf uit te proberen en ermee te oefenen met bijvoorbeeld collega’s
ad 2: deelnemers bevinden zich op verschillende locaties en hebben ook vaak andere activiteiten. Om er zeker van te zijn dat iedereen bereikt wordt, moet ze tijdig worden geïnformeerd
ad 3: informeer deelnemers over de gang van zaken, de spelregels en de agenda en laat ze oefenen met het systeem.

Bovengenoemde zaken zijn zeer van belang bij de IDEEen die worden beschreven door Deinum (2003) over een manier om via Internet een online synchrone presentatie of demonstratie te verzorgen, Verheij en Deinum (2002) over het organiseren van een online synchrone videoconferentie en Wieland (2003) over het efficiënt en effectief laten verlopen van een chatsessie. Deze IDEEen zijn geschikt voor situaties waarin mensen zich op verschillende plaatsen bevinden en reis- en verblijfkosten bijvoorbeeld te hoog zijn.

Digitale Didactiek: E-Journal voor het onderwijs, nummer 17 mei 2006
Geplaatst op 30-05-2006 door adminComments Off on Thema – Online college geven en demonstreren

 
Auteur(s): Paul Corthals, Ivan D’haese Organisatie(s): Hogeschool Gent

Dit IDEE beschrijft hoe de docent via een digitale leeromgeving een practicum kan opzetten om studenten zelfstandig geluidsfragmenten (taal, muziek, etc.) te leren coderen of geschreven code om te zetten in geluid (taal, muziek, etc.). De bedoeling is dat de student in twee richtingen oefent (codes ‘lezen’ en zelf coderen) en dat hij het eigen leerproces controleert door de modeloplossingen te vergelijken met de eigen oplossing.

Voorbeeld uit de praktijk

In logopedieopleidingen of andere taalopleidingen zoals vertaler/tolk moeten de studenten fonetisch schrift leren beheersen. Het fonetische alfabet wijkt af van de klassieke spelling omdat het de eigenlijke articulatie en de het effectief hoorbare spraakgeluid wil weerspiegelen. Meestal wordt geopteerd voor het internationaal fonetisch alfabet (IPA). Dit codestelsel moet men beheersen in twee richtingen, vandaar twee types oefeningen: de text-to-speech-variant (lezen, uitspreken en vervolgens de eigen poging auditief verifiëren) of de speech-to-text-variant (luisteren, noteren en vervolgens de eigen poging visueel verifiëren). De sequens is dus telkens opgave/poging/typeoplossing.

“Live” en klassikaal dit soort oefeningen doorlopen lokt problemen uit: niet iedereen werkt in het zelfde tempo, er is vaak teveel rumoer om details op te merken en dezelfde opgave of typeoplossing moet talloze malen herhaald worden met perfect dezelfde articulatie. In ons opzet kunnen de cursisten in hun eigen tempo werken en zijn al de “replays” van de opgaven en oplossingen altijd perfect identiek.

Hoe wij in de praktijk te werk gaan, wordt geïllustreerd a.d.h.v. de drie volgende screenshots (zie bijlage).

  • Fig.1. Text-to-speech. De student leest eerst luidop de codetaal (hier IPA-transcripties) en verifieert zelf zijn poging vervolgens langs auditieve weg door de mp3-opname te beluisteren.
  • Fig.2. Speech-to-text. De student beluistert de mp3-opgave zoals tijdens een dictee en transcribeert. Vervolgens verifieert hij de eigen poging a.d.h.v. de typeoplossing (fig. 2)
  • Fig.3. Speech-to-text, vervolg. De student vergelijkt zijn versie met de typeoplossing. De nummering correspondeert met die van de mp3-opnames in fig. 2.

Doel

De docent kan een multimodaal practicum opzetten, bv. om codes te leren lezen en zelf te leren coderen. De realisatie van een dergelijk practicum in een elektronische leeromgeving maakt standaardisatie en individualisering mogelijk.

