Auteur(s): Maarten van de Ven Organisatie(s): Risbo

Dit IDEE reikt de docent ideeën en tips aan voor het opzetten en vormgeven van online discussies voor vakken met veel studenten. De studenten worden verdeeld in groepen en nemen als groep aan de discussie deel.

Voorbeeld uit de praktijk

Het hier beschreven IDEE beschrijft in grote lijnen een manier van werken die wordt toegepast bij het vak Management van ICT-georiënteerde Organisaties, dat aan de TU Delft wordt gegeven. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat bijna 90% van de studenten deze elektronische discussies zinvol vindt. Ook bijna 90% vond het nuttig om kennis te maken met de mening van andere groepen. Ongeveer 80% van de studenten vond het nuttig een reactie te geven op de bijdrage van andere groepen.
De digitale leeromgeving van het vak is te vinden op het Internet:

  • Ga met je browser naar: http://blackboard.icto.tudelft.nl/
  • Klik op de knop Preview
  • Klik op het tabblad Courses
  • Vul bij Course Search (linksboven op het scherm) de vakcode in: TB9617
  • Klik op Go
  • Klik op Preview

Het discussion board is echter afgesloten voor externen. Om toch een indruk hiervan te geven hieronder een schermafdruk, gemaakt in het studiejaar 2000/2001.

Doel

De docent ideeën en tips aanreiken voor het opzetten en vormgeven van een online discussieopdracht voor een grote groep studenten.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je de mate van interactiviteit binnen je vak wilt verhogen.
  • Wanneer je studenten wilt stimuleren tot het actief verwerken van de leerstof.
  • Wanneer je studenten vaardigheden wilt laten verwerven op het gebied van meningsvorming en argumentatie.
  • Wanneer er veel studenten aan je vak deelnemen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Bepaal het doel van de discussie

Er zijn verschillende doelen die met een discussie kunnen worden nagestreefd. De discussie kan bijvoorbeeld tot doel hebben studenten vaardigheden te laten verwerven op het gebied van meningsvorming en argumentatie. Een ander doel kan zijn dat studenten inzicht en begrip opdoen door de interpretatie die medestudenten van een bepaald onderwerp hebben te vergelijken met hun eigen interpretatie.

2. Formuleer stellingen

Een goede stelling:

  • sluit aan bij de interesse van studenten en/ of bij actuele onderwerpen;
  • sluit aan bij het taalniveau van studenten;
  • gaat over een onderwerp dat goed afgeperkt is;
  • probeert studenten te overtuigen, hun mening te veranderen of spoort hen tot actie aan;
  • adresseert een probleem waarvoor geen eenvoudige oplossing bestaat of stelt een vraag waar geen absoluut antwoord op te geven valt;
  • presenteert een mening waar studenten het radicaal mee oneens kunnen zijn.
3. Deel de studenten in groepen in.

Deel de studenten in groepen van 4 in. Zet vervolgens maximaal 10 groepen van 4 bij elkaar in dezelfde discussie. Bij bijvoorbeeld 400 studenten heb je dus 10 verschillende discussies nodig.

4. Beslis hoeveel bijdragen iedere groep studenten aan de discussie moet leveren

Je start als docent de discussie door het plaatsen van een stelling op het discussieplatform. Vervolgens vindt de discussie in drie stappen plaats. In de eerste stap dient een groep studenten binnen de eigen groep een reactie voor te bereiden. Eén van de groepsleden zal namens de groep die bijdrage op het discussieforum plaatsen. In de tweede stap geven de groepen binnen drie dagen commentaar op de bijdragen van andere groepen. Ook in deze stap wordt de reactie eerst binnen de groep besproken. De docent kan de groepen zelf laten kiezen op wie ze als groep reageren, maar kan het reageren ook helemaal vooraf organiseren (bijvoorbeeld groep 1 reageert op groepen 2 en 3, groep 2 reageert op groepen 3 en 4, enz). In het laatste geval dient de docent duidelijk aan te geven welke groep op welke bijdrage reageert. In de derde stap reageert een groep op de reacties die ze op haar eerste inbreng heeft ontvangen. Deze reactie wordt eerst in de eigen groep voorbereid en pas daarna in de discussie geplaatst.

5. Bepaal de deadlines waarop de bijdragen op het discussieplatform geplaatst moeten zijn

Omdat de groepen enkel kunnen reageren op bijdragen van de andere groepen wanneer deze bijdragen ook daadwerkelijk op het discussieplatform staan, is het noodzakelijk strakke deadlines te stellen waarop deze bijdragen ingeleverd moeten zijn. Het stellen van deadlines is tevens een methode die ervoor zorgt dat studenten betrokken blijven bij het vak en dat de discussie actief blijft gedurende een door de docent gewenste periode. Een voorbeeld van deadlines, waarbij uitgegaan wordt van periodes van één week, is als volgt:

  • De docent plaatst aan het begin van de week een stelling op het discussieplatform
  • Iedere groep reageert binnen twee dagen hierop. Geef exact aan wanneer die reactie binnen moet zijn, bijvoorbeeld dinsdagmiddag om 18.00 uur.
  • Vervolgens reageert iedere groep binnen twee dagen op de bijdragen van twee andere groepen. Maak een schema dat aangeeft welke groep op welke groep reageert.
  • Tenslotte reageert iedere groep binnen drie dagen op de twee reacties die ze heeft ontvangen op haar eerste bijdrage.

