Auteur(s): Martin Rehm, Dominique Waterval, Bart Rienties Organisatie(s): Universiteit Maastricht

Dit IDEE beschrijft hoe je Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) ook volledig online kunt verzorgen, gebruikmakend van een digitale leeromgeving.

Voorbeeld uit de praktijk

Aan de Universiteit Maastricht (Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde) wordt in de zomerperiode een cursus economie aangeboden voor aankomende studenten die zich voor één van de opleidingen aan deze faculteit hebben ingeschreven. De cursus is onderdeel van het project Web-spijkeren, dat tot doel heeft flexibel remediërend onderwijs te ontwikkelen voor een heterogene instroom. De Zomercursus Economie heeft als doel studenten bij te spijkeren op het gebied van economie, en wiskunde in relatie tot economie, zodat zij meer kans hebben om het eerste studiejaar zonder problemen door te komen.

De cursus vindt volledig online plaats en is gebaseerd op Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO), het onderwijsmodel dat de Universiteit Maastricht op bijna al haar vakken toepast. Dit onderwijsmodel vereist een actieve participatie van studenten, terwijl de docent een passieve maar coachende rol heeft (zie Achtergrond voor meer informatie over PGO). In 2005 is er geëxperimenteerd met een groep van ca. 50 studenten, die verdeeld werden over drie onderwijsgroepen. In de toekomst zal gekeken worden of ook grotere groepen studenten bijgespijkerd kunnen worden. Er wordt verondersteld dat studenten in ieder geval vier van de zes weken bereid zijn om 15-20 uur per week te studeren. Er zijn geen verplichte bijeenkomsten ingeroosterd en de studenten bepalen zelf wanneer ze werken.

Elke week kent vier leeractiviteiten: (1) een voorbespreking waarin studenten een probleem (taak) bespreken en leerdoelen formuleren die het uitgangspunt vormen voor zelfstudie; (2) zelfstudie; (3) een nabespreking waarin de resultaten van de zelfstudie worden besproken; en (4) een toets. De besprekingen vinden plaats op een discussieforum binnen een digitale leeromgeving (zie Figuur 1). Daarnaast worden ook de toetsen online afgenomen via de digitale leeromgeving.

Figuur 1 Besprekingen binnen een discussieforum


Doel

De docent kan een cursus opzetten die geheel online en volgens het PGO model wordt aangeboden.

Wanneer te gebruiken

Als de doelgroep bestaat uit studenten die op (grote) afstand van elkaar en van de instelling wonen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ontwerp een aantal taken volgens het PGO-model (kijk voor meer informatie over dit model onder het kopje Achtergrond).
  2. Maak op een discussieplatform voor elke taak een apart forum aan (zie Figuur 2).
  3. Figuur 2: Overzicht van discussieforums

  4. Bedenk een online opdracht om het ‘ijs te breken’ (Zie Welke ijsbrekers kun je inzetten om studenten elkaar online te laten leren kennen?). Dit is erg belangrijk, omdat studenten elkaar niet kennen en elkaar ook niet fysiek ontmoeten, maar wel met elkaar moeten samenwerken.
  5. Werk het tijdsschema uit waarbinnen de taken uitgevoerd moeten worden en plaats dit in de digitale leeromgeving.
  6. Verdeel de studenten, wanneer de inschrijvingen voltooid zijn, over onderwijsgroepen (kijk voor meer informatie over de groepsgrootte onder het kopje Achtergond).
  7. Stel voor elke onderwijsgroep een tutor aan die het leerproces bewaakt. Het is erg belangrijk dat de tutoren vertrouwd zijn met het PGO-model alsmede met de digitale leeromgeving.
  8. Selecteer het onderwijsmateriaal dat bij de cursus gebruikt gaat worden en plaats dit in de digitale leeromgeving.
  9. Maak voor elke taak een tussentijdse toets die studenten een beeld geeft van in hoeverre ze de leerstof beheersen. Deze toetsen kunnen via de toetsfunctionaliteit in een digitale leeromgeving worden gemaakt en afgenomen.
  10. Maak een summatieve eindtoets waarin de studenten een probleem moeten uitwerken dat vergelijkbaar is met de taken die zij tijdens de cursus hebben uitgevoerd. Deze eindtoets kan zowel een tentamen als een opdracht zijn (bijvoorbeeld het maken van een product).
  11. Bepaal hoe studenten beoordeeld worden. Een voorbeeld wordt hieronder gegeven:Participatie in de online discussies (zowel kwalitatief als kwantitatief): 50%
    Eindtoets: 50%

Tips
  • Bereid studenten, als dit nodig is, voor op het leren volgens het PGO-model en het gebruik van een digitale leeromgeving door bijvoorbeeld informatie beschikbaar te stellen over de zevensprong en een gebruikshandleiding voor de digitale leeromgeving.
  • Maak een ‘illustratietaak’ inclusief uitwerking die het proces van PGO in een online discussieforum verduidelijkt.
  • Maak op het discussieplatform een ‘Cafe/Social talk forum’ aan waar studenten elkaar verder kunnen leren kennen en er een sociaal gevoel kan ontstaan.
  • Als de taken onafhankelijk van elkaar uitgevoerd kunnen worden, kan er ook een flexibel tijdsschema opgesteld worden, waarbij studenten kunnen kiezen wanneer zij welke taak doen.
  • Zorg voor een rijke leeromgeving met verlevendigende onderwijsmaterialen, zoals naast artikelen en hoofdstukken, ook digitale colleges, animaties, video’s, PowerPoint presentaties, Internetsites en dergelijke (zie ook
    Hoe zorg je ervoor dat studenten actief met de leerstof omgaan?).
  • Wanneer u een PGO cursus in de zomerperiode wilt aanbieden, zoals in het voorbeeld uit de praktijk gebeurd is, stel dan twee tutoren per onderwijsgroep aan. Door twee tutoren aan te stellen zal de flexibiliteit m.b.t. de zomeractiviteiten van de tutoren vergroot worden. Per groep zou er dan één tutor op de voorgrond kunnen treden indien de groep niet loopt of indien er juist goede vorderingen worden gemaakt.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Het doel van de besprekingen is dat studenten vat krijgen op de theorieën, hun relevantie, hun onderlinge relaties en toepassingen. In de voorbespreking bespreken studenten een probleem (taak) en formuleren zij leerdoelen die het uitgangspunt vormen voor zelfstudie. In de nabespreking bespreken de studenten de resultaten van de zelfstudie. Beide besprekingen vinden online in een discussieforum plaats. Van studenten wordt niet verwacht dat zij op een bepaalde tijd online zijn (de voorbesprekingen vinden dus niet synchroon, maar asynchroon plaats), maar wel dat zij actief participeren in de online discussies. Door de asynchroniteit kunnen de voor-en nabesprekingen daarom door elkaar heen lopen. Hieronder worden de stappen die studenten tijdens de besprekingen van elke taak moeten uitvoeren uiteengezet. Daarbij komt stap 1 en 2 overeen met de voorbespreking, stap 3 met de zelfstudie en stap 4 en 5 met de nabespreking. Om ervoor te zorgen dat studenten optimaal profiteren van de inzichten van hun medestudenten is het belangrijk dat zij minimaal twee keer per week actief in het discussieforum participeren.

Bij elke taak maken de studenten een tussentijdse toets die hen een beeld geeft van in hoeverre ze de leerstof beheersen. De studenten kunnen zelf bepalen wanneer zij de tussentijdse toetsen maken. Aan het eind van de cursus wordt een online eindtoets afgenomen. Deze toetsen kunnen via de toetsfunctionaliteit in een digitale leeromgeving worden gemaakt en afgenomen. Door gebruik te maken van een toetsbank krijgt iedere student een andere willekeurig gegenereerde toets. Na de eindtoets ontvangen de studenten op basis van het beoordelingsmodel een eindcijfer.

Als tutor hebt u de rol van coach van het leerproces. Dit betekent dat u de discussies regelmatig volgt en studenten hints geeft wanneer zij niet uit een probleem (taak) komen. U kunt studenten ook additionele vragen stellen. Om het leerproces van studenten op gang te helpen en hen te helpen bij het online leren volgens het PGO-model is het belangrijk dat u gedurende de eerste weken extra aandacht besteedt aan de kwaliteit van de eerste bijdragen van de studenten.

Stap 1: De student bepaalt of er begrippen in de taak voorkomen die hij niet begrijpt.

Als het begrip nog niet in het discussieforum staat, maakt de student een nieuw discussieonderwerp aan met het begrip als titel. Andere studenten kunnen dan door middel van reacties op dit bericht tot een gezamenlijk gedragen definitie van het begrip komen. Als er begrippen in het discussieforum staan die nog geen definitie hebben, maar die de student wel begrijpt, probeert de student door een reactie op het begrip aan zijn medestudenten uit te leggen wat het begrip betekent.

Stap 2: De student analyseert wat volgens hem de voornaamste problemen zijn die de taak adresseert.