Wanneer te gebruiken

Deze aanpak is bruikbaar wanneer geluid moet gecodeerd worden of code in geluid moet worden omgezet.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ga eerst na welke audio-faciliteiten het elektronische leerplatform biedt. Kan het geluidsbestanden afspelen? In wav-formaat of in mp3-formaat? Sla de handleiding er op na of zoek hulp bij de helpdesk als het niet meteen intuïtief duidelijk is.
  2. Verzamel geluidsopnames met de kenmerken en moeilijkheden die u wilt inbouwen in de opgaven (specifiek intonatiepatroon, specifieke combinatie van codetekens, etc.). U kan ze zelf inspreken door middel van een microfoon aan uw pc en de geluidsrecorderfunctie (in Windows: programma’s, bureauaccessoires, entertainment, geluidsrecorder). Opnames in “*.wav”-formaat op (zoals met de geluidsrecorder in Windows) kunnen desgewenst geconverteerd worden naar een ander formaat a.d.h.v. freeware conversieprogramma’s (zoek bijvoorbeeld op http://www.tucows.com/ in de rubriek “audio” naar “audio conversion”). Ook met het softwarepakket Wimba kunnen dergelijke oefeningen worden aangemaakt.
  3. Maak een correcte transcriptie aan van elk audiofragment. Vergewis u ervan dat de symbolen correct weergegeven worden aan de studentenzijde van het leerplatform. Als het om IPA-tekens gaat is deze site een aanrader om correcte en zeer leesbare tekens te bekomen die gekopieerd en geplakt kunnen worden: http://web.uvic.ca/hrd/ipa/main.htm
  4. Presenteer de opgaven in text-to-speech-volgorde of in speech-to-text-volgorde overeenkomstig de procedures van het leerplatform. Men kan ook gewoon telkens twee opeenvolgende Powerpoint-schermen gebruiken en de oefeningendatabase als een Powerpoint-bestand beheren.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. De ervaring leert dat één klassikale kennismaking met het leerplatform en de verschillende soorten oefeningen de meeste studenten sneller op de juiste weg helpt.
  2. De aanpak, zoals hier beschreven is bedoeld als volledig zelfstandig te doorlopen leeractiviteit. Het is in wezen ook een vorm van drill and practice, waarbij de docent geen verdere rol speelt tijdens het verwervingsproces.
  3. De zelfevaluatie gebeurt via de modeloplossingen. De eindevaluatie gaat via een klassiek examen.
  4. Aan het virtueel practicum is ook een discussieforum met vraagbaak verbonden.
  5. Het virtueel practicum loopt parallel aan de hoorcolleges. Voor eventuele vragen kunnen de studenten desnoods ook het hoorcollege afwachten of naar het spreekuur komen.

Randvoorwaarden

  • Geluidsbestanden beluisteren via de pc lukt beter via een hoofdtelefoon omdat men dan van een betere signaalruisverhouding geniet.
  • Voor studenten met te weinig computer literacy zal volumeregeling op de pc en de aansluiting van een hoofdtelefoon of microfoon moeten gedemonstreerd worden.

Bijlage

Screenshots

Geplaatst op 11-05-2006 door adminComments Off on Hoe geluidsfragmenten leren coderen via een digitale leeromgeving?

 
Auteur(s): Martin Rehm, Dominique Waterval, Bart Rienties Organisatie(s): Universiteit Maastricht

Dit IDEE beschrijft hoe je Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) ook volledig online kunt verzorgen, gebruikmakend van een digitale leeromgeving.

Voorbeeld uit de praktijk

Aan de Universiteit Maastricht (Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde) wordt in de zomerperiode een cursus economie aangeboden voor aankomende studenten die zich voor één van de opleidingen aan deze faculteit hebben ingeschreven. De cursus is onderdeel van het project Web-spijkeren, dat tot doel heeft flexibel remediërend onderwijs te ontwikkelen voor een heterogene instroom. De Zomercursus Economie heeft als doel studenten bij te spijkeren op het gebied van economie, en wiskunde in relatie tot economie, zodat zij meer kans hebben om het eerste studiejaar zonder problemen door te komen.

De cursus vindt volledig online plaats en is gebaseerd op Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO), het onderwijsmodel dat de Universiteit Maastricht op bijna al haar vakken toepast. Dit onderwijsmodel vereist een actieve participatie van studenten, terwijl de docent een passieve maar coachende rol heeft (zie Achtergrond voor meer informatie over PGO). In 2005 is er geëxperimenteerd met een groep van ca. 50 studenten, die verdeeld werden over drie onderwijsgroepen. In de toekomst zal gekeken worden of ook grotere groepen studenten bijgespijkerd kunnen worden. Er wordt verondersteld dat studenten in ieder geval vier van de zes weken bereid zijn om 15-20 uur per week te studeren. Er zijn geen verplichte bijeenkomsten ingeroosterd en de studenten bepalen zelf wanneer ze werken.

Elke week kent vier leeractiviteiten: (1) een voorbespreking waarin studenten een probleem (taak) bespreken en leerdoelen formuleren die het uitgangspunt vormen voor zelfstudie; (2) zelfstudie; (3) een nabespreking waarin de resultaten van de zelfstudie worden besproken; en (4) een toets. De besprekingen vinden plaats op een discussieforum binnen een digitale leeromgeving (zie Figuur 1). Daarnaast worden ook de toetsen online afgenomen via de digitale leeromgeving.

