Auteur(s): Leonie Meijerink, Paulien Herder, Henk van Dijk Organisatie(s): TU Delft, Erasmus Universiteit Rotterdam

ICT biedt de mogelijkheid om groepen studenten van verschillende opleidingen en/of nationaliteiten op afstand met elkaar samen te laten werken.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij de TU Delft is bij het vak ‘Engineering Design Problem Formulation’ gegeven voor studenten van de TU Delft en van Carnegie Mellon University in the USA. Daarbij is gebruik gemaakt van verschillende grouptools, zoals NetMeeting, een web-gebaseerd document management systeem en videoconferencing. Er zijn groepen samengesteld van studenten, waarbij in elke groep studenten elke universiteit was vertegenwoordigd. Deze groepen moesten gezamenlijk producten ontwerpen. In een eerste kleine opdracht leren de studenten te wennen aan de theorie en aan het werken in internationale groepen ‘op afstand’. In de tweede en derde opdracht worden de studenten geacht het ‘op afstand’ samenwerken onder de knie te hebben, en wordt de inhoud van de opdracht belangrijker. Studenten werd gevraagd om samen problemen te bediscussiëren, vragen aan elkaar te stellen en kritiek op elkaars werk te leveren. Voor alle opdrachten zijn ‘group tools’ als NetMeeting (incl. webcam), een web-gebaseerd document management systeem (LIRE’), email en de telefoon belangrijke en nuttige tools.

Doel

Docenten ideeën geven welke digitale communicatiemiddelen zij voor (internationaal) online groepswerk kunnen inzetten om een vak tegelijkertijd op twee verschillende locaties te geven, in samenwerking met docenten van andere locaties.

Wanneer te gebruiken

  • Als je studenten vanuit een ander (cultureel) perspectief wilt leren kijken, bv. van een soortgelijke opleiding uit eigen land of uit een ander land.
  • Als je gebruik wilt maken van de expertise van andere opleidingen.
  • Als je studenten wilt leren samenwerken op afstand.
  • Als je het groepsproces van studenten wilt vastleggen en analyseren.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Overleg met de docent op de andere locatie hoe het vak op die locatie gegeven wordt. Dat kan m.b.v. email, chat, videoconferencing, telefonische communicatie of een werkbezoek. Aandachtspunten zijn:
    • Leerdoelen
    • Beoordeling: wie beoordeelt welke student en welke criteria worden daarbij gesteld?
    • Afstemming van de roosters en deadlines (de indeling van een collegejaar verschilt van land tot land. Zo wordt in Nederland veel gewerkt met een trimestersysteem, terwijl in Zweden vakken in slechts een paar weken en erg intensief worden gegeven. Dit kan het plannen van activiteiten en deadlines lastig maken).
    • Hoeveel tijd moeten studenten aan het vak besteden?
    • Welke examenreglementen van kracht zijn bij de verschillende universiteiten. Dit voorkomt dat u het vak al helemaal georganiseerd hebt, maar dat het niet gegeven kan worden, omdat het niet voldoet aan de examenreglementen. Bij internationale samenwerking zijn bij de beoordeling van het werk van studenten ook cultuurverschillen van belang. In Engeland is het bijvoorbeeld verplicht dat elk cijfer dat aan de Engelse studenten wordt toegekend door de docent schriftelijk onderbouwd wordt). Elk cijfer van iedere individuele student wordt daar namelijk gecontroleerd door een externe examinator.
    • Hoe computervaardig de betrokken docenten en studenten zijn en hoe het zit met de technische voorzieningen (aantal computers, toegang tot internet en de bandbreedte). Vooral bij internationale samenwerking doen zich op dit gebied nog wel eens problemen voor.
    • Indien gebruik gemaakt wordt van een digitale leeromgeving: welke leeromgeving gebruikt gaat worden en op welke server deze draait. Vragen die beantwoord moeten worden zijn: hoe kunnen de docenten en studenten toegang krijgen tot de leeromgeving. Moet voor elke deelnemer bijvoorbeeld een apart account aangemaakt worden en wat zijn de regels hiervoor bij de instelling die de digitale leeromgeving beheert? Weten de betrokken docenten en studenten hoe de leeromgeving werkt?
  • Bereid studenten uitgebreid voor op hoe zij op afstand kunnen/moeten samenwerken. Maak bv. afspraken over: hoe snel studenten op elkaar reageren, wanneer beide ‘kanten’ aan het werk zijn/bereikbaar zijn (tijdsverschil!).
  • Maak gebruik van geschikte communicatietools die niet alleen gericht zijn op de inhoud van het werk, maar ook op sociale interactie tussen studenten, bijv. Webcam, NetMeeting. Bij gebruik van de Webcam kan je elkaar ook zien en heb je het voordeel van non-verbale communicatie.
Tips
  • Het is ook mogelijk om videoconferencing te gebruiken. Over hoe videoconferencing het best kan worden toegepast, bv. in kleinere groepen of om een expert om advies te vragen, is meer te vinden in een aantal specifieke IDEEën over videoconferencing.
  • Bedenk hoe u andere werkvormen kunt inzetten die boven het gebruik van ICT tools rijzen. Om samenwerking te stimuleren kan bijvoorbeeld een student de rol van de docent aannemen of u kunt studenten elkaar feedback laten geven.
  • Bedenk hoe je actieve participatie van alle studenten kunt stimuleren, bv. welke voorwaarden stel je aan regelmatige deelname, of geef studenten conflicterende stellingen.
  • Neem alle colleges op video op. De docenten van de andere opleiding kunnen deze ter voorbereiding van hun eigen college bekijken of aan studenten laten zien om er daarna over te discussiëren. Vanzelfsprekend geldt hierbij wel dat de taal op elkaar moet worden afgestemd.
  • Zorg ervoor dat alle mededelingen over het vak, collegesheets, filmpjes e.d. op een DLO gepost kunnen worden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Verzin opdrachten om groepen kennis te laten maken met hun overzeese collega’s. Denk hiervoor aan: foto’s inscannen en in de DLO zetten met wat persoonlijke informatie, e-mail/chat-uitwisseling waarin studenten elkaar vragen kunnen stellen, kennismakingsopdrachten (voorbeelden noemen) e.d.
  • Spreek regelmatig met je eigen studenten over de knelpunten die zij tegenkomen. Een voorbeeld: uit ervaring blijkt dat studenten het moeilijk vinden om tot werkbare afspraken te komen met hun buitenlandse collega’s. Vraag daarom regelmatig aan de groepen hoe samenwerking verloopt en verzin samen oplossingen. Dit kan bv. ook door, onder leiding van docenten van beide opleidingen, een discussie in het discussieboard aan te gaan. Beide kanten kunnen dan hun ergernissen aangeven en oplossingen aandragen. Verder blijkt uit de praktijk dat bij internationale samenwerking lang niet alle studenten even goed Engels spreken en dat sommige studenten het eng te vinden om in het Engels te spreken en te schrijven.
  • Bouw extra tijd in voor het geven van online commentaar. Het duurt langer om ‘met zorg’ commentaar in te typen dan face to face persoonlijke interactie. Het is daarom van belang om duidelijk en genuanceerd je commentaar te verwoorden. Geadviseerd wordt om de beoordeling van docenten van beide instellingen op elkaar af te stemmen, zodat rekening gehouden kan worden met de verschillen in manieren van beoordelen tussen landen/opleidingen. Dit kan bv. door docenten via e-mail, chat of video-conferencing eerst commentaren te laten uitwisselen, waarop zij uiteindelijk een overeengestemde beoordeling naar de groep sturen.
  • ICT tools hebben verschillende functies. Blackboard bijvoorbeeld nodigt vooral uit tot technische en organisatorische oplossingen. Veel ICT tools zijn vooral gericht op het overbrengen van inhoud. Ga na in hoeverre gebruik gemaakt kan worden van mogelijkheden tot sociale interactie: bv. kennismaking, feedback op elkaar, het creëren van een sociaal aanwezigheidsgevoel.
Tips
  • Begin de voorbereidingen op tijd. In het besproken voorbeeld is men een jaar van te voren langzaam begonnen. Het rooster werd in juni ontwikkeld, terwijl het vak in september begon.
  • Een link in de DLO naar bv. een FTP server kan nodig zijn voor het uitwisselen van grote documenten. Dit is overigens alleen nuttig bij extreem grote programma’s.
  • Voor synchrone communicatie is de ‘virtuele klas’ (zoals bv. in Blackboard) in de DLO nuttig. Stel wel strikte regels op over de tijdstippen waarop hierin wordt samengewerkt.