Als het probleem nog niet in het discussieforum staat, maakt de student een nieuw discussieonderwerp aan. In het bericht quoteert de student het stuk tekst dat volgens hem een bepaald probleem adresseert. Daaronder stelt de student vervolgens een vraag die het stuk tekst bij hem oproept (zie Figuur 3). Deze vraag vormt nu een leerdoel voor de onderwijsgroep. Als medestudenten vinden dat de vraag niet goed op het probleem aansluit (oftewel de student heeft een verkeerd leerdoel geformuleerd) kunnen zij dit laten weten door op het bericht te reageren.

Figuur 3: Definiëren van het probleem en formuleren van het leerdoel


Stap 3: De student werkt één of meer leerdoelen uit (beantwoordt één of meer vragen)

De student reageert op de leerdoelen van medestudenten en beantwoordt één of meer vragen op basis van zijn voorkennis en/of ervaringen. Hij refereert daarbij aan literatuur.

Stap 4: De student beoordeelt de antwoorden van medestudenten op de leerdoelen

De student laat in een beargumenteerde reactie weten of hij het eens of oneens is met de uitwerking van de leerdoelen. Als drie of meer studenten het eens zijn met het antwoord (zonder dat iemand heeft aangegeven het oneens te zijn) is het leerdoel voldoende goed beantwoord en kan er doorgegaan worden met het volgende leerdoel.

Tip

Laat studenten in de titel van het bericht aangeven wat de aard van het bericht is (bijvoorbeeld: ‘eens’, ‘oneens’, ‘correctie’, ‘aanvulling’, etc.). Zo blijft het forum overzichtelijk (zie Figuur 1).

Stap 5: De student sluit de taak af

Wanneer alle leerdoelen binnen een taak zijn beantwoord, sluit de student de taak af door een samenvatting te maken van de gehele discussie binnen de taak. De student gaat vervolgens door naar de volgende taak.

Achtergrondinformatie

In onderstaande tekst wordt het PGO-model verder uitgelegd. Deze tekst is afkomstig uit de cursus PGO van het Risbo.

Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO)

Een voorbeeld van onderwijs dat vertrekt vanuit een concrete taak in plaats vanuit de abstracte theorie van het vak, wordt ‘onderwijs in taakgerichte groepen’ genoemd. In het hoger onderwijs is dit type onderwijs vooral bekend geworden onder de naam Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO). Deze naam refereert aan een van de karakteristieke taken, namelijk de probleemtaak.

De zevensprong

Kenmekerkend voor PGO is dat studenten leren systematisch te werk te gaan. Daartoe heeft de Universiteit Maastricht de ‘zevensprong’ ontwikkeld. De zevensprong bestaat uit zeven stappen die een onderwijsgroep moet uitvoeren om een maximaal leerrendement uit een probleem te halen:

  • Stap 1: verhelder onduidelijke termen en begrippen;
  • Stap 2: definieer het probleem;
  • Stap 3: analyseer het probleem;
  • Stap 4: inventariseer op systematische wijze de verschillende verklaringen, die uit stap 3 naar voren zijn gekomen;
  • Stap 5: formuleer leerdoelen;
  • Stap 6: zoek aanvullende informatie buiten de groep;
  • Stap 7: synthetiseer en test nieuwe informatie.

Centraal in de zevensprong staat dus de systematische analyse van het probleem die leidt tot de meest waarschijnlijke verklaring van het probleem. Vaak worden voor dit doel speciale boeken en dictaten samengesteld (zogenoemde blokboeken). De problemen die gebruikt worden in probleem gestuurd onderwijs worden weliswaar aan de praktijk ontleend, maar zijn vaak ‘gereconstrueerd’ om ze geschikt te maken voor het leren van de juiste probleemaanpak.
Zijn bij geneeskunde met name verklaringsproblemen aan de orde, in rechten, economie, beleidswetenschappen en technische disciplines als werktuigbouwkunde, bouwkunde, civiele techniek staan andersoortige problemen centraal. Het gaat om problemen die kenmerkend zijn voor de wetenschap in kwestie. Bij rechten en economie is er bijvoorbeeld sprake van een analyseprobleem; in het geval van techniek van een ontwerpprobleem.

Naast het werken aan problemen, wordt in probleemgestuurd leren aandacht besteed aan taken waarmee studenten diverse vaardigheden kunnen oefenen. Het gaat om vaardigheden die bij de studie en in het latere beroep goed van pas komen. We noemen hier de discussietaak die tot doel heeft de kritische meningsvorming bij studenten te bevorderen; de strategietaak die studenten leert hoe te handelen in bepaalde studie- of beroepssituaties; de studietaak die de studenten uitnodigt tot gerichte zelfstudie; en tenslotte de toepassingstaak die geconstrueerd is om studenten de gelegenheid te geven reeds verworven kennis toe te passen. Ook voor deze taken moeten de studenten een aangepaste ‘zevensprong’ gebruiken.

Groepsgrootte

De grootte van de onderwijsgroepen hangt af van de hoeveelheid ervaring die studenten reeds hebben opgedaan in de opleiding met groepswerk. Het hangt tevens af van de complexiteit van het probleem. Een optimale groepsgrootte, waarin de kans op samenwerkingsproblemen kleiner is, bestaat uit drie tot zes studenten. In de praktijk is deze groepsgrootte soms financieel niet haalbaar. De groep zal dan eerder uit zes tot tien personen moeten bestaan. In dat laatste geval kan het raadzaam zijn studenten voor te bereiden – bijvoorbeeld in een aparte training – op het leren werken in een groep. Ook zal bij een relatief grote groep rekening gehouden moeten worden met de tijd die overleg vraagt en de grotere kans op eventuele samenwerkingsproblemen. Een complex probleem vergt gewoonlijk meer deelnemers. Als het gaat om een multidisciplinair probleem zullen studenten met een verschillende discipline-achtergrond samen een groep vormen. Vaardigheid in groepswerk is dan een voorwaarde voor succes. Op vakoverstijgende wijze een probleem aanpakken is al moeilijk genoeg.

Thematisch onderwijs

Een onderwijsprogramma waarin probleemgestuurd leren als organisatieprincipe wordt toegepast, wordt gekenmerkt door een thematische, interdisciplinaire organisatie van de leerstof. De thema’s worden na elkaar aangeboden. Dit betekent dat de student op ieder moment maar met één thema bezig is. Niet de verschillende vakgebieden maar die thema’s die meerdere vakgebieden omvatten, zijn het uitgangspunt voor de vormgeving van het curriculum. De thema’s zijn zo gekozen dat daarmee ook een bepaalde visie op de leerdoelen wordt uitgedrukt.

Geplaatst op 04-05-2006 door adminComments Off on Volledig online PGO

 
Auteur(s): Esther van der Linde Organisatie(s): Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Het gebruik van chat voor het geven van (ontwikkelingsgerichte) feedback door medestudenten levert goede resultaten op.

Voorbeeld uit de praktijk

Het project ‘World Wide Writing’ heeft een onderscheiding gekregen voor het meest innovatieve vreemde talenproject van 2002. In dit project werd ook geëxperimenteerd met het geven van feedback via chatten. World Wide Writing in een online schrijfcentrum met de nadruk op het verbeteren van de schrijfvaardigheid.

Chat

In dit IDEE gaat het niet om het World Wide Writing zelf maar het gebruik van chat bij het geven van de feedback. De studenten die met WW Writing gingen werken kregen de opdracht om de feedback via de chat over te brengen. De chat is bij studenten een geliefde en bekende ICT toepassing.

Achtergrond WW Writing

Onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat er maximale leereffecten kunnen worden bereikt bij schrijfvaardigheid als er nadruk ligt, met name bij de feedback, op het schrijfproces en niet op het product. De feedback is dan vooral niet redactie- of oplossingsgericht is (een coach die aangeeft welke fouten verbeterd moeten worden) maar voornamelijk revisie- of ontwikkelingsgericht . (de schrijver die door de coach wordt aangezet tot zelf nadenken over andere mogelijkheden en vervolgens gaat herschrijven).
Onderlinge samenwerking, reacties en commentaar op schrijfconcepten door medestudenten en vooral globale feedback in de vorm van open vragen stimuleren de student tot echt nadenken over welk doel hij met de tekst wil bereiken, welke rol hij inneemt als schrijver, wie de lezer is en welke behoeften/kennis deze heeft, welke opties de schrijver heeft bij deze opdracht/casus, wat de afwegingen zijn om bepaalde keuzes te maken etc. Kortom, de student leert zowel in de rol van schrijver als in de rol van coach na te denken over de schrijfstrategie.

Door samenwerking, het gemeenschappelijke proces van opdrachtverheldering en analyse, planning van taak en proces, feedback geven en ontvangen op concepten, discussies en tekstrevisies en door regelmatige herhaling van dit hele proces ontstaat een werkelijk leereffect. Bijvoorbeeld: een student leert in te zien dat hij vaak zo onduidelijk formuleert, doordat hij in allerlei contexten vasthoudt aan één en dezelfde schrijversrol, bijvoorbeeld een stijl die past bij een informele correspondentie.
Pas als dit inzicht er is, kan er iets veranderen. Krijgt de student daarentegen alleen lokale feedback in de vorm van markering van bijvoorbeeld grammaticale of structurele fouten, dan zal de schrijfvaardigheid uiteindelijk niet daadwerkelijk verbeteren.