Figuur 1 Besprekingen binnen een discussieforum


Doel

De docent kan een cursus opzetten die geheel online en volgens het PGO model wordt aangeboden.

Wanneer te gebruiken

Als de doelgroep bestaat uit studenten die op (grote) afstand van elkaar en van de instelling wonen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ontwerp een aantal taken volgens het PGO-model (kijk voor meer informatie over dit model onder het kopje Achtergrond).
  2. Maak op een discussieplatform voor elke taak een apart forum aan (zie Figuur 2).
  3. Figuur 2: Overzicht van discussieforums

  4. Bedenk een online opdracht om het ‘ijs te breken’ (Zie Welke ijsbrekers kun je inzetten om studenten elkaar online te laten leren kennen?). Dit is erg belangrijk, omdat studenten elkaar niet kennen en elkaar ook niet fysiek ontmoeten, maar wel met elkaar moeten samenwerken.
  5. Werk het tijdsschema uit waarbinnen de taken uitgevoerd moeten worden en plaats dit in de digitale leeromgeving.
  6. Verdeel de studenten, wanneer de inschrijvingen voltooid zijn, over onderwijsgroepen (kijk voor meer informatie over de groepsgrootte onder het kopje Achtergond).
  7. Stel voor elke onderwijsgroep een tutor aan die het leerproces bewaakt. Het is erg belangrijk dat de tutoren vertrouwd zijn met het PGO-model alsmede met de digitale leeromgeving.
  8. Selecteer het onderwijsmateriaal dat bij de cursus gebruikt gaat worden en plaats dit in de digitale leeromgeving.
  9. Maak voor elke taak een tussentijdse toets die studenten een beeld geeft van in hoeverre ze de leerstof beheersen. Deze toetsen kunnen via de toetsfunctionaliteit in een digitale leeromgeving worden gemaakt en afgenomen.
  10. Maak een summatieve eindtoets waarin de studenten een probleem moeten uitwerken dat vergelijkbaar is met de taken die zij tijdens de cursus hebben uitgevoerd. Deze eindtoets kan zowel een tentamen als een opdracht zijn (bijvoorbeeld het maken van een product).
  11. Bepaal hoe studenten beoordeeld worden. Een voorbeeld wordt hieronder gegeven:Participatie in de online discussies (zowel kwalitatief als kwantitatief): 50%
    Eindtoets: 50%

Tips
  • Bereid studenten, als dit nodig is, voor op het leren volgens het PGO-model en het gebruik van een digitale leeromgeving door bijvoorbeeld informatie beschikbaar te stellen over de zevensprong en een gebruikshandleiding voor de digitale leeromgeving.
  • Maak een ‘illustratietaak’ inclusief uitwerking die het proces van PGO in een online discussieforum verduidelijkt.
  • Maak op het discussieplatform een ‘Cafe/Social talk forum’ aan waar studenten elkaar verder kunnen leren kennen en er een sociaal gevoel kan ontstaan.
  • Als de taken onafhankelijk van elkaar uitgevoerd kunnen worden, kan er ook een flexibel tijdsschema opgesteld worden, waarbij studenten kunnen kiezen wanneer zij welke taak doen.
  • Zorg voor een rijke leeromgeving met verlevendigende onderwijsmaterialen, zoals naast artikelen en hoofdstukken, ook digitale colleges, animaties, video’s, PowerPoint presentaties, Internetsites en dergelijke (zie ook
    Hoe zorg je ervoor dat studenten actief met de leerstof omgaan?).
  • Wanneer u een PGO cursus in de zomerperiode wilt aanbieden, zoals in het voorbeeld uit de praktijk gebeurd is, stel dan twee tutoren per onderwijsgroep aan. Door twee tutoren aan te stellen zal de flexibiliteit m.b.t. de zomeractiviteiten van de tutoren vergroot worden. Per groep zou er dan één tutor op de voorgrond kunnen treden indien de groep niet loopt of indien er juist goede vorderingen worden gemaakt.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Het doel van de besprekingen is dat studenten vat krijgen op de theorieën, hun relevantie, hun onderlinge relaties en toepassingen. In de voorbespreking bespreken studenten een probleem (taak) en formuleren zij leerdoelen die het uitgangspunt vormen voor zelfstudie. In de nabespreking bespreken de studenten de resultaten van de zelfstudie. Beide besprekingen vinden online in een discussieforum plaats. Van studenten wordt niet verwacht dat zij op een bepaalde tijd online zijn (de voorbesprekingen vinden dus niet synchroon, maar asynchroon plaats), maar wel dat zij actief participeren in de online discussies. Door de asynchroniteit kunnen de voor-en nabesprekingen daarom door elkaar heen lopen. Hieronder worden de stappen die studenten tijdens de besprekingen van elke taak moeten uitvoeren uiteengezet. Daarbij komt stap 1 en 2 overeen met de voorbespreking, stap 3 met de zelfstudie en stap 4 en 5 met de nabespreking. Om ervoor te zorgen dat studenten optimaal profiteren van de inzichten van hun medestudenten is het belangrijk dat zij minimaal twee keer per week actief in het discussieforum participeren.