Randvoorwaarden

Gebruik samenwerkingssoftware (collaboration software), zoals NetMeeting, Blackboard, en eventueel een Webcam.

Achtergrondinformatie

  • Herder, P.M.; E. Subrahmanian, S. Talukdar, A.L. Turk and A.W. Westerberg (2002), The use of video-taped lectures and web-based communications in teaching: a distance-teaching and cross-Atlantic collaboration experiment, European Journal of Engineering Education, Vol. 27, No. 1, pp. 39-48.
  • Herder, P.M.; E. Subrahmanian, A.L. Turk and A.W. Westerberg (2001). The use of video taped lectures and web based communications in teaching: a distance teaching and cross-Atlantic collaboration experiment, In: I. Gibson (ed.), Proceedings of the SEFI Seminar on Information and Communication Technologies in Engineering Education, Galway, Ireland, ISBN 2-87352-042-6, pp. 143-153.
  • Herder, P.M.; E. Subrahmanian, A.L. Turk and A.W. Westerberg (2002). ‘Communication and Collaborative Learning in a Cross-Atlantic Design Course’. Proceedings Ed-Media2002, Denver, June, pp. 783-788.
Geplaatst op 19-03-2003 door adminComments Off on Online samenwerken in multidisciplinaire groepen

 

Auteur(s): Leonie Meijerink;Maarten van de Ven Organisatie(s): TU Delft, Sectie EduTec en Erasmus Universiteit Rotterdam, OECR

Door analyse van de kwaliteit van een meerkeuzetoets verkrijgt de docent een beeld van moeilijkheidsgraad, validiteit en betrouwbaarheid van een aangeboden toets. Deze informatie draagt bij aan een juiste beoordeling van de behaalde resultaten en kan worden gebruikt ter verbetering van volgende toetsen.

Voorbeeld uit de praktijk

Voor het analyseren van de kwaliteit van een gegeven toets kan gebruik worden gemaakt van analyse-software. Een voorbeeld hiervan is Sonate. Deze dienst is ontwikkeld aan de TU Delft om docenten geavanceerde instrumenten te bieden die itemanalyses en toetsanalyses kunnen uitvoeren. Sonate bestaat uit twee delen, de schrapkaartverwerking en de analyse software. Als docent hoeft u alleen de gegevens aan te leveren en krijgt een uitdraai met de statische verwerking. Het programma draait op Windows 95, 98 en NT.
Voorbeelden van de analyse die het programma uitvoert:



Doel

Docent leren hoe zij kwaliteits analyses online kunnen (laten) uitvoeren na afname van een meerkeuze toets, waardoor zij leren waarop zij een volgende keer de toets kunnen verbeteren en waarop zij beoordelingen dienen aan te passen.

Wanneer te gebruiken

  • Als u de kwaliteit van uw meerkeuze toets wilt beoordelen.
  • Als u richtlijnen wilt hebben om een volgende keer een kwalitatief betere toets te geven.
  • Als u niet tevreden bent over de resultaten van studenten en de beoordeling wilt aanpassen n.a.v. kwalitatief slechte vragen.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Uitgangspunt is dat u een toets heeft opgesteld en afgenomen en een bestand met data heeft van de resultaten van studenten op de toets. Met behulp van dit bestand gaat u de kwaliteit van uw toets beoordelen:
(Let op: in dit IDEE wordt van enige statistische voorkennis uitgegaan).

  1. Voer met behulp van software een itemanalyse uit.

    Een itemanalyse geeft antwoorden op vragen als: hoe moeilijk was een bepaald item (ofwel vraag), hoe zijn antwoorden over foute alternatieven verdeeld en hoe discrimineert de vraag tussen goede en slechte studenten.

    Software voor het uitvoeren van de itemanalyse

    • De software voor het uitvoeren van een itemanalyse is bij veel instellingen beschikbaar, bv. bij de onderwijskundige centra. Een voorbeeld is Sonate, de software die de TU Delft ter beschikking heeft voor docenten. (zie ?uit de praktijk?).
    • U kunt ook formules voor het berekenen van de itemanalyse opnemen in een eigen programma, bv. Excel. Voor formules kunt u gebruik maken van een online boek van de Gruijter over toetsanalyse op http://www.iclon.leidenuniv.nl/Toetsing en Toetsanalyse.pdf

    Itemanalyse
    Bereken:

    • moeilijkheidsgraad (p-waarde; het percentage goede antwoorden, items afzonderlijk en hele toets)
    • aantrekkelijkheid van afleiders: a-waarde (bv. zijn het goede studenten die items goed beantwoord hebben).
    • onderscheidend vermogen (Rit waarde: discriminatie tussen goede en slechte studenten)

    Zie voor een specifieke toelichting het online boek van de Gruijter.
    (Online toetsanalyse instrumenten, zoals Sonate, kunnen leiden deze waarden direct af uit de door u aangeleverde gegevens).

  2. Bepaal voor ieder item of die voldoet aan de gewenste kwaliteit

    Interpreteer de waarden die u bij 1 gevonden heeft. Hieronder wordt hierover kort iets verteld, voor meer informatie verwijzen wij u naar het online boek van de Gruijter of in de online Sonate handleiding.

    • Moeilijkheidsgraad: Een hoge p-waarde kan betekenen dat u een ijverige groep studenten had, dat het gegeven onderwijs zeer effectief was of dat de vraag te makkelijk was.
    • Afleiders: De a-waarde geeft aan hoe antwoorden over foute alternatieven verdeeld zijn. Als de percentages studenten die een fout antwoord gekozen hebben te laag of te hoog zijn dan heeft de vraag gefaald.
    • Onderscheidend vermogen: de item rest correlatie (Rir-waarde) discrimeert tussen antwoorden die goede en slechte studenten hebben gegeven. Deze waarde kan worden beinvloed door: de mate waarin toets en item hetzelfde meten, de betrouwbaarheid van de score en de betrouwbaarheid van het item (bv. onduidelijke vraagstelling, onbetwistbaarheid van het antwoord).

  3. Verwijder vragen die niet aan de gewenste kwaliteit voldoen.

    Na dit gedaan te hebben kunnen waarden uit bovenstaande vragen veranderd zijn. Herhaal daarom stappen 1 t/m 3.

  4. Voer met behulp van de software een toetsanalyse uit.

    Dit is een analyse over alle vragen in plaats van per vraag.
    Bereken hiervoor:

    • de gemiddelde moeilijkheidsgraad (gemiddelde p-waarde)
    • de betrouwbaarheid (verschillen in prestaties gemeten in de Spreidingsgraad)

  5. Bepaal voor de toets als geheel of die voldoet aan de kwaliteit.

    Interpreteer de waarden die u bij 4 gevonden heeft. Hieronder wordt hierover kort iets verteld, voor meer informatie verwijzen wij u naar het online boek van de Gruijter of in de online Sonate handleiding.

    • De gemiddelde moeilijkheidsgraad: in het ideale geval is de gemiddelde p-waarde 0,5, wat betekent dat de goede helft studenten de toets goed heeft gemaakt en de zwakke studenten beantwoorden de vraag fout. Bij een te hoge waarde was de toets te makkelijk of heeft de docent perfect onderwijs verzorgd.
    • De betrouwbaarheid: De verschillen in prestaties van studenten kunnen worden afgeleid uit de Spreidingsgraad. Als deze kleiner dan 0,10 is dan heeft u een homogene groep studenten of heeft u goed onderwijs aan alle studenten verzorgd. Let op: het is moeilijk om de werkelijke verschillen te achterhalen, want vaak is er sprake van toevallige invloeden, zoals; dubbelzinnig formuleren van vragen, ingewikkelde vraagstelling, hele korte toets die niet alle onderwerpen behandeld. Het is dan ook belangrijk om deze factoren al bij het formuleren van de vragen in acht te houden.

    Tip: Door de bovengenoemde itemanalyses te waarderen op een schaal van 1 tot 5 en een gemiddelde te berekenen kunt u een cijfer geven aan uw totale toets. Dit wordt bv. door Sonate automatisch gegenereerd, waardoor u direct een indruk krijgt van de algehele kwaliteit van uw toets.

  6. Zet met behulp van de software de scores om in cijfers en maak de cijfers bekend.

    U heeft ontdekt welke vragen van onvoldoende kwaliteit waren en kunt hierop de beoordeling van studenten aanpassen. Dit kan door:

    • de vraag niet mee te laten wegen in de beoordeling
    • de vraag minder streng te beoordelen (hoger waarderen)

  7. Pas een volgende keer dat u dezelfde toets moet geven de vragen van onvoldoende kwaliteit aan.

    U heeft gezien welk type vragen van goede kwaliteit zijn. Deze kunt u in aangepaste vorm behouden. Aanpassing is wel nodig om te voorkomen dat studenten voorgaande tentamens achterhalen en copieren. Slechte vragen schrapt u uit de toets en over het onderwerp bedenkt u een nieuwe vraag.