Plaats aan het begin van de discussie het tijdschema van de reacties van de groepen en het schema van welke groep op welke groep reageert op het discussieplatform.

Tip

Het overleg binnen een groep van 4 studenten kan online plaatsvinden. De praktijk wijst echter uit dat zo?n groep bij voorkeur fysiek bij elkaar komt. Om te voorkomen dat zo?n groep te vaak bij elkaar moet komen, kan de laatste stap van de ene discussie tegelijkertijd plaatsvinden met de eerste stap van de volgende discussie.

6. Beslis over de mate waarin en de manier waarop je als docent intervenieert in de discussie

Bij grote aantallen studentgroepen ligt het voor de hand om als docent niet deel te nemen aan de discussies. Informeer de studenten hier over, om te voorkomen dat ze gaan denken dat de discussie onbelangrijk is.
Als er slechts tien groepen van 4 studenten deelnemen kun je als docent overwegen om als moderator aan de discussie deel te nemen. Het is dan raadzaam voor de start van de discussie na te denken of je als docent zelf ook inhoudelijke bijdragen levert aan de discussie (inhoudelijke interventie), of je organisatorisch ingrijpt in de discussie (procesmatige interventie) en hoe vaak je dat zult doen (dagelijks, wekelijks, maandelijks…). Het is noodzakelijk dat studenten hierover ook geïnformeerd worden.

Tip

Overweeg de mogelijkheid om per groep van 40 studenten één van hen de rol van moderator te geven. Of overweeg hiervoor één van de AIO’s in te zetten (faculteiten met grote vakken hebben vaak veel AIO’s). Deze studenten of AIO’s moeten hiervoor wel een korte training krijgen. Als je met student-moderatoren werkt zul je ook moeten bedenken welke beloning je die studenten kunt aanbieden.

7. Formuleer kwalitatieve en kwantitatieve criteria voor de bijdragen

Laat de studenten duidelijk weten aan welke criteria hun bijdrage moet voldoen, zowel kwalitatief als kwantitatief.

Voorbeelden van kwalitatieve beoordelingscriteria:

  • de focus van de bijdrage moet liggen op de initiële stelling;
  • de bijdrage moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn;
  • de bijdrage moet met minimaal 2 argumenten onderbouwd zijn;
  • de bijdrage daagt uit tot reageren;
  • uit de bijdrage moet duidelijk blijken dat relevante literatuur gelezen is, bijvoorbeeld doordat studenten in hun argumentatie refereren aan artikelen.

Voorbeelden van kwantitatieve beoordelingscriteria:

  • de groep moet minimaal 3 bijdragen per collegeweek leveren;
  • de groep moet elke week op de bijdragen van 2 andere groepen reageren;
  • de student moet tijdens het trimester minimaal 10 bijdragen aan de discussie hebben geleverd.
8. Bedenk maatregelen om actieve participatie aan de discussie te stimuleren

Overweeg of beloningen of sancties nodig zijn. Beloningen of sancties worden bepaald aan de hand van het al dan niet voldoen aan de eerder opgestelde kwalitatieve of kwantitatieve criteria. Houdt er rekening mee dat dit je bij een grote groep studenten veel tijd zal kosten. Weeg zorgvuldig af of die inspanning wel opweegt tegen het effect daarvan.
Misschien is een structuur van belonen en sancties opleggen niet nodig. De groepen studenten zijn immers van elkaar afhankelijk, omdat ze op elkaars bijdrage moeten reageren. Dat is een extra stimulans om de gevraagde bijdrage te leveren. Als die achterwege blijft, of als de kwaliteit daarvan ver onder de maat is, zullen de groepen studenten elkaar hierop aanspreken. Omdat ze geen sancties naar elkaar hebben, kan dat tot problemen leiden. Je hebt dan als docent de mogelijkheid om in te grijpen. Je kunt dus besluiten om pas op dat moment over sancties te gaan nadenken.

Voorbeelden van beloningen bij actieve participatie:

  • vrijstelling voor bepaald onderdeel;
  • bonuspunt op tentamen/eindcijfer;
  • (deel)cijfer.

Voorbeelden van sancties:

  • extra opdracht (bijvoorbeeld de discussie samenvatten);
  • een laag (deel)cijfer.
Tip

Bedenk vooraf wat je doet bij onenigheid binnen een groepje van 4. Laat ze het in eerste instantie zelf oplossen en grijp pas in als het echt nodig is.

9. Beslis de manier waarop wordt bepaald welke groepen voor een beloning of een sanctie in aanmerking komen.

Beoordelen of een groep studenten een beloning of een sanctie verdient kun je als volgt doen:

  • Screen de bijdragen van de betreffende groep op de mate waarin aan de beoordelingscriteria is voldaan.
  • Geef iedere bijdrage die (in grote lijnen) aan de kwalitatieve criteria voldoet een plus en ieder bijdrage die niet of nauwelijks aan de criteria voldoet een min.
  • Geef iedere bijdrage die (in grote lijnen) aan de kwantitatieve criteria voldoet een plus en ieder bijdrage die niet of nauwelijks aan de criteria voldoet een min.
  • Tel voor zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve beoordeling de plusjes en minnetjes per groep studenten op.
  • Bepaal bij hoeveel punten groepen studenten recht hebben op een beloning en wanneer zij een sanctie krijgen opgelegd.