WW Writing bevat standaard feedback bestanden waarin de student makkelijk met Word zijn/ haar eigen feedback kan toevoegen.

Doel

De docent kan bij studenten feedback via chatten genereren.

Wanneer te gebruiken

De chat is goed toe te passen wanneer studenten elkaar feedback moeten geven bij bijvoorbeeld schrijfopdrachten.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

Als docent moet je de volgende acties nemen:

  • Creëer mogelijkheid op de onderwijsinstelling waar studenten gebruik kunnen maken van computers met chat (internet verbinding).
  • Deel studenten in in tweetallen of groepen. Ze geven elkaar feedback op hun schrijfproducten. De ene keer stelt de een de vragen en heeft dan dus de rol van coach. De andere keer is deze persoon de schrijver wiens stuk besproken wordt. Zorg voor goede instructie over de manier waarop je als coach het gesprek aangaat, inclusief feedback opties de coach daarbij heeft. WW Writing bevat standaard feedback bestanden waarin de student makkelijk met Word zijn/ haar eigen feedback kan toevoegen. Zie voor voorbeelden van de feedback mogelijkheden op www.worldwidewriting.com onder Texpert.
  • Instrueer studenten over het opslaan van de chat log indien je later de gesprekken wil analyseren.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Als docent moet je het volgende ondernemen:

  • Laat de studenten elkaar feedback geven tijdens het proces aan de hand van de open vragen strategie. De rol van de schrijver is actief en de coach treedt non-directief op. De coach stelt aspecten van de tekst aan de orde in het perspectief van, en met respect voor, de intenties van de schrijver. Via vragen lokt de coach de schrijver uit om de keuzes die hij heeft gemaakt bij de tot stand koming van zijn tekst, te expliciteren en te doordenken. Bijvoorbeeld: ‘Wat wil je bereiken met deze tekst?’ of ‘Hoe wil je overkomen op de lezer?’. Vanuit deze meer algemene vragen kunnen bij het dieper doorvragen uiteindelijk vanzelf meer specifieke kwesties aan de orde komen, zoals een wat ongelukkige formulering. Het resultaat van deze vorm van feedback is dat de schrijver zich bewust wordt van zijn eigen schrijfproces, zijn bestaande inzichten aanscherpt en er beter mee kan opereren.
  • De docent kan zich vervolgens beperken tot het becommentariëren van teksten die al besproken en gereviseerd zijn.
  • De docent doet er goed aan ook het geven van feedback ter sprake te brengen. Bijvoorbeeld door klassikale bespreking van uitgeprinte chats. Als alles goed gaat leert de coach net zoveel van de oefening als de schrijver.

Randvoorwaarden

De studenten moeten beschikken over een computer met internetaansluiting en chatsoftware. Tip: met gebruik van de website http://webmessenger.msn.com kan je aan een chatsessie deelnemen zonder de benodigde software te hebben geïnstalleerd.

Ontleend aan

Zie ook

Hoe laat je studenten feedback aan elkaar geven via een discussieplatform?

Geplaatst op 18-11-2005 door adminComments Off on Effectieve feedback via chat

 
Auteur(s): Els de Groot Organisatie(s): Universiteit van Tilburg

Dit IDEE beschrijft waar je rekening mee moet houden als je bij studenten een online tentamen wilt afnemen.

Voorbeeld uit de praktijk

Aan de Universiteit van Tilburg wordt bij het Tilburg Institute for Law, Technology and Society de vakken ‘ICT & Recht’, ‘Juridische bronnen op internet’ en ‘Het beoordelen van juridische bronnen op internet’ online getentamineerd via de test manager in Blackboard. Aan deze vakken nemen ongeveer zo’n 250 studenten deel. Aanleiding voor het online tentamineren was de tijd die bespaard kon worden op activiteiten als kopiëren van tentamens en het nakijken van de antwoorden. De studenten maken het computertentamen op de universiteit onder toezicht van een surveillant. Omdat er in het computerlokaal onvoldoende computers beschikbaar zijn om het tentamen bij alle studenten tegelijk af te nemen, worden de studenten in groepen ingedeeld die het tentamen groep na groep maken.

Doel

De docent kan het online tentamineren van studenten kan organiseren.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer er grote aantallen studenten zijn.
  • Wanneer er voornamelijk gesloten tentamenvragen kunnen worden gesteld.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Bepaal eerst of de kosten voor het ontwikkelen van online toetsen opwegen tegen de baten. Gebruik hiervoor het IDEE Wel of niet geautomatiseerd toetsen?
  2. Bepaal het aantal tentamenmomenten op basis van de capaciteit van de computerzaal en het aantal studenten.
  3. Maak het (benodigde aantal verschillende!) tentamen(s). Wanneer er meer groepen zijn (en dus meer tentamens nodig) zorg er dan voor dat de tentamens qua niveau en inhoud overeenkomen. Ook kun je dan het beste gebruik maken van question pools. Je maakt deze verschillende tentamens door de toetssoftware een willekeurige set vragen uit een of meerdere question pools te laten halen. De studenten krijgen op deze manier allemaal een andere set van vragen uit de itembank. Zie ook het IDEE Hoe ontwerp je een itembank voor geautomatiseerd toetsen?
  4. Maak een keus bij de opties voor de toets zoals:
    • een password op de toegang tot het tentamen, zodat studenten het tentamen niet van te voren al kunnen inkijken.
    • een tijdslimiet op elk tentamen;
    • zorg dat een student de toets maar één keer kan maken.
    • Kies in Blackboard voor ‘Score only’, omdat anders de vragen en de goede antwoorden op een later tijdstip door studenten kunnen worden geprint via ‘View Grades’.
  5. Reserveer een computerzaal voor de tijd die nodig is om elke groep het tentamen af te laten leggen.
  6. Zorg ervoor dat internet tijdens het tentamen niet bereikbaar is en indien dat niet mogelijk is, maak dan duidelijk aan de studenten dat elke interactie via e-mail, internet, SMS, MSN gezien wordt als fraude.
  7. Regel supervisie. Denk er aan dat er een andere soort surveillance nodig is dan bij een regulier tentamen!

Tips
  • Stel het / elk tentamen zo in dat de vragen at random verschijnen, zodat studenten moeilijk van elkaar kunnen afkijken.
  • Geef regels aan de studenten mee (bijvoorbeeld, geen internet gebruiken, geen software installeren, bestanden downloaden, enz).
  • Stel een online oefententamen beschikbaar, zodat studenten bekend raken met het online tentamineren. Om studenten te motiveren dit oefententamen te maken, zou je twee vragen uit het oefententamen terug kunnen laten komen in het echte tentamen en studenten hiervan op de hoogte stellen (het is wel afhankelijk van de toetssoftware of dit ook echt te realiseren is).
  • Haal deze twee vragen vervolgens ad random uit de oefentoets zodat de studenten iedere keer andere vragen uit de oefentoets krijgen bij het tentamen.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Verdeel de studenten in groepen op basis van de capaciteit van de computerzaal.
  2. Geef aan de studenten door op welke datum en tijdstip en waar zij verwacht worden.
  3. Laat de (nieuwe) groep studenten in de computerzaal binnen en geef hen het password voor het tentamen dat zij moeten maken.
  4. Vertel studenten dat het noodzakelijk is om alle vragen te beantwoorden om meteen het voorlopige resultaat van het tentamen te krijgen.
  5. Vertel hoeveel tijd ze hebben voor het maken van het tentamen en waar ze kunnen zien hoeveel tijd er voorbij is.
  6. Verander direct na afloop van ieder tentamen het password.
  7. Herhaal stap 3 t/m 6 totdat elke groep studenten het tentamen heeft gemaakt.
  8. Maak de tentamenresultaten volgens de gebruikelijke informatiebronnen aan de studenten bekend.
    • Wanneer het tentamen in een digitale leeromgeving is gemaakt en je de scores van de studenten nog wilt analyseren, kun je deze exporteren naar een dataverwerkingsprogramma als Excel of SPSS.
    • Evalueer na afloop van het tentamen welke vragen beter / duidelijker geformuleerd moeten worden en pas deze meteen aan voor een volgend tentamen. Verwijder ook oude vragen uit de question pools die niet meer actueel zijn en voeg indien nodig nieuwe toe. Zo wordt het tentamen steeds geactualiseerd en verbeterd.

Randvoorwaarden

  • Het maken van question pools kan de docent veel tijd kosten. Dit is over het algemeen slechts een eenmalige tijdsinvestering.
  • De instelling moet beschikken over toetssoftware of een toetsmogelijkheid in een digitale leeromgeving.
  • De instelling moet beschikken over een computerzaal.