Achtergrondinformatie

Handleiding: Sonate, verwerking en analyse van toetsen, ICTO Expertise Centrum, TU Delft.

http://www.icto.tudelft.nl/sonate/Informatie/SonateBeschrijving.html

http://www.iclon.leidenuniv.nl/Toetsing en Toetsanalyse.pdf

Online boek (pdf-formaat) van de Gruijter, D. over toetsing en toetsanalyse. Onderwerpen zijn o.a.: moeilijkheidsgraad, aantrekkelijkheid van afleiders, Rit waarde en betrouwbaarheid.

Ontleend aan

http://www.icto.tudelft.nl/sonate/Informatie/SonateBeschrijving.html

Geplaatst op 19-03-2003 door adminComments Off on De kwaliteit van een meerkeuzetoets online analyseren

 
Auteur(s): Leonie Meijerink Organisatie(s): TU Delft, Sectie EduTec

De voorgestelde suggesties voor het inbouwen van on-line reflectiemomenten zijn bedoeld om studenten in het leerproces te stimuleren zich bewust te word van en kritisch te reflecteren op eigen leerdoelen.

Voorbeeld uit de praktijk

Op de TU Delft is een keuzevak ontwikkeld waarin actieve deelname van de studenten erg belangrijk gevonden wordt. De studenten worden beoordeeld op een groepsopdracht (50%), een individueel reflectief essay (30%) en de mate waarin zij zinvolle bijdragen leveren aan elkaar en de leeromgeving (20%). Om studenten te stimuleren om een kritische houding ten aanzien van het onderwerp ‘E-learning in corporations’ te ontwikkelen, krijgen zij een aantal opdrachten die hun reflectieve vaardigheden stimuleren.

Voordat het keuzevak begon werden studenten gevraagd om te formuleren welke doelen zij hopen te behalen in de cursus. Hiervoor is per student een discussieforum in het discussieboard aangemaakt. Nadat zij een doel hebben geformuleerd wordt door de tutor en/of door andere studenten gereageerd op het doel, zodat zij hierover nog dieper kunnen nadenken en het beter leren formuleren. Studenten waren in eerste instantie soms geneigd om een heel algemeen doel te formuleren, maar stelden dit bij n.a.v de reacties die zij kregen. Hierdoor kregen zij veel beter zicht op wat zij voor zichzelf wilden bereiken in het vak.

In de loop van de cursus houden studenten in een reflectief essay bij in hoeverre hun doelen veranderen en wat zij geleerd hebben.

Doel

Docenten suggesties geven voor het inbouwen van on-line reflectiemomenten om studenten te stimuleren tot kritische reflectie op eigen leerdoelen.

Wanneer te gebruiken

  • Als u studenten wilt leren reflecteren op zichzelf.
  • Als u optimaal gebruik wilt maken van de voorkennis die studenten hebben.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Formuleer in je leerdoelen ‘leren reflecteren’ als doel op zich.
  • Formuleer aansluitend op de doelen beoordelingscriteria ten aanzien van zelfreflectie. Voorbeeld van criteria t.a.v. zelfreflectie waarop studenten beoordeeld zouden kunnen worden:
    • Individuele doelen en follow-up ten aanzien van de individuele doelen.
    • Ontwikkeling over tijd (hoe is je mening veranderd over de tijd? Wat heb je geleerd en wat heb je nog niet geleerd?).
    • Toekomst (hoe ben je van plan om wat je over jezelf geleerd hebt verder te ontwikkelen?).
  • Ontwikkel ‘reflectie-activiteiten’ die geschikt zijn om de criteria te behalen. In het ‘uit de praktijk’ voorbeeld hierboven staan zowel online als offline activiteiten die reflecteren stimuleren. De on-line activiteit, zoals het invoeren van leerdoelen in een discussieforum ondersteunt de offline activiteit, nl. het schrijven van een reflectief essay. Het on-line reageren op stellingen wordt beschreven in het IDEE
    ‘Hoe kun je een college virtueel voorbereiden?’ Voor het on-line formuleren en bewerken van doelen kan het volgende protocol worden doorlopen:

    • Maak voor iedere student een discussieforum aan, waarin zij voorafgaand aan het eerst college formuleren welke leerdoelen zij willen behalen. Bij zelfreflectie is het de bedoeling dat studenten aangeven welke ontwikkeling/welk leerproces zij verwachten door te maken.
    • Reageer op de doelen van de studenten en stimuleer studenten om zo specifiek mogelijk hun leerdoelen te formuleren.
    • Geef studenten de opdracht om tenminste een reactie te geven op het leerdoel van een andere student. Zorg ook dat iedere student tenminste één reactie ontvangt.
    • Stuur regelmatig, bv. iedere twee weken, een (automatische) reminder naar studenten (via het discussieforum), waarin studenten gevraagd wordt om in hun eigen forum te beschrijven in hoeverre zij hun leerdoelen behaald hebben, waar successen behaald zijn of problemen liggen.
    • Controleer in het discussieforum of de student zijn/haar leerdoel wijzigt n.a.v. de reacties.
    • Laat studenten het bovenstaande denkproces weergeven in een reflectief en overkoepelend essay, waarin de ontwikkeling van de student in grote lijnen te volgen is. De student reflecteerd op zijn/haar ontwikkelingsproces.
Tip

Neem in de beoordeling van de reflectieve essays mee in hoeverre studenten regelmatig hun eigen ontwikkeling hebben bijgehouden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Afhankelijk van het onderwerp is het van belang om te bepalen of je studenten de mogelijkheid wilt geven om anoniem te reflecteren. Een reflectieproces kan heel persoonlijk zijn en is daarom niet altijd geschikt om online te doen.
  • Tip:
    Door met groepen van 1 student te werken in bv. Blackboard, waarin alleen de ene student en zijn instructor toegang hebben, kan het probleem van anonimiteit worden opgelost.
  • Leg goed uit wat je van de student verwacht ten aanzien van het kritisch reflecteren. De ervaring is dat studenten vaak niet verder komen dan een beschrijvingsverhaal van wat zij allemaal gedaan hebben in plaats van het beschrijven van nieuwe inzichten, ideeën en hoe zij zich ontwikkeld hebben ten aanzien van het leer/denkproces.
  • Geef studenten suggesties mee voor websites waarop zij meer kunnen lezen over waarom reflecteren belangrijk is en hoe zij kunnen reflecteren. Bijvoorbeeld:

Achtergrondinformatie

Een aantal theoretische interpretaties ten aanzien van ‘reflecteren’:

Reflecteren is niet zo makkelijk als het lijkt, het is een meta-cognitieve activiteit, waarbij studenten leren leren. Het is een activiteit die je bewust ondergaat en waarvoor een zekere mate van afstand ten opzichte van jezelf nodig is, om leren van jezelf mogelijk te maken.
Om dit te illustreren spreekt mij het hoedenverhaal van Edward de Bono aan:

‘Edward de Bono vraagt: Heb je ooit geprobeerd om een boek te balanceren op je hoofd, jonglerend met twee ballen met je linkerhand terwijl je met je rechterhand een reep chocolade uitpakt?’ (Edward de Bono, 1993: p 74).

Het doen van verschillende dingen simultaan is vaak moeilijk en verwarrend. De auteur voegt eraan toe dat hij zich net zo voelde toen hij begon zijn scriptie te schrijven. Hij werd gestimuleerd door het idee van de Bono’s 6 hoeden en bedacht er een zevende bij. De zevende hoed diende voor het reflecteren op zichzelf en hij noemde het de zilveren hoed om aan te duiden dat het de hoed van reflectie is.

Uit:
http://www.scu.edu.au/schools/gcm/ar/arr/arow/rshankar.html

Zie ook

Hoe kun je een college virtueel voorbereiden met studenten?

Geplaatst op 19-03-2003 door adminComments Off on Stimuleren tot kritische zelfreflectie

 
Auteur(s): Ad Scheepers, Olga Rijk Organisatie(s): Faculteit der Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je op opleidings-/faculteitsniveau ouderejaars studenten (7e jaars en ouder) kunt stimuleren hun studie op korte termijn af te ronden.