Tip

Bedenk van tevoren hoe je om zult gaan met eventueel meeliftersgedrag.

10. Formuleer de opdrachtomschrijving

Bij het formuleren van de opdrachtomschrijving kun je rekening houden met de volgende vragen:

Relevantie

  • wat is het doel van de discussieopdracht?
  • wat zijn de beloningen/sancties bij actieve participatie/non-participatie in de discussie?
  • participeer je als docent ook in de discussie en zo ja, op welke manier en hoe vaak?

Inhoud

  • aan welke inhoudelijke (kwalitatieve) criteria moeten de bijdragen voldoen?
  • wat is de maximale omvang van de bijdragen? (tekst met een omvang van
    groter dan een beeldscherm is te lang en onprettig om vanaf het beeldscherm te lezen)
  • welke literatuur kan voor het geven van argumenten eventueel geraadpleegd worden?

Beoordeling

  • hoeveel bijdragen moet iedere student aan de discussie leveren?
  • hoe wordt besloten wie voor beloningen/sancties in aanmerking komt?

Instructies voor het inleveren

  • wanneer moeten de verschillende bijdragen worden ingeleverd (deadlines)?
  • in welk discussieforum zal de discussie plaatsvinden?
  • hoe kunnen de studenten een nieuw bericht aanmaken? Een discussieforum blijft overzichtelijk wanneer studenten een bericht aanmaken via de reply knop. De bijdrage komt op die manier precies onder het bericht te staan waarop gereageerd wordt (boomstructuur).
  • welke naam moet aan de bijdragen (onderwerp van het bericht) worden toegekend? Een duidelijke en consistente naam (bijv. ‘Mee eens’, ‘Mee oneens’) zorgt er voor dat het helder is waar elk bericht over gaat.

Tips
  • Om ervan verzekerd te zijn dat verschillende invalshoeken en standpunten in de discussie naar voren komen, kun je groepen studenten verschillende rollen toekennen, bijvoorbeeld de rol van voorstander van de stelling; de rol van tegenstander van de stelling; de rol van criticus die voortdurend kritische vragen stelt of de rol van een bepaald stereotype (bijv. idealist, rationalist).
  • Je kunt reflectie stimuleren door studenten aanvullende opdrachten te geven, bijvoorbeeld samenvattingen maken of een reflectie of analyse schrijven op de eigen inbreng. Dit kun je een integraal onderdeel van de opdracht maken, bijvoorbeeld door om beurten een samenvatting te laten maken en anderen hierop aanvullingen laten geven.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Open voor iedere groep van 40 studenten een forum op het discussieplatform en maak een bericht aan waarin je de stelling zet.
  • Zorg er middels bijv. een handleiding of een demonstratie voor dat studenten weten waar het discussieplatform te vinden is, hoe ze de bijdragen van medestudenten kunnen lezen en hoe ze zelf een bijdrage kunnen plaatsen.
  • Laat de studenten weten in welk groepje van 4 ze zijn ingedeeld, bij welk forum hun groepje is ingedeeld en wanneer de discussie van start gaat.
  • Zorg voor inhoudelijke feedback op de bijdragen door bijvoorbeeld in de colleges terug te komen op de discussie.
  • Sluit het discussieforum wanneer de laatste deadline is verstreken.

Tips
  • Over het online modereren van discussies is een IDEE beschikbaar in de categorie Communiceren –> Online discussie modereren
  • Studenten kunnen zelf ook de discussie modereren. Ook hierover is een IDEE beschikbaar in de categorie Communiceren –>Studenten een online discussie laten modereren.

Randvoorwaarden

Er moet een elektronisch discussieplatform voorhanden zijn.

Achtergrondinformatie

Referenties

  • Draaijer, S. (2001). Activerend gebruik van discussielijsten in hoger onderwijs: Leestekst voor cursussen ICT in onderwijs van het ICT Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit. Amsterdam: Vrije Universiteit.
  • The University of North Carolina at Chapel Hill Center for Instructional Technology. (2001). Guidelines for discussion forum assignments. [Online]. URL: http://its.unc.edu/tl/tli/bb/disforum/guidelines.html
  • Berge, Z.L. (1995). Facilitating Computer Conferencing: Recommendations From the Field. Educational Technology, 35(1), 22-30. Ook Online beschikbaar. URL: www.emoderators.com/moderators/teach_online.html

Ontleend aan

Dopper, S.M. Sjoer, E., Dik, W. Lohman, F.A.B. & Ven, M.J.J.M. van de (2002). Sharing a top manager’s experience with the next generation: The use of electronic discussions and short video fragments in teaching. In: Kallenberg, A.J. & Ven, M.J.J.M. van de. The New Educational Benefits of ICT in Higher Education: Proceedings (pp. 171-175). Rotterdam: Erasmus Plus. ISBN: 90-9016127-9

Zie ook

Hoe modereer je online discussies?
Hoe kun je studenten een online discussie laten modereren?
Hoe kun je studenten voorafgaand aan een college laten reageren op stellingen?
Hoe organiseer je peer review met een discussieforum?
Hoe organiseer je online discussies met weinig studenten?

