Docenten maken in hun onderwijs in toenemende mate gebruik van digitaal materiaal van anderen. Hoewel het delen van materiaal en het hergebruik van materiaal in onderwijsland nog geen gemeengoed is, ontstaan er de laatste tijd steeds meer initiatieven om deze vorm van samenwerking te stimuleren en te ondersteunen. Voor docenten zijn hierbij een aantal vragen van belang: wat voor materiaal wordt er gedeeld, waar kan men dat materiaal vinden, hoe wordt het materiaal in het onderwijs gebruikt en hoe wordt omgegaan met auteursrechten?
Welke soorten digitaal materiaal worden uitgewisseld
Studenten studeren onder meer door het doornemen en gebruiken van lesstof. Het gaat zowel om origineel bronmateriaal als om onderwijsmateriaal. Bij bronnenmateriaal kunt u denken aan onder meer digitale tijdschriftartikelen, digitale versies van onderzoeksrapporten en digitale boeken of hoofdstukken uit boeken. Bij onderwijsmateriaal kunt u denken aan een breed scala van materialen, variƫrend van losse elementen zoals plaatjes of videofilms, via losse tentamenvragen en losse interactieve oefeningen, tot complete lessen of raamwerken voor lessen.
Waar haalt men dat materiaal vandaan?
Waar docenten het originele bronmateriaal binnen een bepaalde vakdiscipline kunnen vinden weten ze zelf het beste. Zij weten immers wat voor hun vak de meest interessante tijdschriften zijn en wat de meest bruikbare databases zijn. Vaak biedt de bibliotheek van hun onderwijsinstelling toegang tot online tijdschriften en databases. In Nederland bestaan initiatieven om gezamenlijke verzamelingen van bronmateriaal aan te leggen. Voor het uitwisselen van Nederlandse onderzoeksresultaten bestaat bijvoorbeeld Narcis. Ook voor het vinden van onderwijsmateriaal bestaan vakgerichte verzamelingen, die vaak deel uitmaken van bredere verzamelingen. Buitenlandse voorbeelden van dergelijke verzamelingen zijn Merlot en The Gateway to Educational Materials. Daarnaast zijn er enkele universiteiten die hun onderwijsmateriaal gratis ter beschikking stellen, zoals MIT en binnenkort ook de Britse Open University. Ook in Nederland bestaan initiatieven om dergelijke verzamelingen van onderwijsmaterialen aan te leggen, zoals het SURF project LOREnet. Dit netwerk biedt haar gebruikers inmiddels een keuze uit ruim 5000 onderwijsmaterialen van vijf deelnemende onderwijsinstellingen aan.
Hoe kan men dat materiaal gebruiken?
De uitgewisselde materialen worden op verschillende manieren in het onderwijs ingezet. Digitale Didactiek biedt een aantal ideeĆ«n over het gebruik van digitale bronnen. In een van de eerdere thema’s is al aandacht besteed aan het leren via online bronnen. Vanuit het gezichtspunt van origineel bronnenmateriaal kan hierop een aanvulling gegeven worden. Jager en Te Winkel (2004) beschrijven een manier waarop een docent op basis van een verzameling digitaal bronmateriaal van zichzelf en van elders een rijke, studentgerichte leeromgeving kan creĆ«ren, die studenten stimuleert om zelf te bepalen welke leerstof relevant is. Een heel andere manier, maar dan gericht op bronnen op Internet, is het gebruik van webquests Wieland, 2003). Overigens is het niet altijd de docent die het materiaal selecteert. Samenwerkende groepen studenten kunnen voor zichzelf of voor volgende generaties studenten met behulp van eigen bronnen of openbare bronnen een eigen kennismanagementsysteem Lockefeer & Meijerink, 2003) of wiki De Smet & D’haese, 2005) ontwikkelen.
Hoe kan men fraude en plagiaat voorkomen?
In een elektronische omgeving is het vrij gemakkelijk om materiaal van anderen te kopiĆ«ren, te bewerken en vervolgens als eigen materiaal te verspreiden. Dat kunnen studenten maar ook collega’s. Plagiaat door studenten tijdens examens en tijdens het maken van werkstukken is niet alleen een vorm van fraude, maar ook een schending van auteursrechten. Fraude en plagiaat kunnen worden opgespoord middels antiplagiaat software Heij, Eilers & Baars, 2003) of middels tekstanalyse software Wieland & De Mulder, 2003). Maar er zijn natuurlijk ook manieren om door de keuze van onderwijsvormen fraude en plagiaat te voorkomen Jacobs, 2002). Overigens hoeft het helemaal geen probleem te zijn als studenten stukken tekst van anderen in hun eigen werk opnemen (zie bijvoorbeeld Dierssen & Deinum, 2004), maar zij moeten dan wel op correcte wijze naar de gebruikte bronnen verwijzen Van Elk & Drenthe, 2003). Docenten die in hun onderwijs origineel bronnenmateriaal van anderen gebruiken, of die zelf ontwikkeld digitaal materiaal beschikbaar stellen, hebben te maken met auteursrechten. De website Digitale Rechten en het hoger onderwijs (DiRECt) van SURF biedt hen ruime informatie over auteursrechten. Digitale Didactiek bevat beknopte informatie over het omgaan met auteursrechten in een digitale leeromgeving (DLO) Van de Ven, 2003). Docenten zijn nog vaak terughoudend in het beschikbaar stellen van hun eigen materiaal, omdat men wil voorkomen dat anderen hun materiaal op een onjuiste of onrechtmatige manier gebruiken. De verwachting is echter dat het hergebruik van materiaal steeds meer gewoon wordt en dat dit ook steeds beter georganiseerd wordt. Een manier waarop dat kan gebeuren is het aanleggen van verzamelingen van materialen door een stevige redactie, waardor dergelijke verzamelingen een status krijgen die vergelijkbaar is met die van tijdschriften. Daarvan is overigens de site van Digitale Didactiek een mooi voorbeeld. Als de kwaliteit van hun werk op die manier erkend wordt zullen docenten graag hun materiaal aan zo’n verzameling ter beschikking stellen.
Digitale Didactiek: E-Journal voor het onderwijs, nummer 15 maart 2006