In 1987 werd een lijst van zeven principes voor goed doceren in het hoger onderwijs gepubliceerd (Chickering & Ehrmann, 1996). Elk van deze principes is geformuleerd op basis van een analyse van 50 jaar wetenschappelijk onderzoek naar onderwijskundige succesfactoren in het hoger onderwijs (Gamson, 2001). Uitgangspunt bij het opstellen van de lijst van principes was dat de lijst kort en de principes toegankelijk, begrijpelijk, praktisch en breed toepasbaar voor docenten zouden zijn.
Sinds het verschijnen van de zeven principes zijn nieuwe informatie- en communicatietechnologieƫn belangrijke onderwijsmiddelen geworden. In de zeven principes staan studenten echter centraal (in plaats van media), waardoor ze ook goed toepasbaar zijn in online leersituaties. Onderzoek van Lemke en Ritter (Hutchins, 2003) wees uit dat in leersituaties waarin het gebruik van ICT ondersteund werd door de toepassing van de zeven principes studenten de indruk hadden dat hun prestaties toenamen als een gevolg daarvan.
Zeven principes voor goed onderwijs
In dit themanummer worden de zeven principes van Chickering & Ehrmann (1996) voor goed onderwijs beschreven met referenties naar IDEEĆ«n van Digitale didactiek waarin beschreven wordt hoe een principe in praktijk kan worden gebracht.
Principe 1: Stimuleer contact tussen studenten en docenten
Frequent student-docent contact is ƩƩn van de belangrijkste factoren voor het motiveren van studenten en het creƫren van betrokkenheid (Baars & Jager, 2003a). Wanneer docenten zich bekommeren om hun studenten kunnen zij hen door moeilijke studiemomenten, zoals bijvoorbeeld een stage, heen slepen en hen stimuleren door te zetten (Deinum & Verheij, 2003). Daarnaast kan contact met de docent de intellectuele betrokkenheid van studenten verbeteren. Nieuwe communicatietechnologieƫn, zoals e-mail (Walsarie Wolff, 2002), chat (Wieland, 2002a) en discussieplatforms (Deinum & Verheij, 2002a) maken docenten en studenten toegankelijker voor bijvoorbeeld het stellen van vragen en het geven van feedback, zowel tijdens als buiten face-to-face contactmomenten. Het gebruik van communicatietechnologieƫn kan ook voor studenten een veiliger gevoel geven: studenten hoeven bijvoorbeeld het gecommuniceerde niet tot in detail te onthouden, omdat deze vaak op een later tijdstip nog eens nagelezen kan worden en verlegen studenten zullen sneller geneigd zijn de docent iets te vragen wanneer ze dat schriftelijk kunnen doen dan wanneer ze face-tot-face voor de docent staan.
Principe 2: Stimuleer samenwerking tussen studenten
Het werken met anderen verhoogt vaak de betrokkenheid bij het leren, vooral wanneer er aan authentieke opdrachten (Van de Ven, 2002) en /of met studenten van andere opleidingen en/of nationaliteiten wordt gewerkt (Meijerink, van Dijk & Herder, 2003). Het delen van ideeƫn en het reageren op andere reacties verbetert het denken en verdiept het begrip (Wieland, 2002b). De voordelen van communicatietechnologieƫn die hierboven besproken zijn gelden even goed voor samenwerkingssituaties. Via chat, e-mail en discussieplatforms kunnen ideeƫn besproken en uitgewerkt worden (Jager, 2003), kunnen studenten elkaar van feedback voorzien (Baars, 2002), enz. Daarnaast biedt ICT veel andere mogelijkheden om studenten, eventueel met studenten van andere opleidingen met elkaar te laten samenwerken (Verkroost, 2002). Er is wel een aantal aspecten waar u als begeleider rekening mee moet houden wanneer u studenten online wilt laten samenwerken (Baars, 2003).