Geplaatst op 11-10-2002 door adminComments Off on Online discussies met veel studenten

 
Auteur(s): Maarten van de Ven Organisatie(s): Risbo

Dit IDEE geeft de docent een structuur voor de organisatie en de begeleiding van teams van studenten die in multidisciplinaire projectgroepen gezamenlijk een authentiek product maken voor echte opdrachtgevers.

Voorbeeld uit de praktijk

Dit IDEE is ontleend aan het vak Multimedia aan de TU Delft. De doelstellingen van dit vak zijn dat studenten leren op verantwoorde wijze multimedia te ontwerpen en te realiseren, als interdisciplinair team een project organiseren en tot een goed einde brengen, en te communiceren met collega’s, opdrachtgever, gebruikers en deskundigen op geheel verschillende vakgebieden. Dit keuzevak wordt al sinds 1998 gegeven. Uit evaluatiegegevens blijkt dat de studenten het vak heel stimulerend vinden. De studenten beschouwen het product wat ze maken echt als iets van henzelf en zijn daar trots op.

Doel

Dit IDEE geeft de docent een structuur voor de organisatie en de begeleiding van groepen studenten die in multidisciplinaire projectgroepen gezamenlijk een authentiek product maken.

Wanneer te gebruiken

In situaties waarin studenten kunnen leren om concrete producten, bijvoorbeeld softwareproducten, te realiseren door samen te werken. Het werken in een projectteam aan een authentieke opdracht voor een echte opdrachtgever is voor de studenten doorgaans een sterke stimulans.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Verdeel het project in fasen, bijvoorbeeld Analyse, Ontwerp en Realisatie. Stel per fase vast welke producten moeten worden opgeleverd, bijvoorbeeld analyserapport, ontwerp (inclusief script) en eindproduct.
  • Bedenk vooraf een goede werkwijze voor de projectgroepen. Werk met verschillende rollen, die per fase kunnen worden verwisseld. Mogelijke rollen zijn organisator (die de grote lijn in de gaten houdt), redacteur (verantwoordelijk voor de inhoud en kwaliteit van het product) en secretaris (die de bijeenkomsten regelt en hiervan verslagen maakt).
  • Bedenk vooraf een goede begeleidingsvorm. Drie belangrijke onderdelen daarvan zijn goede afspraken tussen begeleider en team over communicatie tussen begeleider en groep, de kwaliteitsplannen die het team zelf vooraf opstelt en opdrachten van de begeleider aan een team. Deze opdrachten maken onderdeel uit van de ontwikkeling van het product.
  • Zorg vooraf voor echte opdrachten. Zoek een aantal opdrachtgevers met een praktische probleemstelling, die tijd willen steken in het optreden als opdrachtgever en verstand van zaken hebben. Zo mogelijk hebben die opdrachtgevers zelf al materiaal beschikbaar.
  • Stel van tevoren vast op welke wijze de studenten beoordeeld gaan worden. In deze manier van beoordelen wordt per fase niet alleen rekening gehouden met de kwaliteit van het product van die fase (analyserapport, ontwerp of eindproduct), maar ook met het proces waarop dat product tot stand is gekomen. Het eindcijfer is een gewogen gemiddelde van de tussenresultaten (bijvoorbeeld in de verhouding over de drie fasen van 20% – 30% – 50%).
  • Neem in de doelstellingen van het vak expliciet doelstellingen op die liggen op het gebied van projectmatig werken in teamverband, zodat de studenten daarop ook kunnen worden beoordeeld. Een voorbeeld hiervan zijn de doelstellingen bij het vak Multimedia.
  • Organiseer de input van externe experts en van de docenten zelf. Dat kan bijvoorbeeld door thematische colleges en gastcolleges.
  • Deel de studenten in groepen in en probeer in iedere groep studenten van verschillende studierichtingen te krijgen. Bij multidisciplinaire projecten zijn de resultaten van de groep doorgaans het best wanneer de projectleden worden ingezet op hun eigen discipline. (Bijvoorbeeld Informaticastudenten op het programmeren en studenten Onderwijskunde op het inhoudelijk ontwerp.)
  • Organiseer kennisuitwisseling tussen groepen. Dat kan bijvoorbeeld via een elektronische discussie in de digitale leeromgeving. Studenten plaatsen hun IDEEën op de discussielijst. Andere studenten kunnen die kennis gebruiken en er eventueel commentaar op geven, gericht op de bruikbaarheid van dat IDEE.