Voorbeeld uit de praktijk

De Faculteit der Bedrijfskunde (Erasmus Universiteit Rotterdam) probeert middels een ouderejaarsproject ouderejaars studenten (7e jaars en ouder) te stimuleren op korte termijn hun studie af te ronden. Voor deze studenten is een cursusomgeving in Blackboard ingericht, waar ze relevante informatie kunnen vinden over bijvoorbeeld ontwikkelingen in de studie, extra mogelijkheden voor ouderejaarsstudenten, instrumenten die behulpzaam zijn bij het schrijven van een scriptie enzovoort. In een databank worden alle gegevens van de ouderejaarsstudenten bijgehouden, zoals studieonderdelen die nog moeten worden afgerond en welke overgangsregelingen voor hen van toepassing zijn. Elk jaar worden in september nieuwe 7e jaars studenten in deze databank opgenomen en wordt van alle ouderejaars studenten (zo’n 400 in totaal) gekeken wie zich opnieuw en wie zich niet meer heeft ingeschreven aan de universiteit. Indien studenten zich niet meer hebben ingeschreven worden zij persoonlijk gemaild met de vraag waarom ze dat niet hebben gedaan. Daarnaast worden de studenten persoonlijk gemaild wanneer er een wijziging in het curriculum heeft plaatsgevonden die voor hen relevant is en worden ze uitgenodigd voor scriptiebijeenkomsten of persoonlijke begeleiding bij het schrijven van hun scriptie.De cursusomgeving in

Blackboard wordt veel bezocht, zo blijkt uit de statistieken die Blackboard laat zien. En studenten reageren zeer positief op het ouderejaarsproject. Veel studenten lieten weten dat ze voordat dit project van start ging persoonlijke drempels voelden om contact op te nemen met een studieadviseur (‘Ze zien me aankomen!’, ‘Ze kennen mij waarschijnlijk niet eens meer!’, ‘Ze zitten toch helemaal niet op mij te wachten?’) en dat ze de enigen waren die al zoveelste jaars student en nog steeds niet klaar was. Door de persoonlijke e-mails raken ze weer betrokken bij de faculteit en grijpen ze de kans aan een afspraak met de studiebegeleider te maken om alles eens even op een rijtje te zetten. Het up-to-date houden van de Blackboardomgeving, het databestand, de een-op-een gesprekken, e-mails e.d. kost echter veel tijd (bij Bedrijfskunde zo’n 8 tot 16 manuren per week). De faculteit vindt het echter wel alle moeite waard: dat zoveel mogelijk ouderejaars studenten afstuderen is namelijk zowel in het voordeel van de studenten als van de faculteit.








Doel

Medewerkers op opleidings- of faculteitsniveau (bijvoorbeeld studieadviseurs) laten zien hoe zij ICT kunnen gebruiken om ouderejaars studenten te stimuleren hun studie op korte termijn af te ronden.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer elk jaar een groep ouderejaars studenten (7e-jaars en ouder) de afronding van hun studie maar blijft uitstellen.
  • Wanneer een faculteit het percentage afgestudeerden wil verhogen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

NB: het stimuleren van ouderejaars studenten tot het afronden van hun studie vergt meer dan alleen het gebruik van ict (zie ook “Voorbeeld uit de praktijk”). Hieronder zal alleen ingegaan worden op het ict-aspect.

  1. Open een digitale cursusomgeving of maak een internetsite.
  2. Plaats een aankondiging waarin je studenten welkom heet en het doel van de cursusomgeving/site duidelijk maakt.
  3. Zorg er voor dat de cursusomgeving/site open staat voor iedereen. Iedere studenten moet, als hij dat wil bij de informatie kunnen.
  4. Selecteer informatie die voor ouderejaarsstudenten relevant is. Voorbeelden:
    • Een overzicht met de minors en majors die gevolgd kunnen worden en informatie omtrent de inschrijvingsprocedure.
    • De studiegids.
    • Contactgegevens van studieadviseurs, bureau onderwijszaken en opleidingscoordinator.
    • Een overzicht van antwoorden op vaak gestelde vragen, zoals bijvoorbeeld:
      – Vervallen mijn cijfers na een aantal jaren?
      – Kan ik onvoldoendes laten staan en zo ja, hoeveel?
      – Tot wanneer kan ik in de oude variant afstuderen?
    • Informatie over het schrijven van een scriptie.
    • Overgangsregelingen oude studievarianten naar nieuwe (bijvoorbeeld BaMa).
    • Overzicht van vakken oude stijl en nieuwe stijl.
    • Overzicht van contactgegevens Major coordinatoren.
    • Hyperlink naar het tentameninschrijfsysteem.
    • Tentamenroosters.
    • Hyperlink naar loopbaancentra.
    • Een overzicht van afstudeerstages.
    • Hyperlink naar de catalogus van de universiteitsbibliotheek.
    • Informatie van de examencommissie.
    • Een overzicht van mogelijke afstudeerdata.
  5. Geef studenten de mogelijkheid om op het discussieplatform berichten te plaatsen, zoals bijvoorbeeld vragen aan medestudenten, oproepen voor een ‘studiemaatje’, studietips, enz.

Tip
  • Maak een survey waarin je studenten vraagt wat ze van de cursusomgeving vinden en welke informatie ze eventueel missen.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Houd de cursusomgeving/site actueel.
  • Laat studenten via een aankondiging weten wanneer er wijzigingen in het studieprogramma zijn, nieuwe reglementen zijn ingevoerd, enz.

Tips
  • Plaats leuke, stimulerende berichtjes zoals:
    Wist je dat…
    … er aan het begin van dit collegejaar 438 OJA (=ouderejaars) studenten waren.
    … er sinds eind september 2001 al 188 studenten zijn afgestudeerd.
    … er op dit moment nog 250 OJA studenten over zijn.
    … dit betekent dat 43 % van de OJA studenten is afgestudeerd.
    … dit percentage natuurlijk nog veel meer omhoog kan, maar dat is aan jullie.
    … We houden jullie op de hoogte van de vorderingen van het OJA project en veel succes met het afronden van de studie!
  • Houd in een databank de gegevens bij van de ouderejaarsstudenten, bijvoorbeeld welke vakken ze nog moeten afronden, welke overgangsregelingen op hen van toepassing zijn, enz.
  • Laat een student-assistent eventuele administratieve taken uitvoeren, bijvoorbeeld het plaatsen van informatie in de digitale leeromgeving en het up-to-date houden van het databestand.
  • Zorg er voor dat er iemand aanwezig is (bijvoorbeeld een studie-adviseur) die eventuele vragen van ouderejaarsstudenten kan beantwoorden en hen persoonlijk kan begeleiden bij het afronden van hun studie.

Randvoorwaarden

Er moet een digitale leeromgeving/internetsite voorhanden zijn.

Zie ook

Geplaatst op 17-03-2003 door adminComments Off on Ouderejaars stimuleren hun studie af te ronden

 
Auteur(s): Jelle van Willigen Organisatie(s): Faculteit der Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je interactief leermateriaal kunt maken, waarmee studenten zelfstandig aan de slag kunnen.

Voorbeeld uit de praktijk

Dit IDEE is gebaseerd op het Bachelor 2 – vak Informatie management dat aan de Faculteit Bedrijfskunde (Erasmus Universiteit Rotterdam) wordt gegeven. Aan het vak nemen ongeveer 700 studenten deel. Het vak informatie management is voor studenten een eerste kennismaking met de invloed die informatie heeft op organisaties, en hoe dit te beheersen. Een belangrijk onderdeel (25 procent van het eindcijfer) van het vak beslaat het gedeelte proces- en gegevensmodellering. Voor dit onderdeel is zelfstudiemateriaal ontwikkeld.Het zelfstudiemateriaal bestaat uit 3 modulen die niet perse lineair doorlopen hoeven te worden. Het zelfstudiemateriaal bevat tevens een reference guide,(een begrippenlijst). Binnen elke module is de leerstof in kleine eenheden opgesplitst. Daarnaast bevat elke module voorbeelden die de leerstof illustreren, pittfalls (een uiteenzetting van fouten die vaak worden gemaakt bij toepassing van de theorie in de praktijk), meerkeuzevragen over de theorie met directe feedback, guided practice (een case met meerkeuzevragen) en een ‘do it yourself excercise’ (een oefening met feedback waarbij studenten de theorie moeten toepassen). Door deze applicatie is het aantal contact-uren voor studenten gereduceerd van zes naar twee plus zelfstudie. Gekozen is voor een flash applicatie die online te benaderen is (http://www.fbk.eur.nl/PRJ/MEETEYEES). De drie verschillende onderdelen zijn duidelijk van elkaar onderscheidden door gebruik van kleur en een aparte ingang vanuit het hoofdmenu.
Studenten hadden na afloop van het vak uiteenlopende meningen over het zelfstudiemateriaal, variërend van ‘zeer aantrekkelijk’ en ‘vernieuwend’ tot ‘het is niet printbaar’ en ‘waarom niet gewoon een boek?’. Volgens de docenten waren de scores op zowel de case-opdracht als het tentamen (m.b.t. het leerstofonderdeel proces- en gegevensmodellering) duidelijk hoger dan in voorgaande jaren. Ook waren de vragen die studenten over dit leerstofonderdeel stelden van kwalitatief hoger niveau dan in voorgaande jaren.