Zie ook

Geplaatst op 16-12-2004 door adminComments Off on Organiseren van online tentamens

 
Auteur(s): Karen Jager, Wilco te Winkel Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je ICT kunt gebruiken om een rijke, studentgerichte leeromgeving te creëren die studenten stimuleert om zelf te bepalen welke leerstof relevant is.

Voorbeeld uit de praktijk


In september 2001 is aan de Erasmus Universiteit Rotterdam een nieuwe opleiding Psychologie gestart. Deze opleiding is gestoeld op Probleem Gestuurd Onderwijs. Alle jaren bestaan uit 8 vakken van 5 weken. Studenten volgen slechts één vak tegelijk. Tijdens een vak komen studenten twee keer per week bij elkaar voor tutor groep bijeenkomsten, waarin ze een probleem bespreken en leerdoelen formuleren. Deze leerdoelen vormen het uitgangspunt voor zelfstudie. De resultaten van de zelfstudie worden besproken in de eerste helft van de volgende bijeenkomst. De tweede helft van deze bijeenkomst wordt gebruikt om een nieuw probleem te bespreken. Naast deze bijeenkomst bestaat elk vak uit andere leeractiviteiten zoals vaardigheidstraining en colleges en wordt bij elk vak relevant filmmateriaal getoond.

Een belangrijk uitgangspunt bij het opzetten van de opleiding was dat het Internet gebruikt werd om het probleem gestuurde leren een stap verder te brengen, door studenten te voorzien van een rijkere leeromgeving. Er is een elektronische leeromgeving ontwikkeld met de naam PsyWeb (http://www.psyweb.nl). PsyWeb bevat alle relevant geachte onderwijsmaterialen, artikelen, boekhoofdstukken, colleges, video’s, animaties, experimenten, powerpoints en e-chapters.

Doel

De docent weet hoe hij binnen een elo een rijke leeromgeving kan creëren die studenten stimuleert om zelf hun studiemateriaal te kiezen en daar actief mee aan de slag te gaan.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Zorg voor voldoende relevant onderwijsmateriaal binnen de Digitale Leeromgeving. Bied studenten niet alleen keuze in het primaire onderwijsmateriaal, maar voeg ook secundaire, verlevendigende onderwijsmaterialen toe. Dus naast artikelen en hoofdstukken, ook digitale colleges, animaties, video’s, PowerPoint presentaties, Internetsites en dergelijke.
  2. Bied studenten voldoende ondersteuning bij het selecteren van de bronnen. Voeg bijvoorbeeld aan elke bron een kernzin, samenvatting of opmerking van de docent toe. Dit helpt studenten om gerichter te kiezen uit de beschikbare bronnen.
  3. Plan activiteiten die studenten motiveren om actief met de leermaterialen om te gaan:
    • Voeg (per bron) vragen toe die studenten helpen bij het gericht bestuderen van de bron
    • Laat studenten in groepen vooraf aan het college een antwoord formuleren op een probleem en laat deze antwoorden tijdens het college (of online) beoordelen door andere studenten (zie IDEE Hoe organiseer je peer review via een discussieforum?)
    • Laat studenten voorafgaand aan het college reageren op stellingen rond het lesmateriaal (zie IDEE Hoe laat je studenten voorafgaand aan een college reageren op stellingen?)
    • Voeg een ratingsysteem of een reviewsysteem waarmee studenten hun mening kunnen geven over het betreffende leermiddel.Bij een ratingsysteem geven studenten op een 5-punts schaal aan hoe goed ze het betreffende leermiddel vinden. Bij een reviewsysteem geven studenten per leermiddel hun mening. (zie IDEE Hoe kan een Kennis Management Systeem mijn vak versterken?; IDEE Hoe maak je een online bronnenportaal?)
    • Maak een forum aan waarin studenten relevante URL’s kunnen toevoegen voor andere studenten.
    • Stel studenten in staat, en moedig hen aan om aantekeningen te maken bij de diverse leermiddelen
    • Stel studenten in staat om zelf hun eigen leermiddelen (internetsite, PowerPoint presentatie, video) te uploaden.

Tip
  • Zorg ervoor dat ‘onzin’ uit de door studenten toegevoegde materialen gefilterd wordt. Screen het geuploade materiaal regelmatig en verwijder de niet serieuze bijdragen. Je kunt hier bijvoorbeeld ook een studentassistent voor inschakelen.
  • Maak tevens een zichtbaar onderscheid tussen de materialen die aangeboden worden door de docent(en) en materialen die toegevoegd zijn door medestudenten.
  • In plaats van het ‘klaar zetten’ van onderwijsmateriaal, kun je ook besluiten om studenten een zoekpagina aan te bieden. Zorg ervoor dat studenten via deze pagina alle onderwijsmaterialen kunnen doorzoeken, bijvoorbeeld gebruik makende van letterlijke woorden of curriculumthema’s.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Stel het onderwijsmateriaal beschikbaar aan de studenten. Geef studenten tevens een duidelijke (leer)taak mee. Het doel van deze taak is om de studenten een context en een doel te geven voor het bestuderen van het materiaal.
  2. Voer de geplande activiteiten om studenten te motiveren uit. Stimuleer studenten (tijdens colleges of online) om gebruik te maken van de mogelijkheden.
  3. Neem de beoordeling van de materialen door de studenten serieus en besluit op basis daarvan bijvoorbeeld om bepaalde materialen volgend jaar niet opnieuw op te nemen.
  4. Beoordeel zelf het door studenten aangeleverde materiaal. Neem dit eventueel op als leermateriaal voor het volgende jaar.

Ontleend aan

Koehorst, A., Winkel, W. te, Ronteltap, F. & Schmidt, H. (2002). Design, implementation and evaluation of PsyWeb, a learning environment in a problem based learning curriculum. In Kallenberg, A.J. & Ven, M.J.J.M. van de. The New Educational Benefits of ICT in Higher Education. Rotterdam: Erasmus Plus B.V.

Zie ook

Hoe kan een Kennis Management Systeem mijn vak versterken?

Hoe maak je een online bronnenportaal?

Hoe maak je opleidingsbreed gebruik van gemeenschappelijke documenten?

Hoe kun je studenten via webquests effectief gebruik laten maken van internetbronnen?

Geplaatst op 09-12-2004 door adminComments Off on Studenten actief met leerstof laten omgaan

 
Auteur(s): Karen Jager Organisatie(s): Risbo

Een online rollenspel kan gebruikt worden om een authentieke leerervaring te creëren voor studenten. Dit IDEE beschrijft hoe je dit eenvoudig doet binnen een standaard elektronische leeromgeving.

Voorbeeld uit de praktijk

In het kader van de online conferentie NET*Working 2002 in Augustus 2002 is een online rollenspel uitgevoerd. Dit rollenspel maakte alleen gebruik van de technologie die beschikbaar was op de conferentie website: een discussieforum, instant messaging system en email. Het rollenspel had als titel ‘At Risk’ en ging over een gezin uit Afghanistan, dat gevlucht was voor het regiem van de Taliban en zich op dat moment bevond in het Woomera Detention Centre in Zuid Australie. Het doel van het rollenspel was om één van de kinderen uit het gezin, dat suïcidale neigingen had te beschermen. Deelnemers moesten interacteren en samenwerken om een uitkomst te bereiken die het beste was voor het kind. Echter niet alle deelnemers hadden hetzelfde doel: sommigen waren er bijvoorbeeld meer op uit om de overheidsbeleid op het gebied van illegale immigranten overeind te houden.

Het rollenspel ging van start op basis van een scenario dat direct actie verlangde van de deelnemers: er moest nu iets gebeuren anders zou het fout aflopen met de jongen. Rollen die in het spel gespeeld werden, waren de jonge vluchteling zelf, een sociaal hulpverlener, de minister van Buitenlandse zaken, een psychiater, een journalist, de bedrijfsleider van het Detention Centre en een rechter. De communicatie tussen de betrokkenen vond met name plaats via het discussieforum en in mindere mate via chat en email.

Na afloop van het rollenspel vond een uitgebreide debriefing plaats. In een speciaal daarvoor opgezet discussieforum waren een aantal reflectievragen beschikbaar voor de studenten. Onderwerpen die aan de orde kwamen, waren bijv. hun gevoelens tijdens het rollenspel, de belangrijkste gebeurtenissen en de belangrijkste leerervaringen. Uit de evaluatie kwam naar voren dat het rollenspel een krachtige leerervaring was en dat het veel emoties los had gemaakt bij de deelnemers. Hoewel de deelnemers meerdere dingen hadden geleerd, was het belangrijkste toch wel het zich leren inleven in een ander persoon.

Doel

De docent kan een online rollenspel opzetten en uitvoeren binnen een digitale leeromgeving en hoe dit rollenspel ingezet kan worden om een authentieke leerervaring te creëren voor studenten.