Tips

  • Om efficiënt met begeleidingstijd om te gaan kan het handig zijn om in één begeleidingsmoment meerdere groepen tegelijk te begeleiden. Groepen kunnen leren van de opmerkingen die je maakt over de andere groepen, terwijl bovendien de groepen elkaar onderling terugkoppeling kunnen geven. Deze momenten kunnen worden afgewisseld met het begeleiden van individuele projectgroepen voor projectspecifieke zaken.
  • Laat de studenten aan het begin van het traject digitale foto’s van elkaar maken en in de digitale leeromgeving plaatsen. Dat bevordert het kennismakingsproces en levert direct een resultaat op.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Richt de digitale leeromgeving in met informatie over het vak, bijvoorbeeld een beschrijving van de structuur van een project, de werkwijze binnen een project (fasen, kwaliteitsplannen, taakverdeling), de manier waarop de begeleiding plaatsvindt en het rooster van eventuele (gast)colleges en begeleidingsmomenten.
  • Maak aan de studenten duidelijk dat beoordeling van zowel product als proces plaatsvindt.
    1. Geef duidelijk aan hoe het product wordt beoordeeld en geef gedetailleerd aan welke beoordelingscriteria hierbij worden gehanteerd.
    2. De procesbeoordeling kan plaatsvinden op basis van kwaliteitsplannen en op basis van begeleidingsgesprekken. Geef aan welke onderwerpen in het kwaliteitsplan moeten worden beschreven. Laat de projectgroepen aan het begin van iedere fase een kwaliteitsplan voor die fase maken, inclusief onderlinge taakverdeling en kwaliteitseisen voor het product dat ze in die fase moeten opleveren. Grijp tijdens de begeleidingsgesprekken op die kwaliteitsplannen terug en laat de studenten aan het eind van de fase op basis van het betreffende plan reflecteren op hun eigen proces en product.
  • Verdeel de studenten vooraf over de groepen. Houdt hierbij rekening met een multidisciplinaire samenstelling van de groepen (zet bijvoorbeeld studenten Informatica, Onderwijskunde en Industrieel Ontwerpen tezamen in één groep). Laat de studenten zich individueel of per tweetal op basis van de opdrachtomschrijving inschrijven voor een bepaalde groep (uitgaande van een groepsgrootte van circa 6 studenten).
  • Maak binnen de DLO voor iedere groep een groepsruimte aan. Geef de teamleden toegang tot hun groepsruimte.
  • Besteedt in het eerste college uitgebreid aandacht aan de structuur en de organisatie van een project (fasen, producten, begeleiding). Geef aan welke producten worden verwacht en hoe die zullen worden beoordeeld.
  • Zorg er aan het begin van iedere fase voor dat de studenten in het kwaliteitsplan van die fase een goede onderlinge taakverdeling tussen de teamleden maken.

Tip

Laat bij problemen in de groep de studenten eerst zelf een oplossing zoeken.

Randvoorwaarden

  • Er moet een elektronisch discussieplatform voorhanden zijn.
  • Er moet een virtuele groepsruimte zijn, waarin studenten binnen een groep informatie kunnen uitwisselen, met elkaar kunnen discussiëren en gezamenlijke planningen bijhouden.
  • De studenten moeten kunnen beschikken over computers, internetverbindingen en de benodigde (ontwikkel)software, bijvoorbeeld in de vorm van een practicumruimte met multimedia computers.
  • Zorg voor een helpdesk (vraagbaak), eventueel bemenst met student-assistenten.

Achtergrondinformatie

De digitale leeromgeving van het vak Multimedia is te vinden op het Internet:

http://blackboard.tudelft.nl/webapps/portal/frameset.jsp

  • Klik op het tabblad Courses
  • Vul bij Course Search (linksboven op het scherm) de vakcode in: in4036TU
  • Klik op Go
  • Klik op Preview
  • Bekijk de informatie onder Course Information
  • In de bijlage van dit IDEE staat een afbeelding van het hoofdmenu van een product dat in het jaar 2000/2001 is gemaakt door een team in opdracht van een basisschool.

Zie ook

Hoe kun je een multidisciplinair studentenbedrijf ondersteunen met een digitale leeromgeving?

Welke factoren zijn van invloed op de kwaliteit van samenwerkingsopdrachten in een digitale leeromgeving?

Wat zijn de mogelijkheden van ICT in projectonderwijs?

Bijlage

Opdracht basisschool

Geplaatst op 11-10-2002 door adminComments Off on Samenwerken aan authentieke producten in multidisciplinaire projectgroepen

 
Auteur(s): Annemiek Wieland Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE reikt de docent ideeën en tips aan voor het opzetten en vormgeven van online discussies voor vakken met weinig studenten.

Voorbeeld uit de praktijk

Aan het vak De Stad (faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam) nemen ca. 30 studenten deel. Tijdens het vak worden zij onder meer gevraagd elektronisch te discussieren over onderwerpen als ‘Urban socialism’, ‘Immigratie en integratie’, en ‘Verstedelijking van Nederland’. De discussies lopen goed: veel studenten geven niet alleen hun mening over het onderwerp, maar reageren ook op elkaars mening. Op die manier denken ze actief na over de leerstof en leren ze tevens hun mening te verwoorden en te beargumenteren.

Doel

De docent ideeën en tips aanreiken voor het opzetten en vormgeven van een online discussieopdracht.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je de mate van interactiviteit binnen je vak wilt verhogen.
  • Wanneer je studenten wilt stimuleren tot het actief verwerken van de leerstof.
  • Wanneer je studenten vaardigheden wilt laten verwerven op het gebied van meningsvorming en argumentatie.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Bepaal het doel van de discussie

De discussie kan bijv. tot doel hebben studenten vaardigheden te laten verwerven op het gebied van meningsvorming en argumentatie. Een ander doel kan zijn dat studenten inzicht en begrip opdoen door de interpretatie die medestudenten van een bepaald onderwerp hebben te reflecteren op de eigen interpretatie.