Doel

Studenten zelfstandig en interactief bezig laten zijn met de leerstof.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je studenten zelfstandig de leerstof wilt laten doornemen.
  • Wanneer je studenten meer interactief met de leerstof wilt laten bezig zijn.
  • Wanneer de aan het vak onderliggende theorie niet sterk aan verandering onderhevig is en de leerstof met een minimale inspanning actueel gehouden kan worden voor een periode van een aantal jaar.
  • Wanneer de over te brengen kennis makkelijk codificeerbaar is, dat wil zeggen dat de kennis los staat van de context waarin zij aangeboden wordt.
  • Wanneer een van de leerdoelen van een vak is dat studenten theorieën toepassen in een case situatie en het wenselijk is dat ze bij het bestuderen van de stof al op een actieve manier hiermee omgaan.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Stel op basis van leerdoelen de inhoud van het zelfstudiemateriaal samen
  • In de bijlage staat beschreven waaruit de inhoud kan bestaan.
2. Ontwerp het zelfstudiemateriaal
  • Knip de leerstof op in kleine, op zichzelf staande eenheden die elk op een apart scherm gepresenteerd zullen worden.
  • Maak een overzicht van de leerstofeenheden (vergelijk een boek met hoofdstukken en paragrafen) en geef daarin aan (bijvoorbeeld middels pijlen) wanneer een bepaalde leerstofeenheid vereiste voorkennis is voor een andere leerstofeenheid.
  • Geef bij elke leerstofeenheid aan welke voorbeelden, cases, foto’s, animaties, videofilmpjes, geluidsfragmenten enz. beschikbaar zijn.
  • Formuleer op basis van de leerdoelen vragen en oefeningen en schrijf feedback bij ieder antwoord. Zie ook IDEEën : Welke vraagvormen zijn mogelijk voor geautomatiseerde toetsen? en Hoe maak je zelfdiagnostische toetsen met feedback?
  • Bedenk waar de vragen en oefeningen in het zelfstudiemateriaal gepresenteerd zullen worden: bij elke leerstofeenheid, bij elke ‘paragraaf’, bij elk ‘hoofdstuk’ en/of als ‘toets’ over de gehele leerstof.
  • Maak een ontwerp voor de navigatie. Dit doe je door top-down (te beginnen bij het startscherm van het zelfstudiemateriaal) na te gaan waar studenten vanuit elk scherm naar toe moeten kunnen navigeren.
  • Maak een gedetailleerd visueel ontwerp van het gehele zelfstudiemateriaal (op papier). In dit ontwerp moet van elk scherm worden opgenomen wat studenten zien (tekst, buttons, hyperlinks, logo’s, plaatjes e.d.) en wat er gebeurt wanneer een student ergens op klikt.
    Tip: Tips voor het vormgeven van educatieve websites zijn onder meer te vinden op: http:/projects.edtech.sandi.net/staffdev/tpss99/finepoints/index.htm en http://edpsychserver.ed.vt.edu/workshops/edtech/pdf/principles.pdf.
  • Vraag aan verschillende mensen (docenten en studenten) wat ze van het ontwerp vinden (m.b.t. duidelijkheid, aantrekkelijkheid, gebruikersvriendelijkheid, enz.).
    Tip: Laat ook iemand die verstand heeft van user interfaces (bijvoorbeeld een vormgever) kritisch naar je ontwerp kijken.
  • Pas het ontwerp op basis van het verkregen commentaar aan.

Tip
  • Stel een projectteam samen dat gezamenlijk het zelfstudiemateriaal gaat ontwikkelen. Zo’n projectteam kan bestaan uit een projectleider die de algehele coordinatie heeft, een inhoudsexpert (docent) die de leerinhoud selecteert en modificeert, iemand met verstand van programma’s als photoshop, authorware, flash en/of frontpage die de media klaar voor gebruik maakt en het zelfstudiemateriaal daadwerkelijk construeert en vormgeeft.
3. Ontwikkel het zelfstudiemateriaal
  • Digitaliseer de geselecteerde media (foto’s, tekeningen, animaties, enz.) en maak deze geschikt voor gebruik. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om plaatjes te verkleinen, bestanden te comprimeren en filmpjes/geluid te monteren.
  • Maak het zelfstudiemateriaal en de lay-out met behulp van daarvoor geschikt programma’s (bijvoorbeeld: flash, authorware, frontpage, photoshop, enz).
    Tip: Zorg ervoor dat studenten het zelfstudiemateriaal kunnen naar hun eigen computer kunnen downloaden en dat ze de leerstof uit kunnen printen.
4. Test het zelfstudiemateriaal
  • Vraag collega’s en studenten (bijvoorbeeld studenten die het vak in een voorgaand jaar hebben afgerond) het zelfstudiemateriaal kritisch te doorlopen en laat ze gedetailleerd commentaar geven. Daarbij kunnen ze onder meer letten op visuele aantrekkelijkheid, de logica van de navigatie, motivationele elementen, en kwaliteit van de leerinhoud.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak het zelfstudiemateriaal online beschikbaar.
  • Zorg er voor dat studenten de mogelijkheid hebben vragen te stellen over het zelfstudiemateriaal, bijvoorbeeld via een discussieforum of e-mail.

Randvoorwaarden

Het ontwerpen en ontwikkelen van online interactief zelfstudiemateriaal kan veel tijd in beslag nemen. Verschillende programma’s voor constructie, lay-out en vormgeving moeten beschikbaar zijn.

Zie ook

Geplaatst op 13-03-2003 door adminComments Off on Interactief leermateriaal voor zelfstudie

 
Auteur(s): Geert Stevens, Wouter de Nooy Organisatie(s): Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe docenten een syllabus met opdrachten/opgaven kunnen omzetten tot een digitaal werkboek met (interactieve) antwoorden waar studenten thuis in kunnen werken.

Voorbeeld uit de praktijk

In het bachelorvak Statistiek dat aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam) wordt gegeven, leren studenten kritisch de statistische analyse van gegevens in historische en sociaal-wetenschappelijke onderzoeksverslagen te beoordelen en met behulp van SPSS (een computerprogramma voor statistische berekeningen) elementaire statistische analyseprocedures toe te passen en de resultaten te verbaliseren. Sinds 4 jaar hebben studenten de beschikking over een digitaal werkboek, waarin ze de leerstof die in de hoorcolleges wordt behandeld, kunnen oefenen. Het werkboek kunnen ze naar hun eigen computer downloaden, maar ze kunnen er ook online in werken. Het werkboek biedt, niet alleen opgaven, maar ook hints, schematische samenvattingen van de leerstof en tenslotte de antwoorden. Bij enkele opgaven zijn de hints interactief: studenten beantwoorden ja/nee vragen en worden op die manier naar het juiste antwoord toe geleid. Van enkele opgaven zijn geen antwoorden in het werkboek opgenomen. Studenten kunnen deze opgaven facultatief in groepjes van 2 maken en de antwoorden eens in de twee weken inleveren via de e-mail functie op Blackboard. Het tentamen wordt elektronisch afgenomen, waarbij de opgaven en de opzet vergelijkbaar zijn met die uit het werkboek. Om fraude te voorkomen krijgen studenten verschillende tentamens met variaties in vragen en databestanden.De docenten zijn erg tevreden over het werkboek en de werkvorm. De door hen genoemde voordelen zijn: studenten zijn veel actiever met de leerstof bezig; studenten worden gedwongen met SPSS te werken (dit programma wordt in de werkomgeving ook veel gebruikt); studenten krijgen op maat / interactieve antwoorden; hints en tips komen pas te voorschijn op het moment dat de student daar om vraagt; en studenten hoeven geen practicum meer bij te wonen om de leerstof te kunnen oefenen.Een nadeel van deze werkvorm is dat het voor de docenten erg arbeidsintensief is (ongeveer 75 groepjes studenten die elke twee weken feedback moeten krijgen). Uit evaluaties die onder studenten afgenomen zijn, blijkt dat studenten duidelijk positief zijn over het werkboek.