Wanneer te gebruiken

  • Bij interdisciplinaire vraagstukken, waarbij studenten consensus of een oplossing dienen te bereiken rond een probleemstelling in interactie met betrokkenen uit verschillende disciplines en met verschillende belangen.
  • Voor het verhogen van de studentmotivatie en -participatie
  • ICT wordt bij een online rollenspel ingezet om de communicatie tussen de verschillende partijen mogelijk te maken. Het gebruik van ICT heeft een aantal voordelen:
    • Studenten hebben meer tijd om na te denken over hun bijdrage en kunnen extra bronnen gebruiken om zich beter voor te bereiden op hun rol
    • De bijdragen van de studenten blijven bewaard
    • De deelnemers aan het rollenspel hoeven niet op dezelfde tijd op dezelfde plaats te zijn. Dit maakt het ook eenvoudiger om bijvoorbeeld experts bij het rollenspel te betrekken.
    • Het feit dat de deelnemers zich niet in één fysieke ruimte bevinden, kan bij deelnemers de schroom wegnemen om te reageren vanuit hun rol.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ontwikkel het rollenspel. Maak hierbij gebruik van het stappenplan in de bijlage.
  2. Kies het medium voor het rollenspel. Maak hierbij een keuze voor synchrone (chat) of asynchrone media (e-mail, discussieforum). Zie voor een vergelijking de bijlage Keuze van het medium.
    • In het voorbeeld is gebruik gemaakt van een discussieforum als hoofdmedium. Daarnaast waren email en chat beschikbaar voor privé communicatie tussen rollen.
    • Wanneer van tevoren duidelijk is dat bepaalde rollen veel privé communicatie met elkaar zullen hebben maak dan groepsruimten aan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de voorzitter, secretaris en penningmeester van dezelfde vereniging.
  3. Bepaal hoe de rollen toegewezen worden aan studenten. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden.
    Een rol kan bijvoorbeeld door één of door meerdere studenten gespeeld worden. De keuze hangt onder andere af van de gestelde leerdoelen en het niveau van de studenten. Een andere mogelijkheid is om studenten zich zelf in te laten schrijven voor een rol of om als docent studenten toe te wijzen aan bepaalde rollen. Dit laatste kan bijvoorbeeld ‘at random’ of op basis van de discipline waaruit de studenten afkomstig zijn.

Tips
  • Niet alle rollen hoeven door studenten vervuld te worden. Ook jijzelf, andere docenten of experts kunnen een rol spelen. Door zelf een rol te vervullen in het spel kan op ‘realistische’ wijze feedback gegeven worden op de acties van studenten. Bij de juridische case kan dit bijvoorbeeld in de rol van patroon van het advocatenkantoor.
  • Maak wanneer meerdere studenten dezelfde rol spelen een groepsruimte aan waarin ze zich kunnen voorbereiden op hun rol.
  • Maak binnen de elektronische leeromgeving accounts aan voor de verschillende karakters/rollen.
    Door deelnemers in te laten loggen onder de naam van hun rol wordt direct duidelijk vanuit welke rol een reactie gegeven is. Dit maakt het rollenspel realistischer en gemakkelijker te volgen.
  • Maak bij voorkeur een aparte cursus aan voor het rollenspel.
  • Wanneer het niet mogelijk is om (nieuwe) accounts aan te maken per rol, benadruk dan bij de deelnemers dat ze een bericht altijd moeten starten met de vermelding van hun karakter/rol.
  • Maak een discussieforum aan binnen de elektronische leeromgeving, waarbinnen het rollenspel gaat plaatsvinden.
  • Bereid de debriefing van het rollenspel voor. De debriefing is het laatste, maar meest belangrijke onderdeel van een rollenspel. Hier vindt het feitelijke leren plaats. Hiervoor is het van belang dat de deelnemers de mogelijkheid krijgen om te reflecteren op de leerervaring waar zij bij betrokken zijn.
  • Bedenk een aantal vragen waarop de deelnemers moeten reflecteren (zie bijlage Reflectievragen).
  • De debriefing van het rollenspel kan zowel online als face-to-face plaatsvinden. In beide gevallen is het belangrijk van tevoren reflectievragen te bedenken en studenten de tijd te geven zich hierop voor te bereiden. Een andere optie is om studenten zich online laten voorbereiden op een face-to-face sessie.
  • Maak een nieuw discussieforum aan voor de debriefing van het rollenspel. Maak voor elk van de geformuleerde reflectievragen een nieuwe thread aan.
  • De debriefing vindt bij voorkeur plaats binnen een andere cursus dan het rollenspel. In de debriefing reageren studenten namelijk vanuit zichzelf, niet vanuit hun rol. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de reguliere cursusomgeving.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Stel informatie over het rollenspel beschikbaar in de elektronische leeromgeving. Het gaat hierbij om het onderwerp, het doel, het scenario, de rolbeschrijvingen en de instructies voor de studenten.
    • Het betreft hier de informatie die voor alle deelnemers gelijk is. Plaats deze documenten op een algemeen toegankelijk plek.
  2. Laat studenten zich inschrijven voor deelname aan het rollenspel. Vraag studenten eventueel een voorkeur aan te geven voor een specifieke rol.
    • Dit inschrijven kan bijvoorbeeld via email.
  3. Wijs de rollen toe en laat de studenten per mail weten welke rol ze gaan spelen. Stuur ze de benodigde login gegevens, een exemplaar van hun rolbeschrijving en hun Persoonlijke informatie.
  4. Maak afspraken met studenten over het aantal verwachte bijdragen per dag/ per week.
  5. Plaats het openingsbericht op het discussieforum en stel de studenten via mail op de hoogte van de start van de simulatie.
  6. Monitor tijdens het rollenspel de bijdragen van de deelnemers. Stuur zonodig herinneringsmailtjes wanneer deelnemers zich niet houden aan de afspraken met betrekking tot het aantal bijdragen.
    • Leg als moderator de nadruk op het observeren en de studenten hun rol laten spelen. De belangrijkste taak is om te bepalen wanneer er ingegrepen moet worden. Bijvoorbeeld wanneer het rollenspel stilvalt of wanneer het rollenspel teveel gaat afwijken van het oorspronkelijke doel.
    • Vervul tevens de rol van coach: geef advies aan deelnemers over hoe het spel gespeeld moet worden. Bijvoorbeeld ondersteuning en verheldering van hun rol.
  7. Beëindig het rollenspel op het afgesproken moment.
  8. Nodig de studenten uit om deel te nemen aan de debriefing.
    • Benadruk dat studenten moeten reflecteren vanuit zichzelf, niet vanuit hun rol.
    • Het is belangrijk om studenten voldoende tijd te geven om los te komen van een rol. Plan minimaal 2 dagen tussen het einde van het rollenspel en de debriefing.

Ontleend aan

Barron, M. (2003). An Online Role-Play? from Design to Debrief. The Knowledge Tree. An e-journal of Flexible Learning in VET, 3, 2003. Retrieved July, 9th 2004, from http://www.flexiblelearning.net.au/knowledgetree/edition03/html/pra_barron.html

Zie ook

Hoe ontwerp je een rollenspel in chat?

Hoe organiseer je online discussies met weinig studenten?

Bijlagen

Geplaatst op 09-12-2004 door adminComments Off on Online rollenspel organiseren

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

ICT maakt het mogelijk om studenten op eenvoudige wijze video aan te bieden. Dat maakt het ook mogelijk om cases in beeld te brengen.

Voorbeeld uit de praktijk

De lerarenopleidingen van de NHL en de RUG werken samen in het project Didiclass aan het ontwikkelen van videocases. Studenten die stage lopen op een school voor voortgezet onderwijs vertellen in zo’n case over zaken die zij tegenkomen in hun lesgeven en waar ze over twijfelen hoe te handelen. Onderdeel van een case kan daarnaast ook zijn een video-opname van een les van de student, interviews met leerlingen, collegadocenten of begeleiders of een video-opname van een good-practice les. Een typische case omvat in ieder geval een interview met de student over het probleem en een opname van de lessituatie. Kenmerkend aan deze cases is dat ze direct uit de praktijk komen, authentiek zijn en zeer herkenbaar voor nieuwe studenten aan lerarenopleidingen. Deze cases worden dan ook gebruikt om nieuwe studenten voor te bereiden op hun stage, om met studenten te kunnen spreken over situaties die zich in de praktijk voordoen en om studenten met een specifiek probleem in hun stage te kunnen helpen aan de hand van een vergelijkbare case.
In het voorjaar van 2003 is het materiaal zo ver af dat er voor het eerst mee geëxperimenteerd kon worden met studenten die werken met de cases. De eerste ervaringen zijn positief: studenten herkennen de case, zien het als een authentiek probleem en krijgen aan de hand van de cases handvatten om hun eigen ervaringen te bespreken met medestudenten en begeleiders.

Doel

Videocases kunnen ontwikkelen en gebruiken in het onderwijs.