2. Formuleer een stelling

Een goede stelling:

  • sluit aan bij de interesse van studenten en/ of bij actuele onderwerpen;
  • sluit aan bij het taalniveau van studenten;
  • gaat over een onderwerp dat goed afgeperkt is;
  • probeert studenten te overtuigen, hun mening te veranderen of spoort hen tot actie aan;
  • adresseert een probleem waarvoor geen eenvoudige oplossing bestaat of stelt een vraag waar geen absoluut antwoord op te geven valt;
  • presenteert een mening waar studenten het radicaal mee oneens kunnen zijn.

3. Bedenk maatregelen om actieve participatie in de discussie te stimuleren

Overweeg of beloningen of sancties nodig zijn. Beloningen of sancties worden bepaald aan de hand van het al dan niet voldoen aan de eerder opgestelde kwalitatieve of kwantitatieve criteria. Houdt er rekening mee dat dit je bij veel bijdragen aan de discussie veel tijd zal kosten. Weeg zorgvuldig af of die inspanning wel opweegt tegen het effect daarvan.

Voorbeelden van beloningen bij actieve participatie:– vrijstelling voor bepaald onderdeel;- bonuspunt op tentamen/eindcijfer;- (deel)cijfer.
Voorbeelden van sancties bij non-participatie:– extra opdracht(bijvoorbeeld de discussie samenvatten);- een laag (deel)cijfer.

4. Beslis hoeveel bijdragen iedere student aan de discussie moet leveren

Het is zinvol studenten te verplichten niet alleen op de stelling te reageren, maar ook op elkaar. Op die manier voorkom je dat de discussie in de eerste week doodbloedt en dwing je de studenten ook dieper na te denken over de meningen en argumenten van medestudenten, waardoor ze op een hoger begripsniveau komen. De docent kan de studenten zelf laten kiezen op wie ze reageren, maar kunnen het reageren ook geheel organiseren (bijv. student 1 reageert op student 2 of voorstanders van de stelling reageren op tegenstanders en andersom, enz.).

5. Bepaal de deadlines waarop de bijdragen op het discussieplatform geplaatst moeten zijn

Omdat studenten enkel kunnen reageren op bijdragen van hun medestudenten wanneer deze bijdragen ook daadwerkelijk op het discussieplatform staan, is het noodzakelijk strakke deadlines te stellen waarop deze bijdragen ingeleverd moeten zijn. Het stellen van deadlines is tevens een methode die ervoor zorgt dat studenten betrokken blijven bij het vak en dat de discussie actief blijft gedurende een door de docent gewenste periode. Een voorbeeld van deadlines, waarbij uitgegaan wordt van periodes van één week, is als volgt:

  • De docent plaatst aan het begin van de week een stelling op het discussieplatform
  • Iedere student reageert binnen vijf dagen hierop
  • Vervolgens reageert iedere student binnen vijf dagen op de bijdragen van twee andere studenten
  • Tenslotte reageert iedere student binnen drie dagen op de twee reacties die ze heeft ontvangen op haar eerste bijdrage.

6. Beslis over de mate waarin en de manier waarop je als docent intervenieert in de discussie

Het is raadzaam voor de start van de discussie na te denken of je als docent zelf ook bijdragen levert aan de discussie (inhoudelijke interventie), en/ of je organisatorisch ingrijpt (procesmatige interventie) en hoe vaak je dat zult doen (dagelijks, wekelijks, maandelijks…). Het is noodzakelijk dat studenten hierover ook geïnformeerd worden. Wanneer je als docent namelijk zelf niet participeert in de discussie zonder dat de studenten dit vanaf de start van de discussie weten, kunnen de studenten gaan denken dat de discussie niet belangrijk is, waardoor de motivatie van de studenten om actief te participeren in de discussie kan afnemen.

7. Formuleer criteria voor beloningen/sancties


Voorbeelden van kwalitatieve beoordelingscriteria:

  • de focus van de bijdrage moet liggen op de initi?le stelling;
  • de bijdrage moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn;
  • de bijdrage moet met minimaal 2 argumenten onderbouwd zijn;
  • de bijdrage daagt uit tot reageren;
  • uit de bijdrage moet duidelijk blijken dat relevante literatuur gelezen is, bijvoorbeeld doordat studenten in hun argumentatie refereren aan artikelen.

Voorbeelden van kwantitatieve beoordelingscriteria:

  • de groep moet minimaal 3 bijdragen per collegeweek leveren;
  • de groep moet elke week op de bijdragen van 2 andere groepen reageren;
  • de student moet tijdens het trimester minimaal 10 bijdragen aan de discussie hebben geleverd.
8. Beslis de manier waarop wordt bepaald wie voor een beloning/sanctie in aanmerking komen

Wanneer wordt beoordeeld a.d.h.v. kwalitatieve beoordelingscriteria:

  • Screen de bijdragen aan de discussie op de mate waarin aan de beoordelingscriteria is voldaan.
  • Geef iedere bijdrage die (in grote lijnen) aan de criteria voldoet een plus en ieder bijdrage die niet of nauwelijks aan de criteria voldoet een min.
  • Tel de plusjes die de verschillende bijdragen per student hebben opgeleverd bij elkaar op.
  • Bepaal bij hoeveel punten studenten recht hebben op een beloning.
  • Studenten met minder punten hebben kwalitatief lage bijdragen aan de discussie geleverd en hebben geen recht op de beloning/ krijgen een sanctie opgelegd.
  • Tip: in plaats van iedere bijdrage afzonderlijk te beoordelen kan ook het totaal aan bijdragen worden gescreend en worden beoordeeld met een plus of min.

