Auteur(s): Dr. M.J. Verkroost Organisatie(s): TU-Delft, Sectie EduTec

Een overzicht van de
bekende ICT-hulpmiddelen voor het projectonderwijs. Docenten kunnen op basis van dit overzicht een keus maken voor het gebruik van ICT in projectonderwijs.

Voorbeeld uit de praktijk

Geen praktijkvoorbeeld beschikbaar. Bijdragen zijn welkom.

Doel

Het doel van dit IDEE is docenten die al betrokken zijn bij projectonderwijs een overzicht te bieden van de mogelijkheden die ICT heeft om het projectonderwijs te ondersteunen.

Wanneer te gebruiken

Dit IDEE is bedoeld voor docenten die op zoek zijn naar nuttige toepassingen van ICT in hun projectonderwijs. De aanleiding hiervoor kan interesse zijn, maar ook een noodzaak zoals bijvoorbeeld het op afstand moeten samenwerken.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van de ICT-hulpmiddelen die op dit moment beschikbaar zijn voor het ondersteunen van het projectonderwijs. Voor interessante bronnen hierover wordt verwezen naar ‘achtergrond’.

Hulpmiddelen die het (online) samenwerken ondersteunen

Digitaal groepsarchief
In een digitaal groepsarchief kan de groep documenten en Internetlinks opslaan die van belang zijn voor het project. Door het archief elektronisch beschikbaar te stellen, is de inhoud voor iedereen vanaf elke plaats toegankelijk.


Discussielijsten
Elektronische discussielijsten worden gebruikt om a-synchroon (op verschillende tijdstippen) gedachten uit te wisselen. Groepsleden kunnen overwogen op elkaars inbreng reageren en rustig teruglezen wat er in het verleden over een bepaald onderwerp gezegd is.


Chat
Chat wordt gebruikt om synchroon (op hetzelfde tijdstip) met elkaar te discussiëren op een vooraf afgesproken tijdstip. Chat zal vooral worden gebruikt als studenten en/ of docenten met elkaar op afstand moeten samenwerken; als men bij elkaar kan komen, gaat vaak de voorkeur uit naar face-to-face discussies.


E-mail
E-mail is één van de meest gebruikte vormen van elektronische communicatie. Het wordt vooral gebruikt om berichten rond te sturen naar een specifieke doelgroep. Nadeel van het gebruik van E-mail bij groepswerk is dat er geen archief van wordt aangelegd voor personen die niet op de verzendlijst stonden; het is achteraf moeilijker om te reconstrueren wat er in de tijd gebeurt is.


Videoconferenties
Videoconferenties via het Internet worden gebruikt voor face-to-face communicatie op afstand. Deze toepassing vergt veel voorbereidingstijd en geld en is alleen geschikt voor de gevorderde computergebruiker.

Digitale boekenplank
Een digitale boekenplank is een digitale verzamelplaats voor gevonden boeken, literatuur en Internetlinks. Hier kan commentaar van studenten aan gekoppeld worden zodat groepsleden van elkaar kunnen zien wat voor literatuur gevonden is en wat hun waardering hiervan is.

Hulpmiddelen die de planning ondersteunen

Webgebaseerde planningstabellen
Webgebaseerde planningstabellen geven de student een overzicht van alle taken die hij/ zij moet afronden en wat de status van deze taken is (afgerond, ingeleverd, nagekeken). De tabel fungeert ook als interface naar achtergrondinformatie die bij bepaalde taken van belang is.


Workflow
Een redelijk nieuw hulpmiddel is het gebruik van ‘workflow’ in projecten. Workflow is afkomstig uit het bedrijfsleven en wordt gebruikt om processen binnen een bedrijf te beschrijven, te ondersteunen en te beheren. Bij toepassing in het projectonderwijs wordt het project uitgewerkt in precieze deelprocessen en producten. Het systeem houdt vervolgens automatisch bij in welke fase een groep zit en wat er van ze verwacht wordt.


Intelligente agenten
Een echt nieuwe ontwikkeling is het gebruik van ‘intelligente agenten’. Dit zijn digitale assistenten die de student tips en aanwijzingen kunnen geven bij het uitvoeren van hun project. Zo’n assistent kan bijvoorbeeld bijhouden in welke mate groepsleden participeren en op welke manier er wordt samengewerkt. Op basis van deze informatie kan hij dan adviezen geven. Het ontwikkelen staat in de kinderschoenen, goed werkende agenten zijn nu nog niet beschikbaar.