Wanneer te gebruiken

  • Als praktijksituaties in een belangrijk aspect vormen van het onderwijs.
  • Als die praktijksituaties niet bij te wonen zijn door studenten.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Als eerste moeten cases worden bedacht. Dat kan bijvoorbeeld door studenten die stage lopen te vragen naar problemen of vraagstukken die ze tegenkomen.
  2. Beschrijf bij elke case welk materiaal noodzakelijk is om de case goed in beeld te brengen.
  3. Beschrijf bij elke case opdrachten.
  4. Huur camerateams in of train studentassistenten in het maken van videoopnames.
  5. Stem met de juridische dienst van de instelling af of en hoe de opgenomen personen instemming moeten verlenen met gebruik van de opnames.
  6. Maak afspraken met degenen die de opnames en montage verzorgen over het auteursrecht.
  7. Maak afspraken met de audiovisuele dienst over het formaat van de videofragmenten en het montageprogramma dat gebruikt wordt indien de montage in eigen huis wordt verricht.
  8. Maak de opnamen. Bij analoge opnamen moet vervolgens de opname gedigitaliseerd worden. Daarvoor is een aparte videobewerkingskaart
    noodzakelijk.
  9. Plaats de videofragmenten op een streaming video server.
  10. Maak vanuit de digitale leeromgeving (Blackboard, Teletop, WebCT) opdrachten bij de cases en een link naar de videofragmenten.
Tips
  • Sommige cases laten zich niet zo makkelijk sturen waardoor pas achteraf duidelijk is welke opdracht er bij de case past.
  • Zet elke case in een aparte folder, zodat al het materiaal dat bij een case hoort later op een eenvoudige manier gekopieerd kan worden naar een andere cursus
  • Veel opnamewerk en montagewerk kan goedkoop worden gedaan door studentassistenten, tenzij de kwaliteit van het materiaal heel hoog moet zijn.
  • De meeste instellingen beschikken over een audiovisuele dienst die kan adviseren over te gebruiken materialen en videoformaten en waar videomateriaal gehuurd kan worden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Er zijn verschillende manieren om dergelijke videocases in het onderwijs toe te passen:

  1. Studenten voorafgaand aan een praktijksituatie (bijvoorbeeld een stage) één of meer cases laten bestuderen aan de hand van opdrachten. Voor de lerarenopleiding kan bijvoorbeeld een opdracht zijn om te kijken naar een case waarin een ordeprobleem naar voren komt en de student vervolgens de opdracht krijgt hoe hij in een dergelijke situatie zou (willen) handelen.
  2. Studenten laten discussiëren aan de hand van praktijksituaties die in de cases naar voren komen. Doel is hier voornamelijk om te laten zien dat een case voor verschillende studenten een heel verschillende betekenis kan hebben. Wat voor de één een ordeprobleem is bijvoorbeeld, vindt de andere student juist wel gezellig.
  3. Studenten met specifieke problemen in een stage een verwante case laten bestuderen om op die manier hen inzicht te kunnen geven in hun eigen probleem. Een artsassistent moet bijvoorbeeld een slecht-nieuwsgesprek voeren, maar wil dit graag goed voorbereiden. Aan de hand een case op video, waarin zowel goede als slechte voorbeelden worden getoond, en waarbij de student zelf moet aangeven hoe hij/zij in een dergelijke situatie verder zou gaan kan de student zich voorbereiden.

Randvoorwaarden

  • Computers moeten beschikken over een geluidsweergave.
  • Gebruik digitale camera’s, dan is al het materiaal direct en eenvoudig digitaal beschikbaar.
  • Studenten moeten thuis of op de instelling (eventueel op de stagelocatie) beschikken over een computer met breedband internetverbinding.
  • De videobeelden moeten op een streaming video server kunnen staan (de meeste instellingen in het hoger onderwijs beschikken over zo’n server).
Geplaatst op 02-10-2003 door adminComments Off on Videocases maken

 
Auteur(s): Karen Jager, Gerard Baars, Guus Eilers, Christiaan Heij Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Door de komst van ict is het voor studenten soms wel erg makkelijk een tekst over te schrijven. Er bestaat echter software waarmee dit plagiaat herkend kan worden.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij de faculteit Economische Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam is bij het vak Methoden en Technieken op een snelle en eenvoudige manier fraude en plagiaat opgespoord bij werkstukken die studenten elektronisch hebben ingeleverd. Met behulp van het gratis down te loaden programma Wcopyfind (http://plagiarism.bloomfieldmedia.com/wordpress/software/wcopyfind/) ontdekte de docent binnen 15 seconden 10 verdachte paren in ruim 500 werkstukken. Doordat het programma de overeenkomsten in twee files markeert is ook gemakkelijk te zien waar de overlap zit (zie screendump).

Doel

De docent kan op een snelle en eenvoudige manier fraude en plagiaat in werkstukken van studenten opsporen.

Wanneer te gebruiken

  • wanneer studenten werkstukken elektronisch inleveren
  • bij kleine en grote groepen studenten
  • wanneer je wilt controleren of studenten delen van werkstukken van andere studenten uit hetzelfde of voorgaande jaren overnemen

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Studenten zijn vaak onzeker over het adequaat citeren en vinden de teksten van anderen vaak beter dan die van henzelf. Maak hen daarom vooraf duidelijk hoe geciteerd dient te worden en waarom teksten van henzelf wenselijk zijn. Dit is voor veel studenten geen vanzelfsprekendheid.
  • Bespreek vooraf met studenten het aspect plagiaat en waar de grenzen liggen tussen plagiëren en citeren. Bespreek ook welke straffen reëel zijn bij plagiaat.
  • Maak van tevoren aan de studenten bekend dat u gaat controleren op plagiaat, bij welke grenzen er volgens u sprake is van plagiaat en wat de maatregelen zullen zijn bij constatering van plagiaat. Dat maakt studenten ook bewust van de onwenselijkheid van plagiaat.

Controleer de werkstukken/papers van de studenten op plagiaat:

  • Laat de studenten de werkstukken/papers elektronisch inleveren (bijvoorbeeld via de digitale dropbox, het discussieplatform, via email, via diskette)
  • Maak een map aan in de Windows verkenner en sla alle werkstukken in deze map op als tekstfiles
  • Download het programma Wcopyfind (http://plagiarism.bloomfieldmedia.com/wordpress/software/wcopyfind/)

 

Tip

Voor het omzetten van de te vergelijken files in tekstfiles kun je gebruik maken van de batch-convert optie in recente versies van MS-Word (zie onderstaande screendump).

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Volg de instructies zoals beschreven op http://plagiarism.bloomfieldmedia.com/wordpress/software/wcopyfind/
  • Trek je conclusies uit de resultaten en neem gepaste maatregelen. Gevallen waarbij duidelijk sprake is van fraude kan je bijvoorbeeld doorspelen naar de examencommissie van de opleiding. Ook kan je de betreffende studenten uitnodigen om een toelichting te geven op de geconstateerde overlap.
Tips
  • Een nadeel van de hier beschreven aanpak is dat het plagiaat pas zo laat ontdekt wordt. Een docent kan in veel gevallen fraude voorkomen door zijn studenten op een intensieve manier bij het schrijven van werkstukken te begeleiden, bijvoorbeeld door het (laten) becommentariëren van eerste ideeën en concepten.
  • Een andere vorm om plagiaat te voorkomen is studenten een presentatie te laten geven over het geschreven essay. Studenten moeten dan duidelijk goed in het onderwerp zitten en komen er dan niet met het pikken van stukken teksten van anderen.

Zie ook

Hoe kun je fraude en plagiaat voorkomen?

Hoe kun je de computer antwoorden op open vragen laten nakijken?

Geplaatst op 29-09-2003 door adminComments Off on Fraude en plagiaat opsporen

 
Auteur(s): Gerard Baars, Karen Jager Organisatie(s): Risbo

In dit IDEE worden vijf mogelijke typen reacties beschreven van docenten op bijdragen van studenten in een online discussie.

Voorbeeld uit de praktijk

Op de Capella University in Minneapolis, Verenigde Staten, hebben twee onderzoekers onderzoek gedaan naar het gebruik en de waardering van berichten die docenten posten als reactie op bijdragen van studenten in een elektronische discussie (Bignaut & Trollip, 2003). In totaal zijn hiervoor 18 cursussen bekeken waarbinnen online discussies werden toegepast. De bijdragen van docenten kunnen worden ingedeeld in vijf categorieën, waarvan er twee geen betrekking hebben op de inhoud en drie wel. In de praktijk is gebleken dat de reactie en de rol van de docent in een online discussie grote invloed heeft op het leren en de tevredenheid van de studenten.