Doel

Aangeven hoe je een syllabus met opdrachten/opgaven kunnen omzetten tot een digitaal werkboek met (interactieve) antwoorden waar studenten thuis in kunnen werken.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je studenten actiever met de leerstof wilt laten bezig zijn.
  • Wanneer je studenten wilt stimuleren de leerstof bij te houden.
  • Wanneer het voor een goed begrip van de leerstof noodzakelijk is dat studenten opgaven maken.
  • Wanneer je studenten wilt ondersteunen bij het maken van opgaven.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Het is belangrijk dat het werkboek goed de inhoud van het vak weergeeft en dat de opgaven een goede dekking zijn van wat studenten na afloop van het vak moeten weten en kunnen. Bedenk daarom goed wat je met het vak voor ogen hebt. Wat wil je dat studenten leren? Wat wil je ze overdragen? Wat vind je belangrijk? Kortom: wat zijn de leerdoelen?
    Tip: Zie ook het IDEE Aan welke pedagogisch/didactische criteria moet mijn online vak/cursus voldoen? (IV) voor meer informatie over het formuleren van leerdoelen.
  2. Deel de leerstof op in een aantal goed afgebakende onderwerpen.
  3. Bedenk hoeveel opgaven je per onderwerp wilt aanbieden. Bedenk daarbij wel: hoe meer opgaven, hoe meer tijd het kost om het digitaal werkboek te maken. Studenten moeten echter wel voldoende opgaven kunnen maken om elk onderwerp goed te kunnen beheersen.
  4. Selecteer (bijvoorbeeld uit de syllabus) of formuleer bij elk onderwerp opgaven van verschillende moeilijkheidsgraad die aansluiten bij de leerdoelen.
  5. Leid elke opgave in met een context/verhaaltje dat aansluit op de belevingswereld van studenten.
    Voorbeeld bij het vak statistiek dat gegeven wordt aan studenten geschiedenis:
    ‘Aan het einde van de zestiende eeuw breidde de handel in negerslaven, afkomstig uit Afrika, zich van het Caraïbisch gebied uit naar nieuwe havens. Het gegevensbestand geeft voor de periode 1599-1605 het aantal schepen dat de havens van Veracruz (Mexico) en Cartagena (Colombia) aandeed en het aantal daar ingevoerde slaven.’
    Voorbeeld bij het vak statistiek dat gegeven wordt aan studenten economie:
    ‘In 1929 ontstond een van de grootste economische crisissen die de wereld ooit heeft gekend. Het gegevensbestand toont voor de jaren 1928, 1929 en 1930 het aantal werkeloze mannen woonachtig in de Verenigde Staten.’
  6. Zet per onderwerp de opgaven in een volgorde van makkelijk naar moeilijk. Een volgorde van makkelijk naar moeilijk werkt motiverend, doordat studenten van begin af aan het zelfvertrouwen hebben dat ze de opgaven kunnen maken.
  7. Splits in de eerste opgaven van elk onderwerp de vraag in deelvragen, zodat studenten stap voor stap de bovenliggende vraag beantwoorden. Maak de stapjes tussen de deelvragen geleidelijk aan groter, zodat studenten gedwongen worden zelf na te denken welke stappen ze moeten ondernemen om tot het antwoord van de opgave te komen.
  8. Formuleer bij elke (deelvraag in) een opgave hints die naar het antwoord toewerken. Laat het aantal hints geleidelijk aan tot nul afnemen. Op die manier worden studenten gedwongen zelf na te denken.
    Voorbeeld bij het vak statistiek: Wanneer studenten bij het vak statistiek bijvoorbeeld op basis van een regressievergelijking een voorspelling moeten doen, kun je de volgende hints geven:
    a. Wat is regressieanalyse?
    b. Hoe bepaal je de regressievergelijking met behulp van SPSS?
    c. Hoe bereken je de determinatiecoëfficiënt (R2) met SPSS?
    d. Hoe teken je een regressielijn?
    e. Hoe kun je aan de hand van een regressievergelijking een voorspelling doen?
    f. Antwoord
  9. Maak het werkboek met behulp van een programma voor het maken van internetpagina’s, bijvoorbeeld Frontpage (dit is een vrij eenvoudig programma, vergelijkbaar met Word). Zorg er voor dat de hints middels het klikken op een hyperlink zichtbaar worden, zodat ze enkel te zien zijn wanneer de studenten er om vraagt.
  10. Geef middels opmaak (kleur, vergedrukt, onderstreept, e.d.) het onderscheid aan tussen opgaven waarvan je studenten aanraadt ze in ieder geval te maken en opgaven die studenten eventueel ter extra oefening/verrijking kunnen maken.
  11. Maak een inleidende pagina waarin het doel en de werking van het werkboek wordt uitgelegd.
  12. Test op verschillende computers en met verschillende browsers (bijvoorbeeld Netscape en Internet Explorer) of het werkboek werkt. Interactieve hints werken alleen onder Netscape, omdat ze gebruik maken van JavaScripts. Laat studenten ook weten met welke browser ze het werkboek het beste kunnen bekijken.

Tips
  • Bekijk of enkele hints interactief kunnen worden gemaakt. Bij de voorbeeldhints onder 8 kunnen studenten bijvoorbeeld middels meerkeuze vragen (met feedback) eerst zelf nog proberen verder te komen.
  • Laat het daadwerkelijk maken van het werkboek (de internetpagina’s) over aan een student-assistent.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Zorg er voor dat studenten het werkboek op hun eigen computer kunnen zetten, zodat ze niet perse online hoeven te zijn om in het werkboek te werken (scheelt telefoonkosten). Dit kan bijvoorbeeld door het werkboek te zippen en/of door het werkboek op floppy disk/ cd rom te zetten die studenten kunnen kopen.
  • Integreer, indien hier bij het vak gebruik van wordt gemaakt, het werkboek in de digitale leeromgeving door de url van het werkboek op te nemen en door informatie rondom het gebruik van het werkboek en het eventueel inleveren van de opgaven in de digitale leeromgeving te zetten. Verder zouden studenten bijvoorbeeld middels een discussieplatform vragen kunnen stellen over opgaven uit het werkboek.

Tip
  • Laat bij onderwerp van een aantal opgaven het antwoord weg en vraag studenten deze opgaven uit te werken en elektronisch in te leveren bij de docent. Geef per goed gemaakte opgave een bonuspunt voor het tentamen. Op deze manier stimuleer je studenten de leerstof bij te houden. Het nakijkwerk kan voor de docent worden gereduceerd wanneer studenten de opgaven in groepjes van 2 maken. Op die manier kunnen de studenten ook nog van elkaar leren.

Randvoorwaarden

Studenten moeten thuis een pc hebben.

Achtergrondinformatie

Wanneer u meer informatie wilt over het digitaal werkboek voor statistiek kunt contact opnemen met de docenten die het digitaal werkboek hebben gemaakt: Wouter de Nooy (denooy@fhk.eur.nl) en Geert Stevens (Stevens@fhk.eur.nl).

Geplaatst op 13-03-2003 door adminComments Off on Een digitaal werkboek maken

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Met behulp van internet kunnen presentaties en demonstraties van bijvoorbeeld computerprogramma’s on line worden aangeboden aan studenten of collega’s op andere locaties.

Voorbeeld uit de praktijk

Een aantal universiteiten in Nederland was geïnteresseerd in de producten van het Amerikaanse bedrijf Eportaro. Het bedrijf demonstreerde haar producten on line middels Microsoft Netmeeting. Daarbij werd gebruik gemaakt van een Powerpoint presentatie en werd het product (een computerprogramma voor e-portfolio) zelf gedemonstreerd. De gebruiker ziet de Powerpointsheets op zijn scherm, zoals hij ook eigen Powerpointsheets zou zien. De mondelinge toelichting ging via een telefonische conferentie, waarbij de deelnemers ook vragen konden stellen en konden reageren. Deze presentatie was gericht op docenten. Het is natuurlijk ook heel goed mogelijk op eenzelfde wijze een presentatie te geven aan studenten.


Doel

Het doel is een on line presentatie en demonstratie te kunnen opzetten en uitvoeren, zodat studenten (of eventueel collega’s) de presentatie op een andere locatie kunnen volgen.