Wanneer wordt beoordeeld a.d.h.v. kwantitatieve beoordelingscriteria:

  • Tel de individuele bijdragen die studenten hebben geleverd bij elkaar op.
  • Beloon studenten die voldoende bijdragen aan de discussie hebben geleverd en leg studenten die dit niet hebben gedaan een sanctie op.

9. Formuleer de opdrachtomschrijving

Bij het formuleren van de opdrachtinschrijving kun je rekening houden met de volgende vragen:

Relevantie
  • wat is het doel van de discussieopdracht?
  • wat zijn de beloningen/sancties bij actieve participatie/non-participatie in de discussie?
  • participeer je als docent ook in de discussie en zo ja, op welke manier en hoe vaak?

Inhoud
  • aan welke inhoudelijke (kwalitatieve) criteria moeten de bijdragen voldoen?
  • wat is de maximale omvang van de bijdragen (tekst met een omvang
    groter dan
    een beeldscherm is te lang en onprettig om vanaf het beeldscherm te lezen)?
  • welke literatuur kan voor het geven van argumenten eventueel geraadpleegd worden?

Beoordeling
  • hoeveel bijdragen moet iedere student aan de discussie leveren?
  • hoe wordt besloten wie voor beloningen/sancties in aanmerking komt?

Instructies voor het inleveren
  • wanneer moeten de verschillende bijdragen worden ingeleverd (deadlines)?
  • in welk discussieforum zal de discussie plaatsvinden?
  • hoe kunnen de studenten een nieuw bericht aanmaken? Een discussieforum blijft overzichtelijk wanneer studenten een bericht aanmaken via de reply knop. De bijdrage komt op die manier precies onder het bericht te staan waarop gereageerd wordt (boomstructuur).
  • welke naam moet aan de bijdragen (onderwerp van het bericht) worden toegekend?. Een duidelijke en consistente naam (bijv. ‘Mee eens’, ‘Mee oneens’) zorgt er voor dat het helder is waar elk bericht over gaat.

Tips
  • Om ervan verzekerd te zijn dat verschillende invalshoeken en standpunten in de discussie naar voren komen, kun je de studenten verschillende rollen toekennen, bijvoorbeeld de rol van voorstander van de stelling; de rol van tegenstander van de stelling; de rol van criticus die voortdurend kritische vragen stelt of de rol van een bepaald stereotype (bijv. idealist, rationalist).
  • Bij discussies met meer dan 10 studenten is het verstandig de studenten in te delen in groepen van ca. 4 personen. Binnen elke groep vindt overleg plaats over in hoeverre de groep als geheel het eens dan wel oneens is met de stelling/ bijdrage van een medestudent en waarom. Deze mening wordt vervolgens als groepsbijdrage (niet per persoon) op het discussieplatform ingeleverd. Hierdoor reduceert het aantal bijdragen in het forum, waardoor het discussieplatform overzichtelijk blijft. Een andere mogelijkheid is studenten in groepen van 10 personen in te delen die elk in een eigen forum over dezelfde of over een verschillende stelling discussiëren.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Open een forum op het discussieplatform en maak een bericht aan waarin je de stelling zet.
  • Zorg er middels bijv. een handleiding of een demonstratie voor dat studenten weten waar het discussieplatform te vinden is, hoe ze de bijdragen van medestudenten kunnen lezen en hoe ze zelf een bijdrage kunnen plaatsen.
  • Plaats de opdrachtomschrijving op een logische plek in de digitale leeromgeving en laat studenten via bijvoorbeeld een announcement of een e-mail weten waar ze de opdracht kunnen vinden en wanneer de (eerste) deadline is.
  • Zorg voor inhoudelijke feedback op de bijdragen door bijv. in de colleges terug te komen op de discussie.
  • Modereer de discussie.
  • Sluit het discussieforum wanneer de laatste deadline is verstreken.

Randvoorwaarden

Er moet een elektronisch discussieplatform voorhanden zijn.

Achtergrondinformatie

– Draaijer, S. (2001). Activerend gebruik van discussielijsten in hoger onderwijs: Leestekst voor cursussen ICT in onderwijs van het ICT Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit. Amsterdam: Vrije Universiteit.
– The University of North Carolina at Chapel Hill Center for Instructional Technology. (2001). Guidelines for discussion forum assignments. [Online]. URL: http://its.unc.edu/tl/tli/bb/disforum/guidelines.html.

Zie ook

Hoe modereer je online discussies?
Hoe kun je studenten een online discussie laten modereren?
Hoe kun je studenten voorafgaand aan een college laten reageren op stellingen?
Hoe organiseer je peer review via een discussieforum?
Hoe organiseer je online discussies met veel studenten?

Geplaatst op 10-10-2002 door adminComments Off on Online discussies met weinig studenten

 
Auteur(s): Gerard Baars Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Gebruik van digitale leeromgeving om grote groepen studenten met elkaar te laten discussiëren of feedback op elkaar te laten geven. Een organisatiemodel wordt gegeven om de interactie tussen (groepen) studenten vorm te geven.

Doel

De docent laten zien hoe de digitale leeromgeving kan worden ingezet om interactie (discussies, feedback geven) bij grote groepen studenten vorm te geven. Er wordt een organisatiemodel aangereikt.