Bij elke taak maken de studenten een tussentijdse toets die hen een beeld geeft van in hoeverre ze de leerstof beheersen. De studenten kunnen zelf bepalen wanneer zij de tussentijdse toetsen maken. Aan het eind van de cursus wordt een online eindtoets afgenomen. Deze toetsen kunnen via de toetsfunctionaliteit in een digitale leeromgeving worden gemaakt en afgenomen. Door gebruik te maken van een toetsbank krijgt iedere student een andere willekeurig gegenereerde toets. Na de eindtoets ontvangen de studenten op basis van het beoordelingsmodel een eindcijfer.

Als tutor hebt u de rol van coach van het leerproces. Dit betekent dat u de discussies regelmatig volgt en studenten hints geeft wanneer zij niet uit een probleem (taak) komen. U kunt studenten ook additionele vragen stellen. Om het leerproces van studenten op gang te helpen en hen te helpen bij het online leren volgens het PGO-model is het belangrijk dat u gedurende de eerste weken extra aandacht besteedt aan de kwaliteit van de eerste bijdragen van de studenten.

Stap 1: De student bepaalt of er begrippen in de taak voorkomen die hij niet begrijpt.

Als het begrip nog niet in het discussieforum staat, maakt de student een nieuw discussieonderwerp aan met het begrip als titel. Andere studenten kunnen dan door middel van reacties op dit bericht tot een gezamenlijk gedragen definitie van het begrip komen. Als er begrippen in het discussieforum staan die nog geen definitie hebben, maar die de student wel begrijpt, probeert de student door een reactie op het begrip aan zijn medestudenten uit te leggen wat het begrip betekent.

Stap 2: De student analyseert wat volgens hem de voornaamste problemen zijn die de taak adresseert.

Als het probleem nog niet in het discussieforum staat, maakt de student een nieuw discussieonderwerp aan. In het bericht quoteert de student het stuk tekst dat volgens hem een bepaald probleem adresseert. Daaronder stelt de student vervolgens een vraag die het stuk tekst bij hem oproept (zie Figuur 3). Deze vraag vormt nu een leerdoel voor de onderwijsgroep. Als medestudenten vinden dat de vraag niet goed op het probleem aansluit (oftewel de student heeft een verkeerd leerdoel geformuleerd) kunnen zij dit laten weten door op het bericht te reageren.

Figuur 3: Definiëren van het probleem en formuleren van het leerdoel


Stap 3: De student werkt één of meer leerdoelen uit (beantwoordt één of meer vragen)

De student reageert op de leerdoelen van medestudenten en beantwoordt één of meer vragen op basis van zijn voorkennis en/of ervaringen. Hij refereert daarbij aan literatuur.

Stap 4: De student beoordeelt de antwoorden van medestudenten op de leerdoelen

De student laat in een beargumenteerde reactie weten of hij het eens of oneens is met de uitwerking van de leerdoelen. Als drie of meer studenten het eens zijn met het antwoord (zonder dat iemand heeft aangegeven het oneens te zijn) is het leerdoel voldoende goed beantwoord en kan er doorgegaan worden met het volgende leerdoel.

Tip

Laat studenten in de titel van het bericht aangeven wat de aard van het bericht is (bijvoorbeeld: ‘eens’, ‘oneens’, ‘correctie’, ‘aanvulling’, etc.). Zo blijft het forum overzichtelijk (zie Figuur 1).

Stap 5: De student sluit de taak af

Wanneer alle leerdoelen binnen een taak zijn beantwoord, sluit de student de taak af door een samenvatting te maken van de gehele discussie binnen de taak. De student gaat vervolgens door naar de volgende taak.

Achtergrondinformatie

In onderstaande tekst wordt het PGO-model verder uitgelegd. Deze tekst is afkomstig uit de cursus PGO van het Risbo.

Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO)

Een voorbeeld van onderwijs dat vertrekt vanuit een concrete taak in plaats vanuit de abstracte theorie van het vak, wordt ‘onderwijs in taakgerichte groepen’ genoemd. In het hoger onderwijs is dit type onderwijs vooral bekend geworden onder de naam Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO). Deze naam refereert aan een van de karakteristieke taken, namelijk de probleemtaak.

De zevensprong

Kenmekerkend voor PGO is dat studenten leren systematisch te werk te gaan. Daartoe heeft de Universiteit Maastricht de ‘zevensprong’ ontwikkeld. De zevensprong bestaat uit zeven stappen die een onderwijsgroep moet uitvoeren om een maximaal leerrendement uit een probleem te halen:

  • Stap 1: verhelder onduidelijke termen en begrippen;
  • Stap 2: definieer het probleem;
  • Stap 3: analyseer het probleem;
  • Stap 4: inventariseer op systematische wijze de verschillende verklaringen, die uit stap 3 naar voren zijn gekomen;
  • Stap 5: formuleer leerdoelen;
  • Stap 6: zoek aanvullende informatie buiten de groep;
  • Stap 7: synthetiseer en test nieuwe informatie.

Centraal in de zevensprong staat dus de systematische analyse van het probleem die leidt tot de meest waarschijnlijke verklaring van het probleem. Vaak worden voor dit doel speciale boeken en dictaten samengesteld (zogenoemde blokboeken). De problemen die gebruikt worden in probleem gestuurd onderwijs worden weliswaar aan de praktijk ontleend, maar zijn vaak ‘gereconstrueerd’ om ze geschikt te maken voor het leren van de juiste probleemaanpak.
Zijn bij geneeskunde met name verklaringsproblemen aan de orde, in rechten, economie, beleidswetenschappen en technische disciplines als werktuigbouwkunde, bouwkunde, civiele techniek staan andersoortige problemen centraal. Het gaat om problemen die kenmerkend zijn voor de wetenschap in kwestie. Bij rechten en economie is er bijvoorbeeld sprake van een analyseprobleem; in het geval van techniek van een ontwerpprobleem.

Naast het werken aan problemen, wordt in probleemgestuurd leren aandacht besteed aan taken waarmee studenten diverse vaardigheden kunnen oefenen. Het gaat om vaardigheden die bij de studie en in het latere beroep goed van pas komen. We noemen hier de discussietaak die tot doel heeft de kritische meningsvorming bij studenten te bevorderen; de strategietaak die studenten leert hoe te handelen in bepaalde studie- of beroepssituaties; de studietaak die de studenten uitnodigt tot gerichte zelfstudie; en tenslotte de toepassingstaak die geconstrueerd is om studenten de gelegenheid te geven reeds verworven kennis toe te passen. Ook voor deze taken moeten de studenten een aangepaste ‘zevensprong’ gebruiken.

Groepsgrootte

De grootte van de onderwijsgroepen hangt af van de hoeveelheid ervaring die studenten reeds hebben opgedaan in de opleiding met groepswerk. Het hangt tevens af van de complexiteit van het probleem. Een optimale groepsgrootte, waarin de kans op samenwerkingsproblemen kleiner is, bestaat uit drie tot zes studenten. In de praktijk is deze groepsgrootte soms financieel niet haalbaar. De groep zal dan eerder uit zes tot tien personen moeten bestaan. In dat laatste geval kan het raadzaam zijn studenten voor te bereiden – bijvoorbeeld in een aparte training – op het leren werken in een groep. Ook zal bij een relatief grote groep rekening gehouden moeten worden met de tijd die overleg vraagt en de grotere kans op eventuele samenwerkingsproblemen. Een complex probleem vergt gewoonlijk meer deelnemers. Als het gaat om een multidisciplinair probleem zullen studenten met een verschillende discipline-achtergrond samen een groep vormen. Vaardigheid in groepswerk is dan een voorwaarde voor succes. Op vakoverstijgende wijze een probleem aanpakken is al moeilijk genoeg.

Thematisch onderwijs

Een onderwijsprogramma waarin probleemgestuurd leren als organisatieprincipe wordt toegepast, wordt gekenmerkt door een thematische, interdisciplinaire organisatie van de leerstof. De thema’s worden na elkaar aangeboden. Dit betekent dat de student op ieder moment maar met één thema bezig is. Niet de verschillende vakgebieden maar die thema’s die meerdere vakgebieden omvatten, zijn het uitgangspunt voor de vormgeving van het curriculum. De thema’s zijn zo gekozen dat daarmee ook een bepaalde visie op de leerdoelen wordt uitgedrukt.

Geplaatst op 04-05-2006 door adminComments Off on Volledig online PGO