De onderzoekers van de Capella hebben de volgende categorieën onderscheiden:

Niet inhoudelijke bijdragen van docenten aan een discussie
  • administratieve bijdragen: dit zijn bijdragen over de organisatie van de discussie, zoals gestelde deadlines, teamindeling, etc. De behoefte aan administratieve berichten wordt zowel door docenten als studenten in het onderzoek beaamd. Voorbeeld: ‘Lever voor aanstaande donderdag twee inhoudelijke bijdragen aan deze discussie. De criteria waaraan de bijdragen moeten voldoen kun je vinden onder Opdrachten’
  • affectieve bijdragen: in deze bijdragen reageert de docent op de participatie van de studenten en stimuleert de docent voor vervolgbijdragen. Alle studenten geven aan dat ze behoefte hebben aan persoonlijke erkenning door de docent. De menselijke factor in online discussies wordt door docenten en studenten zeer belangrijk gevonden. Voorbeeld: ‘Ik vind dat je met je laatste bijdrage een interessante invalshoek in de discussie hebt gebracht. Mijn complimenten hiervoor’.

Inhoudelijke bijdragen van docenten aan een discussie
  • corrigerende bijdragen: dit zijn berichten waarin de docent de inhoud van de bijdrage van de student corrigeert. De geinterviewde studenten beschouwen corrigerende feedback over het algemeen als zeer waardevol. Het is wel belangrijk om directe kritiek op de persoon te vermijden. Dit kan het vertrouwen schaden. De feedback moet dus direct op de taak gericht zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat docenten het als hun taak zien om corrigerende feedback te geven. Voorbeeld: ‘Je hebt het erover gehad dat de onderwijskundige in dit project geen projectmanager is. Dit is in tegenspraak met de verschillende taken die je onderscheidt voor een onderwijskundige, te weten het bewaken van de voortgang van het project en de bestede tijd’.
  • informatieve bijdragen: dit zijn inhoudelijke berichten van de docent, waarin bijvoorbeeld extra informatie aangeboden wordt of een samenvatting van de bijdragen van studenten gegeven wordt. Dit soort berichten wordt door docenten veel gebruikt en wordt door studenten ook zeer gewaardeerd. Informatieve bijdragen ondersteunen het leerproces sterk. Voorbeeld ‘Tot nu toe hebben jullie in het discussieforum aangegeven dat jullie onder het managen van projecten het volgende verstaan: het controleren van de voortgang van het project, het bewaken van de planning, het in kaart brengen van de bestede middelen, en het maken van taakverdelingen.’
  • socratische bijdrage: in deze berichten stelt de docent reflectieve vragen over de bijdragen van de studenten. Dit soort berichten wordt steeds vaker toegepast in online discussies. De meningen van de studenten variëren: sommigen waarderen deze berichten, anderen voelen zich geïntimideerd door socratische vragen en vinden het lastig om opnieuw te reageren. Het is mogelijk dat juist gebruik van affectieve berichten deze situatie kan verbeteren. Het bedenken van goede socratische vragen vergt wel de nodige inspanning van de kant van de docent.Voorbeeld: ‘Jouw bijdrage heb je vanuit het perspectief van de student geformuleerd. Hoe denk je dat een docent hiertegen zal aankijken?’

Doel

De docent is zich bewust van de verschillende typen reacties die hij of zij kan geven op bijdragen van studenten in een online discussie en is zich ervan bewust hoe deze reacties door studenten worden gewaardeerd.

Wanneer te gebruiken

Als reflectie-instrument voor de docent zelf bij het modereren van online discussies. Dit reflectieinstrument kan door een docent zowel vooraf als na afloop van een online discussie worden gebruikt om de eigen rol van de docent te evalueren.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Op deze website staan verschillende IDEEen voor het opzetten van online discussies.
  2. Lees voor de start van de online discussie de informatie onder ‘voorbeeld uit de praktijk’, zodat u zich bewust bent van de verschillende reacties die u op bijdragen van studenten kunt geven. Denk ook van tevoren na wat u met u reacties beoogt:
    • Als u bijvoorbeeld studenten wilt motiveren om meer bijdragen te leveren dan is het wellicht zinvol om affectieve bijdragen te leveren.
    • Wanneer u aanvullende bijdragen van studenten wilt horen op hetgeen ze al hebben bijgedragen dan is het zinvol om tussentijds een informatieve bijdrage te leveren en studenten uit te dagen om met nieuwe argumenten te komen.
    • Wanneer u wilt dat studenten de materie vanuit een ander gezichtspunt bekijken dan is het zinvol om een socratische vraag te stellen.
    • Wanneer u studenten op deadlines wilt attenderen dan is het zinvol om een administratieve bijdrage te leveren.
    • Vindt u dat de student onjuiste standpunten indient of zijn standpunten niet goed onderbouwt, dan kunt u overwegen om een corrigerende bijdrage te leveren.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Bedenk tijdens de online discussie bij iedere bijdrage wat u met die bijdrage op dat punt in de discussie probeert te bereiken en kies daarbij het juiste type reactie uit de eerder genoemde categorieën.
  • Maak halverwege de discussie een overzicht van de typen reacties die u tot dan toe heeft gegeven op de bijdragen van studenten. Bepaal of u tevreden bent met de verhouding tussen de verschillende typen reacties. Pas indien nodig die verhouding aan door in de tweede helft van de discussie bepaalde typen reacties vaker of juist minder vaak te geven.
  • Reflecteer na afloop van de discussie op uw reacties en vraag eventueel aan de studenten welke typen reacties ze meer/minder waardevol vonden.
Tip

Dit IDEE moet niet als prescriptief worden opgevat. Het is niet noodzakelijk om in elke discussie alle soorten bijdragen toe te passen. Stel de typen bijdragen af op de behoeften van de studenten en de aard van de discussie.

Ontleend aan

Blignaut, S. & Trollip, S. (2003). A taxonomy for faculty participation in asynchronous online discussions. In: Lassner, D. & McNaught, C. (Eds), ED-MEDIA 2003: World Conference on Educational Multimedia, Hypermedia & Telecommunications (pp. 2043-2050). Norkfolk, VA: AACE.

Geplaatst op 29-09-2003 door adminComments Off on Type reacties in online discussies

 
Auteur(s): Gerard Baars, Karen Jager Organisatie(s): Risbo

In dit IDEE worden voorbeelden gegeven van opdrachten die je in kunt zetten om het spreekwoordelijke ‘ijs te breken’ tussen deelnemers aan een online vak.

Voorbeeld uit de praktijk

Hieronder staan zes voorbeelden van opdrachten om ‘het ijs te breken’. Deze zogenaamde ijsbrekers zijn in de praktijk toegepast aan het begin van een online cursus.

  1. Persoonlijke pagina
    Elke student maakt een eigen persoonlijke pagina aan binnen de digitale leeromgeving. Hierop staat in ieder geval een foto en vertelt de student iets over zichzelf.
  2. 8 zelfstandige naamwoorden
    Elke student kiest 8 zelfstandige naamwoorden die het best bij hem of haar passen en geeft aan waarom dit zo is. Ook reageren studenten op bijdragen van anderen.
  3. Persoonlijke verwachtingen
    Iedere student plaatst 2 of 3 persoonlijke verwachtingen voor de cursus in een discussieforum. De docent vat ze samen en geeft aan hoe ze in de cursus behaald zouden kunnen worden.
  4. Welke van de drie?
    Elke student vertelt twee waarheden en een leugen over zichzelf. Studenten reageren op elkaars bijdragen: wat is de leugen?
  5. Welke cartoon past bij jou?
    Studenten presenteren zichzelf aan de hand van een cartoon (zie voor website met cartoons http://www.thefunnycartoon.com/).
  6. Peer interviews
    Studenten interviewen elkaar via email en plaatsen elkaars introducties op het discussieplatform.

Doel

De docent kan verschillende ijsbrekers inzetten om studenten elkaar online te laten leren kennen.

Wanneer te gebruiken

  • Bij de start van een cursus
  • Wanneer studenten elkaar niet kennen
  • Wanneer studenten elkaar niet fysiek kunnen ontmoeten
  • Wanneer in de cursus interactieve of groepsopdrachten worden toegepast

Aandachtspunten bij de voorbereiding

Hieronder staat per ijsbreker beschreven welke stappen je uit moet voeren.

Persoonlijke pagina
  1. Zorg ervoor dat er voor iedere student een persoonlijke pagina beschikbaar is in de digitale leeromgeving. In de meeste leeromgevingen (Blackboard, WebCT en TeleTOP) zijn dit soort pagina’s standaard aanwezig. Tip: Wanneer de pagina’s niet standaard aanwezig zijn, controleer dan de instellingen van je cursus. Voor Blackboard: ga naar control panel>course options> course settings> area availability. Op deze pagina kun je opties aan- en uitvinken. Zorg ervoor dat de volgende elementen enabled zijn: communication (areas), roster (communication areas), edit your homepage (tools).
  2. Vertel studenten waar ze hun persoonlijke pagina kunnen vinden en geef ze de opdracht om hierop een foto en een stukje tekst over zichzelf te plaatsen. Tip (voor blackboardgebruikers): Voor het aanpassen van een homepagina ga je naar Tools> edit you homepage
  3. Geef studenten de opdracht om elkaars persoonlijke pagina’s te bekijken. Tip (voor blackboardgebruikers): Voor het bekijken van de persoonlijke pagina’s van de deelnemers aan het vak ga je naar communication > roster > list all

8 zelfstandige naamwoorden
  1. Maak een discussieforum aan in de digitale leeromgeving
  2. Geef studenten de opdracht om zichzelf aan de hand van 8 zelfgekozen zelfstandige naamwoorden te beschrijven. Laat ze per zelfstandig naamwoord hun keuze verantwoorden. Laat ze hun bijdrage plaatsen op het discussieforum. Tip: laat studenten zelf een eigen thread aanmaken met als subject hun eigen naam
  3. Geef studenten tevens de opdracht om op de bijdragen van twee medestudenten te reageren.