Hulpmiddelen die de uitvoering van de opdracht ondersteunen

Virtuele opdrachtgever
Om een project levensechter te maken, kan een virtuele opdrachtgever worden ontwikkeld. Dit kan bruikbaar zijn in situaties waarin het niet mogelijk is om een echte opdrachtgever te vinden of deze opdrachtgever weinig tijd heeft. De virtuele opdrachtgever kan worden geplaatst in de digitale leeromgeving. Studenten kunnen er terecht voor vragen en informatie over de opdracht. De (gesimuleerde) opdrachtgever kan de vragen beantwoorden en gevraagde informatie leveren.


Kennismanagement systeem
Een kennismanagement systeem is een database waar kennis en ervaringen van personen opgeslagen worden en beschikbaar worden gesteld aan anderen. Het systeem kan worden gevoed door zowel docenten als studenten en groeit elk jaar weer.

Hulpmiddelen die het beoordelen door de docent ondersteunen

Elektronisch portfolio
Het elektronisch portfolio is een digitale map van producten die door studenten zelf wordt samengesteld voor beoordelingsdoeleinden. Hiermee neemt de student de verantwoording voor zijn eigen leerproces en de beoordeling daarvan op zich. Inhoudelijk kan het portfolio betrekking hebben op de ontwikkeling van studenten op het gebied van samenwerken en/ of de vakinhoud.


Online feedback geven
Systemen voor het online geven van feedback op schriftelijke producten kunnen het schrijfproces van de student ondersteunen en de docent helpen bij het geven van feedback en beoordelingen. Ook zou een tijdswinst in beoordeling geboekt kunnen worden doordat veel feedback geautomatiseerd kan worden.

Achtergrondinformatie

Mocht u over specifieke toepassingen meer willen weten, dan kunt u de relevante referenties en Internet-links raadplegen.

Videoconferenties

– Idylle project Universiteit Twente – video conferenties: http://wwwhome.ctit.utwente.nl/~idylle/Instructors_area/Videoconferencing/videoconferencing.html

Digitale boekenplank

– Delft Special: http://www.library.tudelft.nl/delftspecial/

Workflow
– Veen, J. van der (2001). Telematic Support for Group-based Learning. Enschede: Twente University
Press. http://www.ub.utwente.nl/webdocs/to/1/t000000f.pdf

Virtuele opdrachtgever

– Mast, Charles van der, Koppelman, Herman, Dijk, Betsy van, Veer, Gerrit van der (2000). A Course on Human-Computer Interaction Design using Computer Supported Collaborative Work. Proceedings EUROMEDIA conference 2000, 8-10 mei, Antwerpen, België.
http://www.cg.its.tudelft.nl/~charles/publications/Euromedia2000_MMI.pdf


Elektronisch portfolio

– Tillema, Harm H. & Smith, Kari (2000). Learning from Portfolios: Differential Use of Feedback in Portfolio Construction. Studies in Educational Evaluation, 26, 193-210.
– Educatieve Faculteit Amsterdam: http://www.cop.hva.nl/set-1013-nl.html

Ontleend aan

Verkroost, M.J. (2001). Inventarisatiefase ‘ICT en projectonderwijs’. Werkpakket 4 van het IMAGO project van de Faculteit TBM. Delft: TU-Delft, Faculteit TBM.

Zie ook

Hoe laat je studenten op afstand samenwerken?

Geplaatst op 25-04-2002 door adminComments Off on ICT in projectonderwijs

 
Auteur(s): Prof. Dr. W. Veen, Dr. M.J. Verkroost Organisatie(s): TU-Delft, Sectie EduTec

Middels dit IDEE worden docenten tips en handvatten geboden voor het ontwerpen van een virtuele onderwijsleeromgeving waar studenten in groepen kunnen leren en werken.

Voorbeeld uit de praktijk

Geen praktijkvoorbeeld beschikbaar. Bijdragen zijn welkom.

Doel

Het doel van dit IDEE is docenten tips en handvatten te bieden voor het ontwerpen van onderwijs waarin studenten op afstand samen moeten werken aan opdrachten.