Wanneer te gebruiken

In cursussen waarin veel studenten (meer dan 100 studenten) participeren en waarin het van belang is dat studenten onderling discussiëren, feedback op elkaar geven, met elkaar debatteren.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Zorg ervoor dat je een algemene Blackboard module voor je vak krijgt.
    In deze module komt informatie over de cursus te staan die voor alle studenten relevant is.
  2. Zorg ervoor dat de docent (met schrijfrechten) wordt toegevoegd aan de algemene Blackboard-module.
  3. Zorg ervoor dat alle studenten worden toegevoegd aan de algemene Blackboard-module.
  4. Verdeel de grote groep studenten in kleinere groepen (maximaal 30) en zorg ervoor dat voor elke groep een Blackboard-module wordt aangemaakt. In deze Blackboard-module komt groepsspecifieke informatie.
  5. Zorg ervoor dat de docent (met schrijfrechten) wordt toegevoegd aan de groepsspecifieke Blackboard-modules.
  6. Zorg ervoor dat studenten worden toegevoegd aan de Blackboard-modules die specifiek voor de groepen studenten zijn aangemaakt.
Tips
  • Het begeleiden van (grote groepen) studenten bij interactieve werkvormen (bijvoorbeeld online discussies) kan veel tijd kosten. Wanneer er gebruik gemaakt wordt van aio’s of student-assistenten die als begeleider of mentor optreden van een groep studenten kan de hoeveelheid tijd die een docent investeert, bespaard worden. Uiteraard moeten deze aio’s en/of student-assistenten ook aan de Blackboard-cursussen worden toegevoegd.
  • Zorg ervoor dat de begeleiders/ mentoren een algemene instructie krijgen hoe je beoordeelt, begeleidt, zodat je de kwaliteit in de gaten kunt houden.
  • Bij interactieve werkvormen is het interessant te kijken welke rol studenten kunnen spelen bij het modereren. Hierover zijn twee IDEE-en beschikbaar:
    – Studenten een online discussie laten modereren
    – Studenten elkaar feedback laten geven met een discussieplatform
  • De docent kan de studenten verdelen over de groepen of studenten kunnen zichzelf indelen in de groepen. Wanneer studenten zichzelf indelen, is er wellicht een online inschrijfsysteem op de instelling aanwezig waarmee de studenten zich kunnen inschrijven.

Aandachtspunten bij de uitvoering


1. Geef de algemene Blackboard-module vorm. Hierin kan de volgende informatie staan:
  • Een welkomstbericht, waarin de docent alle studenten verwelkomt bij de cursus.
  • De cursushandleiding met doelstellingen, rooster, verplichte literatuur, werkvormen.
  • Informatie over de co?rdinerend docent van het vak.
  • Inhoudelijke documenten (inclusief sheets) die voor alle studenten bestemd zijn.
  • Opdrachten die alle studenten moeten maken.
  • Links naar interessante internetsites die voor alle studenten relevant zijn.
2. Bepaal wie deze algemene module beheert. Is dat de docent of een student-assistent. De docent is altijd eindverantwoordelijk.

3. Geef de specifieke Blackboard-modulen vorm. Hierin kunnen de volgende zaken staan:
  • Mededeling voor een specifieke groep studenten.
  • Informatie over de docent/ mentor/ student-assistent van de groep.
  • Discussies die binnen de groep plaatsvinden.
  • Feedback die binnen de groep op elkaars producten wordt gegeven.
  • Opdrachten die specifiek voor de groep bedoeld zijn.
  • Inhoudelijke documenten die alleen voor de groep bestemd zijn.

4. Bepaal wie de Blackboard-modules van de groepen studenten beheert. Hiervoor kunnen student-assistenten of mentoren worden gebruikt.

5. Instrueer uw collega-docenten en/of mentoren en/of student-assistenten in het gebruik van de algemene Blackboard-module en de Blackboard-modules van de groepen.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om online discussies binnen de groepen te gebruiken of studenten elkaar feedback te laten geven, dan moeten de begeleiders ook hierop geïnstrueerd worden.


Tips
  • Geef begeleiders en studenten van een Blackboard-module een toelichting over het gebruik van de algemene module en de groepsspecifieke modules. Geef daarbij aan welke informatie wel en niet in de verschillende modules thuishoren.
  • Indien van toepassing: Geef begeleiders van de groepsspecifieke Blackboard-modules de IDEE?n over het begeleiden van online discussies en online feedback geven.
  • Geef de begeleiders aan hoe ze een goede afstemming kunnen maken tussen de activiteiten die online worden uitgevoerd en de activiteiten die face-to-face worden uitgevoerd.

Randvoorwaarden

  • Er moet een digitale leeromgeving aanwezig zijn.
  • Het moet mogelijk zijn om voor één cursus verschillende modules aan te maken.
  • De studenten moeten bij de juiste module worden toegevoegd en dit moet helder gecommuniceerd worden.

Achtergrondinformatie

In de bijlage staan concrete screendumps uit de algemene Blackboard-module en de Blackboard-modulen die voor de verschillende groepen studenten zijn aangemaakt.

Zie ook

Studenten elkaar feedback laten geven met een discussieplatform
Organiseren van online discussies met weinig studenten

Geplaatst op 07-10-2002 door adminComments Off on Interactie bij grote groepen studenten