Persoonlijke verwachtingen
  1. Maak een discussieforum aan in de digitale leeromgeving
  2. Geef studenten de opdracht om twee of drie persoonlijke verwachtingen over de cursus te formuleren en te plaatsen binnen het discussieforum.
  3. Vat de bijdragen van de studenten samen en geef aan hoe aan deze verwachtingen voldaan wordt tijdens de cursus.

Welke van de drie?
  1. Maak een discussieforum aan in de digitale leeromgeving
  2. Geef studenten de opdracht om in een bijdrage op het discussieforum twee waarheden en een leugen over zichzelf te schrijven.
  3. Geef de studenten de opdracht om binnen een bepaalde tijd bij minimaal vier medestudenten aan te geven welke van de drie volgens hen de leugen is.
  4. Laat elke student na het verstrijken van de tijdslimiet bekend maken wat de leugen is.

Welke cartoon past bij jou?
  1. Selecteer een website met cartoons (bijv. http://www.thefunnycartoon.com/)
  2. Geef studenten de opdracht om een cartoon te selecteren waarin ze zichzelf herkennen en zichzelf aan de hand hiervan te presenteren.
  3. Laat de studenten hun bijdrage met daarin de URL van de gekozen cartoon plaatsen op het discussieplatform.

Peer interviews
  1. Verdeel de groep studenten in duo’s en maak de duo’s bekend binnen de elektronische leeromgeving (bijvoorbeeld via een announcement of in een discussieforum)
  2. Laat de studenten elkaar via email interviewen. Laat ze daarbij zelf minimaal vijf vragen bedenken.
  3. Maak een discussieforum aan in de digitale leeromgeving
  4. Laat de studenten elkaars beschrijvingen plaatsen in het discussieforum.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Kies een van de beschreven ijsbrekers
  • Stel duidelijke deadlines voor elk van de (deel)opdrachten.

Ontleend aan

Bonk, C. (2003). A monsoon of online teaching and learning ideas – part 1. Tutorial op ED-MEDIA 2003. Hawaii, Honolulu, 23 juni 2003.

Geplaatst op 15-08-2003 door adminComments Off on Online ijsbrekers

 
Auteur(s): Richard De Mulder, Annemiek Wieland Organisatie(s): Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Erasmus universiteit Rotterdam

Dit kenniselement beschrijft een computerprogramma waarmee het mogelijk is antwoorden op open vragen in opdrachten en tentamens door de computer te laten nakijken en opdrachten te controleren op plagiaat.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid (Erasmus Universiteit Rotterdam) nemen aan het vak ‘Introductie Computergebruik’ jaarlijks ongeveer 300 studenten deel. Gedurende een semester maken de studenten enkele opdrachten; de omvang van de opdrachtuitwerkingen bedraagt rond de drie pagina’s. Normaliter zou de docent veel tijd kwijt zijn met het nakijken van alle opdrachtuitwerkingen (zo’n 1500 in totaal). Er wordt echter gebruik gemaakt van het programma CODAS, een programma dat de uitwerkingen op open vragen-opdrachten elektronisch kan nakijken. De docent hoeft hierdoor elke week slechts 30 tot 50 opdrachten na te kijken om het programma in staat te stellen de opdrachtuitwerkingen betrouwbaar te beoordelen. Met dit programma is het tevens mogelijk te achterhalen of studenten zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van plagiaat. Ook kan het programma beoordelaareffecten achterhalen (kennen verschillende docenten aan dezelfde opdrachtuitwerkingen een gelijke beoordeling toe?). Het programma wordt inmiddels in verschillende onderwijssectoren gebruikt. De docenten hebben weinig moeite met het bedienen van het programma en zijn met name tevreden over de hoeveelheid tijd die het programma hen bespaart bij het elektronisch nakijken van open vragen-opdrachten. Studenten vinden het vooral prettig dat zij nu ook bij vakken waar veel studenten aan deelnemen de mogelijkheid hebben tijdens een vak (ipv enkel na afloop van een vak) credits op te bouwen. Hierdoor worden zij gestimuleerd de leerstof bij te houden en krijgen zij tussentijdse feedback op hun kennis en begrip van de leerstof.

Doel

Docenten attenderen op de mogelijkheid antwoorden op open vragen in opdrachten en tentamens met behulp van een computer te laten nakijken en te controleren op plagiaat.

Wanneer te gebruiken

  1. Wanneer de leerstof ‘talig’ (geen formules) en goed definieerbaar is.
  2. Wanneer er minimaal 50 studenten aan het vak deelnemen. Ook bij kleine aantallen verhoogd het gebruik van het programma de betrouwbaarheid van het nakijken. Het tijdsvoordeel van de docent is dan echter gering.
  3. Wanneer kennis en inzicht getoetst wordt middels open vragen.
  4. Wanneer de docent steeds veel tijd kwijt is aan het nakijken van open vragen-opdrachten.
  5. Wanneer de opdrachtuitwerkingen in digitale vorm aanwezig zijn.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Met het nakijkprogramma CODAS kun je op de volgende manier werken:

  1. Eerst kijkt de docent een aantal opdrachtuitwerkingen zelf na (zoals hij dat gewend is) met als doel het programma te kunnen informeren over welke uitwerkingen beschouwd kunnen worden als goed tot zeer goed dan wel als matig of onvoldoende. Het programma kan de docent helpen bij het trekken van de juiste steekproef van na te kijken opdrachtuitwerkingen doordat het aan elke uitwerking een initiële score toe kent die gebaseerd is op overeenkomsten in gebruikte woorden in alle opdrachtuitwerkingen.
  2. De docent geeft van de door hemzelf nagekeken opdrachten in het programma aan in welke categorie de opdrachtuitwerking valt. De beschikbare categorieën zijn velerlei. De docent kan er echter ook voor kiezen om bijvoorbeeld maar vier (A=goed/ B=gemiddeld/ C=onder gemiddeld/ D=onvoldoende) of twee (A=geslaagd/ B=gezakt) categorieën te hanteren. Behalve het aangeven van de categorie markeert de docent de goed gemaakte opdrachten (die als voorbeeld kunnen dienen) met een + en de slecht gemaakte opdrachten (die als tegenvoorbeeld kunnen dienen) met een -.
  3. Wanneer er een aantal voorbeelden (gemarkeerd met een +) en een aantal tegenvoorbeelden (gemarkeerd met een -) zijn, kan van alle opdrachtuitwerkingen opnieuw -de initiële score was al berekend- een score worden berekend. Deze nieuwe score is een indicatie voor de mate waarin elke opdrachtuitwerking overeenkomt (in woordgebruik) met de voorbeelden en afwijkt van de tegenvoorbeelden. Vervolgens worden de opdrachtuitwerkingen op basis van deze score gerangschikt.
  4. Om te controleren of het programma zijn werk goed heeft gedaan, moet de docent nog een aantal door het programma als zeer goed aangemerkte opdrachtuitwerkingen en een aantal door het programma als zeer slecht aangemerkte opdrachtuitwerkingen nakijken. Indien de docent het niet eens is met de beoordeling van de computer, herhaalt hij stap 2 t/m 4 totdat hij van mening is dat de rangorde klopt.
  5. De docent kan nu aangeven waar in de rangschikking van opdrachtuitwerkingen de zak/slaaggrens moet komen te liggen. Vervolgens kunnen de cijfers worden uitgeprint. De docent kan daarbij zelf bepalen op welke manier de cijfers worden berekend (bijvoorbeeld een A is een 10 en een B een 7, of de cijfers laten baseren op de plaats van de opdrachtuitwerkingen in de rangorde).

Randvoorwaarden

  • De vragen die in de opdrachten worden gesteld moeten ‘talig’ zijn.
  • De opdrachtuitwerkingen/ antwoorden moeten in digitale vorm beschikbaar zijn en minimaal zo’n 300 woorden bevatten.

Achtergrondinformatie

Meer informatie over het programma CODAS en de werking ervan is te vinden op http://www.andromatics.nl/.

Een wetenschappelijke verantwoording van het programma is te lezen in het boekje:
Combrink-Kuiters, C.J.M., Elffers, H., Mulder, R.V. De., Noortwijk, C. van. (2000). Computerondersteund nakijken van open vragen. Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en gebruikersvriendelijkheid van de CODAS software. Meppel: EduActief BV. ISBN 9057667606.

Geplaatst op 13-06-2003 door adminComments Off on Geautomatiseerd open vragen nakijken

  Next Page »