Wanneer te gebruiken

Situaties waarin studenten en/ of docenten niet in staat zijn om elkaar op dezelfde tijd en plaats te ontmoeten, lenen zich goed voor het opzetten van virtuele groepen. Dit kan bijvoorbeeld bij een stage in het buitenland of bij deeltijdstudies zijn.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

Definieer het beginniveau van uw studenten en docenten op het gebied van samenwerken en het werken met computers.
Hiervoor kan bijvoorbeeld worden nagegaan op welke plaats eerder in het curriculum aandacht wordt besteed aan computervaardigheden en samenwerken. Ook kunnen betrokken collega’s worden geraadpleegd over de haalbaarheid van de plannen op het gebied van online leren in groepen.

Bedenk een organisatievorm

De organisatie van het online leren in groepen dient vooraf goed doordacht en uitgewerkt te worden. Hierbij dienen de volgende vragen te worden beantwoord:

  • Hoe groot zijn de groepen die samenwerken? 8 studenten per groep is hierbij een maximum.
  • Hoe worden de groepen samengesteld?
  • Wie stuurt de groepen aan?
  • Wie is verantwoordelijk voor het functioneren van een groep?
  • Wordt er iemand als ‘moderator’ (discussieleider en trekker) aangewezen?
  • Worden er binnen de groepen rollen verdeeld?
  • In welke taal wordt er gecommuniceerd?
  • Waar wordt er over welke zaken gecommuniceerd? Zijn er aparte kanalen voor vakinhoudelijke en meer sociale zaken?

Een mogelijke organisatievorm zou kunnen zijn dat studenten in groepen van 8 worden verdeeld. Aan elke groep worden een moderator en een docent toegewezen. De moderator probeert het groepsgebeuren te structureren en op gang te houden. De docent ziet op afstand toe. Docenten en moderatoren vormen samen ook weer een groep, de begeleidingsgroep. Deze begeleidingsgroep komt elke week een keer bijeen om ervaringen uit te wisselen en de strategie voor de komende week te bepalen.

Ontwikkel geschikte leeractiviteiten

Net als in face-to-face onderwijs, dient vooraf worden nagedacht over opdrachten, leertaken en een rooster voor studenten en groepen. Deze geven richting aan het werken in de groep en de producten hiervan. Het is onze ervaring dat het goed werkt als studenten eerst individueel iets moeten voorbereiden en dit vervolgens in de groep met elkaar bespreken en becommentariëren. Soms is het moeilijk om studenten te motiveren om deel te nemen aan groepsactiviteiten en discussies. Door kleine groepen te creëren met specifieke opdrachten en taken, worden studenten meer bij de groep betrokken. Grote groepen leiden gauw tot anonimiteit en ontduikingsgedrag.

Ontwikkel een rijke leeromgeving

Om studenten zelfstandig te kunnen laten werken aan opdrachten is het belangrijk om een leeromgeving in te richten met relevante bronnen, documenten, tips, Internet links en dergelijke. Dit geldt natuurlijk niet als het juist het doel was om studenten zelf hiernaar te laten zoeken. Een digitale leeromgeving kan gebruikt worden om de leeromgeving aan de studenten beschikbaar te stellen. Ook de student kan een bijdrage leveren aan deze leeromgeving. Als de student op zijn/ haar zoektocht naar interessante informatie dingen tegen komt die ook voor anderen van belang kunnen zijn, is het goed als deze in de leeromgeving geplaatst kunnen worden.

Creëer een gevoel van aanwezigheid onder studenten

Het is belangrijk dat studenten zich bewust zijn van elkaars aanwezigheid, ook al kunnen ze niet bij elkaar komen. Dit kan op de volgende manieren worden gerealiseerd:

  • In sommige digitale leeromgevingen is het mogelijk om te zien wie nog meer ingelogd zijn op een bepaald moment.
  • Homepages van studenten en docenten waarin ze zichzelf presenteren, een foto plaatsen en aangeven waar hun interesses en expertises liggen.
  • Video conferenties. Dit brengt echter veel technische problemen met zich mee en is alleen geschikt voor de geoefende gebruiker.
Creëer een digitale groepsruimte

Om op afstand in groepen te kunnen leren, is een digitale groepsruimte noodzakelijk. In deze digitale groepsruimte moeten bestanden kunnen worden uitgewisseld en moeten discussies kunnen worden gevoerd. Welke functionaliteiten precies nodig zijn, hangt af van de manier waarop studenten samen moeten leren en wat ze met elkaar moeten doen. Veel digitale leeromgevingen bieden functionaliteiten voor digitale groepsruimtes.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Besteedt in een eerste college uitgebreid aandacht aan het online leren in groepen door de digitale leeromgeving en de groepsomgeving middels een beamer te laten zien. Geef duidelijke richtlijnen over wat er van iedereen verwacht wordt.
  2. Bereidt betrokken collega’s goed voor op hun veranderende taak als docent. De docent moet op afstand gaan begeleiden. Voor docenten die gewend zijn aan veel face-to-face contact met hun studenten kan dit een hele ommezwaai zijn.
  3. Kijk regelmatig hoe de groepen vorderen en stel eventueel vragen aan de groepsverantwoordelijke of moderator over de reden van het gebrek aan voortgang.
  4. Laat de groepen regelmatig zelf aan de docent rapporteren over de voortgang.