Wanneer te gebruiken

  • Bij afstandsonderwijs waarbij studenten niet (altijd) naar het instituut kunnen komen
  • Als een expert wordt ingezet die niet naar de onderwijsinstelling kan komen.
  • Bij on line conferenties.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Maak de (Powerpoint)presentatie. Houd daarmee rekening met het feit dat de presentatie on line wordt gegeven:
    • Punten punt voor punt laten verschijnen kan wel, maar kies daarbij geen trage animaties. Het duurt bij de deelnemers dan erg lang voor ze iets zien verschijnen.
    • Maak spaarzaam gebruik van foto’s, ondersteunende audio en video. Dat kost veel overdrachtstijd.
  2. Oefen de demonstratie. Het is een heel georganiseer om mensen op verschillende locaties tegelijkertijd on line te krijgen. Oefen daarom eventuele demonstraties van tevoren voor bijvoorbeeld een collega.
  3. Maak ruim van tevoren bekend op welk tijdstip de presentatie wordt gehouden en spreek af dat alle deelnemers tussen 15 en 10 minuten voorafgaand aan de presentatie contact zoeken via bijvooreeld Microsoft Netmeeting (bij grote groepen deelnemers zal het inloggen wat meer tijd vergen, reken dan op een half uur voorafgaand aan de presentatie).
  4. Maak ten minste een week van tevoren bekend vanaf welk ip-adres (het computeradres) de presentatie wordt gegeven.
  5. Tip:
    Voor Microsoft Netmeeting gebruikers is het ip-adres o.a. te vinden naar help te gaan en ‘about windows netmeeting’ te selecteren.

  6. Spreek met elk van de deelnemers af om met u in de week voorafgaand aan de presentatie/demonstratie te controleren of de verbinding werkt.
  7. Tip:
    Zeker bij grote groepen is het aan te bevelen dit door een systeembeheerder of bijvoorbeeld een student-assistent te doen.

  8. Als er sprake is van conferencing (deelnemers kunnen met behulp van een microfoon of telefoon vragen stellen aan de presentator bijvoorbeeld) is het van belang de deelnemers te instrueren over enige etiquette. Er is altijd een vertraging van ongeveer een halve seconde bij audioconferencing via internet. Dat lijkt weinig, maar blijkt in de praktijk toch een duidelijk waarneembare
    en maakt dat je niet snel kunt reageren. Het betekent ook dat je iemand altijd netjes moet laten uitpraten en de luisteraar geen aandachtgevend gedrag moet vertonen met de stem (hummen, ‘oke’, ‘oh ja’).

Tips
  • Vraag in de presentatie regelmatig of er vragen zijn.
  • Noem steeds de naam van degene die wordt aangesproken.
  • Bij on line Powerpoint presentaties mag er wat meer tekst op een sheet (kleinere letters) dan bij een gewone presentatie, omdat de sheets direct op het beeldscherm van de deelnemer te lezen zijn (die zit niet ergens achterin een klaslokaal). Houd het echter kort en bondig.
  • Veel mensen vinden het raar om in een microfoon te praten en zo een presentatie te geven voor een ‘onzichtbaar’ publiek. Vraag eventueel één of meer collega’s of studente om bij u te komen zitten en richt uw verhaal tot hen.
  • Als er deelnemers in het buitenland zitten, maak dan afspraken in GMT (zie http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Wie in het buitenland zit is
    zich er bijvoorbeeld niet altijd van bewust wanneer de overgang is van zomertijd naar wintertijd.
  • Een dergelijke presentatie kan ook middels de chatfunctie van Blackboard, mits er van de Powerpointpresentatie eerst html-sheets gemaakt worden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Zorg ervoor zelf een tiental minuten voor de afgesproken inlogtijd ‘aanwezig’ te zijn in Netmeeting.

Tips
  • Neem de sessie op, zodat het op een later tijdstip nogmaals gebruikt kan worden in het onderwijs (bijvoorbeeld voor deeltijdstudenten die niet aanwezig konden zijn).
  • Als het, bijvoorbeeld bij een demonstratie van een computerprogramma, belangrijk is dat de deelnemers de bewegingen van de muis zien, beweeg deze dan langzaam.
  • Zet, als er niet gebruik wordt gemaakt van telefoonconferencing, de telefoon uit of schakel hem door naar een secretaresse, zodat u niet gestoord wordt tijdens de presentatie.
  • Hang een bordje ‘niet storen’ op de deur.

Randvoorwaarden

  • De presentator heeft een headset nodig.
  • Deelnemers moeten beschikken ver het programma netmeeting van Microsoft (verkrijgbaar via www.microsoft.nl) of een vergelijkbaar programma.
  • Deelnemers moeten beschikken over een internetverbinding.
  • De deelnemers hebben geluidsboxen of een headset nodig.
Tip

Als alternatief kan er ook voor gekozen worden om in plaats van met geluid via internet met telefonische conferentie te werken. De geluidskwaliteit (en met name de overdrachtssnelheid van wat er gezegd wordt) is dan vaak beter dan geluid via internet.

Geplaatst op 04-03-2003 door adminComments Off on Online presentaties en demonstraties

 
Auteur(s): Gert-Jan Verheij, Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Door de toename van internationalisering, internationale stages, deeltijdonderwijs e.d. komt het steeds vaker voor dat een student op afstand moet worden begeleid. ICT is daarbij een handig hulpmiddel.

Voorbeeld uit de praktijk

Op de universiteit Twente heeft een docent een student begeleid die stage liep in Leeuwarden met behulp van e-mail en videoconferencing. De gesprekken met videoconferencing werden voorbereid per e-mail. Daardoor waren de videoconferencinggesprekken erg effectief en zakelijk. De persoonlijke beslommeringen kwamen wel in de e-mail aan de orde. Daarnaast waren er zo nu en dan face to face bijeenkomsten. Deze waren informeler van aard.
Men vond het nodig evenveel face to face ontmoetingen te hebben als videoconferencing ontmoetingen, omdat de studenten het informele contact nodig hadden voor persoonlijke ondersteuning. De gesprekken in de videoconferencing verliepen met name goed omdat er duidelijke afspraken waren gemaakt wat daarin wel en niet aan de orde moest komen, bijvoorbeeld afspraken over de maximale lengte van het gesprek (ook noodzakelijk wegens de snel oplopende kosten), afspraken over het doel van het gesprek en een gespreksleider (de studenten) die dat strak in de hand houdt. Bij de face to face gesprekken was de docent juist gespreksleider.

Doel

Een student één op één op afstand kunnen begeleiden bij een stage of afstudeeropdracht.

Wanneer te gebruiken

  • Als de student een grote opdracht uit moet voeren (afstudeeropdracht, stageopdracht, onderzoeksopdracht).
  • Als de student niet regelmatig op het instituut kan komen (bijvoorbeeld omdat de stage in het buitenland wordt uitgevoerd).
  • Als de docent niet regelmatig op het instituut kan komen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Maak afspraken met de student voorafgaand aan de opdracht (face to face).
  2. Maak een keuze uit de beschikbare middelen, waarbij niet altijd alle mogelijkheden te realiseren zijn:
    • e-mail: met name handig als het gaat om niet synchrone communicatie (bijvoorbeeld door een groot tijdsverschil), bij begeleiding waarbij het nadenken over de vraag of het antwoord enige tijd vergt of bij het inleveren en becommentariëren van producten. Dat laatste kan soms ook via een dlo.
    • chat met bijvoorbeeld msn, yahoo messanger, icq of via de dlo: leent zich goed voor een vlot ‘gesprek’ over de gang van zaken: korte vraag- en antwoordmogelijkheden waar niet te lang over hoeft te worden nagedacht. Kan zowel 1 op 1 als met een groep.
    • videoconferencing: bij begeleiding waarop iets op afstand getoond moet worden of bij begeleiding van een student met bijvoorbeeld heimwee waarbij het zien van een ‘bekend gezicht’ behulpzaam kan zijn (hoeft niet altijd tweerichtingsverkeer te zijn, in dit geval is het belangrijker voor de student om het bekende gezicht te zien dan dat de docent ook de student moet kunnen zien). Het ‘zien’ van elkaar helpt ook beter elkaar te begrijpen.
    • telefoon:als videoconferencing niet lukt, maar je mist persoonlijk direct contact, is de telefoon een goed alternatief, omdat stem meer intonatie (en daardoor steun en motivatie) kan bieden dan tekst op een beeldscherm via een chat.
    • face to face: van belang om het persoonlijk contact te realiseren. Is met name in het begin belangrijk. Als student en docent elkaar kennen, kan communicatie ook via bovenstaande kanalen verlopen.
  3. Maak met de student een begeleidingsschema waar in staat wanneer welke communicatievorm wordt gebruikt en wat de doelen zijn van die communicatie (zie ook bijlage). Doelen kunnen zijn:
    • Inleveren en bespreken van (deel)opdrachten en verslagen.
    • Voortgangbespreking
    • Persoonlijk gesprek, motiveren e.d.