Principe 3: Gebruik actieve leertechnieken
Studenten moeten actief met kennis en vaardigheden aan de slag. Via een online discussie (Wieland, 2002c; Baars & de Kruijk, 2003) of een online debat (Baars & Jager, 2003b) bijvoorbeeld kunnen studenten praten over wat ze leren. En via een simulatie (Jager, 2004a) of een rollenspel (Deinum & Verheij, 2002b) kunnen studenten ervaren wat ze leren. Door daarnaast te zorgen voor een gevarieerd onderwijsaanbod wordt een rijke leeromgeving gecreƫerd die tegemoet komt aan de verschillende leerstijlen van studenten (Jager, 2004b).
Principe 4: Zorg voor feedback
Studenten hebben goede feedback nodig om te kunnen leren. Op verschillende momenten moeten studenten kritisch kunnen reflecteren op wat ze hebben geleerd (Meijerink, 2003a), wat ze nog moeten weten en hoe ze zich zelf kunnen beoordelen. ICT maakt het mogelijk om op veel verschillende manieren studenten feedback te geven (Kerling, 2002) en kan een grote rol spelen in het vastleggen en inzichtelijk maken van eigen kennis en kunnen, bijvoorbeeld door het gebruik van zelfdiagnostische toetsen (Deinum & Verheij, 2002c), peer feedback (Deinum & Verheij, 2002d) of een digitaal portfolio (Meijerink, 2003b).
Principe 5: Zorg voor een efficiƫnte en effectieve tijdsbesteding
Door als docent aan te geven welke leerdoelen beoogd worden, wat de planning is, hoeveel tijd ongeveer aan een bepaalde opdracht besteed zal worden, welke literatuur geleerd moet worden, enz., maakt effectief leren voor studenten en effectief begeleiding door docenten mogelijk. Wanneer u er voor zorgt dat de digitale leeromgeving overzichtelijk is ingericht, hoeven studenten niet te zoeken naar informatie (Wieland, 2003a) en duidelijke opdrachten voorkomen dat studenten tijd verliezen doordat ze niet goed weten wat ze moeten doen (Meijerink, 2003c).
Het zoeken naar geschikte bronnen op internet kan studenten onnodig veel tijd kosten en hen afleiden van de daadwerkelijke opdracht. Wanneer u hen daarbij helpt (Van Elk & Drenthe, 2003; Van Elk & Drenthe, 2003b; Wieland, 2003b), kunnen zij zich richten op de daadwerkelijke opdracht: verwerken van informatie. Online communicatie kunt u, veelal door vooraf goed te organiseren, efficiƫnt laten verlopen (Wieland, 2003c).
Principe 6: Verwacht veel van studenten
Wanneer je duidelijk maakt aan studenten wat je van ze verwacht (zowel op het gebied van kennis als proces), zullen studenten eerder geneigd zijn hard te werken dan wanneer er geen of lage verwachtingen worden geschept. Voorkennistoetsen kunnen studenten voorbereiden op het vereist beginniveau van een vak (Deinum & Verheij, 2002e). Ook kan van studenten verwacht worden dat zij zich voorbereiden op practica (Spierenburg & Doets, 2002) en colleges (Walsarie Wolff, 2003) en geen plagiaat plegen (Jacobs, 2002).
Principe 7: Respecteer verschillende talenten en leermethoden
Studenten verschillen in talent en leerstijl. Studenten moeten dan ook de mogelijkheid hebben om hun talenten te kunnen tonen op een manier die voor hen werkt. Dit kan door rekening te houden met het feit dat studenten op veel gebieden van elkaar kunnen verschillen (Meijerink, 2003d) en door te variƫren in werkvormen en typen lesmateriaal, zodat verschillende leerstijlen worden aangesproken (Jager, 2004b).
Referenties
- Chickering, A., Ehrmann, S.C. (1996). Implementing the Seven Principles: Technology as Lever. The TLT Group. [http://www.tltgroup.org/programs/seven.html].
- Gamson, Z.F. (2001). The seven principles for good practice in undergraduate education: a historical perspective. [http://www.winona.edu/air/nca2001/otherairfiles/nca7pbackground.htm].
- Hutchins, H.M. (2003). Instructional immediacy and the seven principles: strategies for facilitating online courses. In: Online Journal of Distance Learning Administration, Volume VI, Nr III. State University of West Georgia, Distance Education Center. [http://www.westga.edu/~distance/ojdla/fall63/hutchins63.html].