Tips
  • Als de student in het buitenland zit, maak dan voor synchrone communicaties afspraken in GMT (zie http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Wie in het buitenland zit is zich er bijvoorbeeld niet altijd van bewust wanneer de overgang is van zomertijd naar wintertijd.
  • Stel voorafgaand aan een videoconferencingsgesprek of een chatsessie per e-mail een agenda op waarin ook de doelen van het gesprek tot uiting komen. Dat maakt het gesprek veel effectiever.
  • Videoconferencing zal vaak niet mogelijk zijn door gebrek aan apparatuur. Een alternatief kan zijn om msn met een webcam te doen. De kwaliteit van het beeld is dan slecht, maar voor een student kan het erg prettig zijn om eens een vertrouwd gezicht te zien.
  • Als er meerdere studenten tegelijk in het buitenland zijn kan het nuttig zijn een discussiegroep te openen in een elektronische leeromgeving waar studenten elkaar tips kunnen geven, een klaagmuurtje geopend kan worden enz. Ook kan er (mits dat past binnen de tijdzones) regelmatig een chatuurtje worden afgesproken.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Evalueer regelmatig de combinatie van communicatievormen: wellicht is meer face to face communicatie nodig, of moet de student worden gemaand minder e-mails te sturen of e-mails van betere kwaliteit.

Randvoorwaarden

  • Een alternatief voor videoconferencing is een webcam en netmeeting. In dat geval zal echter de kwaliteit van het geluid vaak slecht zijn of veel vertraging opleveren. Een veelgebruikte combinatie is daarom gebruik van een webcam naast een telefoongesprek.
  • Voor videoconferencing is een videoconferencingsset nodig.
  • De student en docent moeten beschikken over een computer met internetaansluiting.

Zie ook

Hoe organiseer je een conferentie via videoconferencing?
Hoe kun je een chatsessie efficiënt en effectief laten verlopen?
Hoe organiseer je online discussies met weinig studenten?
Hoe voorkom je een E-mail bombardement?
Hoe organiseer je een online spreekuur via chat?

Geplaatst op 04-03-2003 door adminComments Off on Een student op afstand begeleiden

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Studenten van universiteiten uit verschillende landen werken online samen aan het ontwerpen van een gezamenlijk product waarbij gebruik wordt gemaakt van videoconferencing.

Voorbeeld uit de praktijk

Voorbeeld 1: Op Hogeschool Inholland bij de faculteit facilitaire dienstverlening doen Nederlandse en Finse studenten een onderzoek naar arbeidsproductiviteit binnen hun eigen land. In het project bekijken de studenten met name wat de verschillen zijn tussen beide landen en wat daarvan de oorzaak is. De studenten verbleven een maand in het andere land en hebben na terugkeer online samengewerkt met behulp van videoconferencing en chat (zie voorbeeld van videoconferencing).

Voorbeeld 2: De Technische Universiteit Delft bij de faculteit Industrieel Ontwerpen worden sinds 2000 projecten gedaan met studenten in Delft, Michigan, Seoul, Lousanne, Ljubljana een ontwerpopdracht gedaan. Het betreft steeds een opdracht met globale aspecten (marketing, sociale aspecten, regionale productie enz.). De opdracht in 2000 was dat in opdracht van een gefingeerd koffieapparatenbedrijf een koffieapparaat ontworpen moest worden voor thuis of in een bedrijf dat overal in de wereld te verkopen zou zijn. In 2001 gold dezelfde opdracht voor een stofzuiger en in 2002 een ademhalingsunit. In 2002 ging het om een echt bedrijf waar ook mee gecommuniceerd moest worden. Er werd gebruik gemaakt van videoconferencing om elkaar tussenproducten en ideeën te kunnen tonen. Beschrijving vak 2003

Doel

De docent kan een groep studenten die in verschillende landen verkeren samen aan een product laten werken met behulp van videoconferencing.

Wanneer te gebruiken

  • Bij groepsopdrachten waarbij de deelnemers niet op dezelfde locatie zijn.
  • Bij opdrachten waarbij het noodzakelijk is om elkaar iets te tonen op afstand.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Allereerst zijn goede internationale contacten nodig. Meestal zijn dat persoonlijke contacten (via conferenties bijvoorbeeld) op vakniveau: dit werkt vaak het beste. Interdisciplinair is echter ook mogelijk. Ook is het mogelijk gebruik te maken van bestaande contacten tussen universiteiten en instellingen. De meeste instellingen hebben een bureau voor internationale contacten die dit soort contacten kan leggen.
  2. Ga na of uw instelling voldoende faciliteiten heeft. Dat betekent:
    • Er moet een videoconferencing set aanwezig zijn.
    • Als er met meer dan twee locaties gewerkt wordt, moet er een MCU (multi conferencing unit) beschikbaar zijn. Eventueel kan dit ook via SURF (http://contact.surfnet.nl).
    • De gesprekken moeten van tevoren heel goed worden voorbereid, dat wil zeggen, er moet een agenda worden opgesteld en het doel van de conferencing moet helder zijn.
  3. Maak duidelijke afspraken over de opdracht, de werkvormen en met name ook de beoordeling. Wie beoordeelt bijvoorbeeld (mag een Nederlandse docent een Finse student beoordelen), waar wordt op gelet en hoe telt dat mee.
  4. Werk met kleine groepjes van zo’n vier tot zes personen. Bij grotere groepen wordt het videoconferencen lastig. Zorg voor evenveel deelnemers per locatie.
  5. Op alle locaties moeten de videoconferentiesets gereserveerd worden op dezelfde tijd.

Tips
  • Probeer voorafgaand aan het vak (twee weken) met de docenten op de andere instellingen de videoconferencing eerst uit om eventuele problemen nog op te kunnen lossen.
  • Organiseer voorafgaand aan de videoconferentie een discussie via het discussieboard, zodat voorkennis geactiveerd wordt en studenten dieper over de zaken die in de vc aan de orde komen kunnen praten.
  • Een kort en intensief project werkt beter dan een langdurig en minder intensief project, omdat mensen er in een kort project in een beperkte tijd veel tijd steken in het project en daardoor goed op de hoogte zijn van de ins en outs van dat project en het werken met videoconferencing.
  • Maak gebruik van het tijdsverschil: maak in Delft aan het eind van de dag het voorstel af zodat Michigan er gelijk bij het opstaan mee aan de slag kan gaan.
  • Laat studenten eerst eens met slechts één andere locatie werken. Videoconferencing wordt namelijk ingewikkelder naarmate er meer locaties bij betrokken zijn.
  • Denk bij het samenstellen van het programma aan de tijdsverschillen met deelnemers uit andere landen. Zijn er veel deelnemers uit de VS, dan is het aan te bevelen het programma wat later op de dag te laten beginnen. Met veel deelnemers uit Azië kan de conferentie beter vroeg op de dag beginnen.
  • Informeer deelnemers over culturele verschillen. Zo zijn Aziaten veelal niet gewend in de camera te kijken, omdat dat in die landen als onbeleefd geldt.
  • Informeer de deelnemers over de videoconferencing etiquette. Zo is goed gebruik dat luisteraars de microfoon pas open zetten als er vragen gesteld mogen worden. Ook moet elke deelnemer zodra hij is uitgesproken de microfoon uitzetten (om bijvoorbeeld hinderlijk papiergeritsel te voorkomen). Eventueel kan daarover een aparte regie worden gevoerd. Daar moet dan wel een regisseur voor worden ingehuurd.
  • Zet alle tijden in GMT (Greenwich Meantime) en zet een schema op de site waarmee deelnemers snel het tijdsverschil met hun eigen locatie kunnen uitrekenen (zie bijvoorbeeld http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Een calculator om de eigen tijden uit te rekenen is natuurlijk de mooiste feature. Houd wel rekening met zomer- en wintertijden!

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Neem de videoconferencing op. De video’s kunnen dan worden besproken op bijvoorbeeld gespreksvaardigheden in videoconferencing. Ook kan dan later nog eens teruggekeken worden wat de andere locatie precies bedoelde of om het product nog eens rustig te bekijken. Ook kun je zo het volende jaar laten zien wat er van hen verwacht wordt.
  • Zorg dat de groepen op meerdere momenten wat moeten inleveren, zodat goed navolgbaar is hoever elke groep is, bijvoorbeeld via een contract met een (gefingeerd) bedrijf.

Randvoorwaarden

  • Alle sprekers moeten een hardware matige videoconferencing oplossing hebben.
  • Er zijn velerlei andere randvoorwaarden die door technici moeten worden opgelost. Veel informatie daarover is te verkrijgen via
    www.vide.net. Deze technische randvoorwaarden kunnen heel veel tijd kosten. Begin daarom ruim op tijd met de voorbereiding van de conferentie (minimaal enige maanden).
Geplaatst op 04-03-2003 door adminComments Off on Videoconferencing bij groepsopdrachten