Randvoorwaarden

  • Er dient een digitale leeromgeving voor het onderwijs beschikbaar te zijn
  • Technische assistentie bij het opzetten van een digitale leeromgeving is belangrijk. Huur hier eventueel een student-assistent voor in.
  • Docenten en studenten dienen de beschikking te hebben over computers, Internetverbindingen en de juiste software.
  • Als de studenten en docenten onvoldoende ervaring hebben met computers en samenwerken in het algemeen moet men zich serieus afvragen of online samenwerken haalbaar is.
  • Het voor het eerst opzetten van een online leeractiviteit kost extra tijd ten opzichte van normaal onderwijs.

Achtergrondinformatie

De in dit IDEE beschreven stappen en tips zijn gebaseerd op ervaringen die zijn opgedaan tijdens een serie van zes online workshops die zijn georganiseerd door de sectie EduTec van de TU-Delft, samen met het European Schoolnet. In deze workshops stond steeds 1 onderwijskundig thema centraal. Voorbeelden hiervan zijn: het studiehuis, probleemgestuurd onderwijs, en ICT in het onderwijs. Aan de workshop hebben een groot aantal docenten uit verschillende landen meegedaan. Het is voor ons een zeer leerzame ervaring geweest, waar we u graag in hebben willen laten delen.

Referenties

  • Beer, V. (2000). The Web Learning Fieldbook. Using the World Wide Web to Build Workplace Learning Environments. San Francisco, CA: Jossey-Bass Pfeiffer.
  • Salmon, G. (2000). E-moderating. The Key to Teaching and Learning Online. London: Kogan Page.

Ontleend aan

Veen, W. & Verkroost, M.J. (2001). Building Virtual Communities for Professional Development. Paper presented at the BITE conference 2001, Eindhoven.

Zie ook

Wat zijn de mogelijkheden van ICT in projectonderwijs?

Geplaatst op 25-04-2002 door adminComments Off on Op afstand samenwerken

 
Auteur(s): Annemiek Wieland Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

In een individuele opdracht geeft elke student een omschrijving van een ander begrip uit de leerstof. Door de begripsomschrijvingen van studenten voor iedereen zichtbaar te maken, ontstaat er een online naslagwerk.

Voorbeeld uit de praktijk

Dit IDEE is toegepast bij een cursus waarin het begrijpen van wetenschapsfilosofische begrippen centraal leerdoel was. Ongeveer 300 studenten hebben van wetenschapsfilosofische begrippen een definitie, voorbeelden een meerkeuzevraag met antwoorden en de relaties met andere begrippen moeten geven. Deze opdracht werd ingeleverd in een discussieforum. De studenten moesten tevens elkaars begripsuitwerkingen actief bekijken en beoordelen. Aan de hand van de door studenten ingeleverde begripsomschrijvingen heeft de docent een online naslagwerk gemaakt waarin de studenten voor hen moeilijke begrippen konden opzoeken. Dit online naslagwerk is beschikbaar op http://www.oecr.nl/Wetenschapsleer/begrippentool/index.htm. Na afloop van de cursus zijn de opdracht en het online naslagwerk geëvalueerd door een vragenlijst af te nemen bij studenten (respons van 33%). Uit de resultaten blijkt dat:

  • de definities en voorbeelden die in het online naslagwerk worden gegeven concreet genoeg zijn voor studenten doordat ze deze zelf hebben geformuleerd;
  • het maken van het online naslagwerk en het daarover discussiëren bijdraagt aan een beter begrip van de leerstof;
  • de mogelijkheid tot het inzien van begripsomschrijvingen van medestudenten bijdraagt aan een beter begrip van de leerstof;
  • het idee dat studenten met een relatief kleine individuele input komen tot een grote gezamenlijke output (het naslagwerk) studenten erg aanspreekt;
  • het online naslagwerk voornamelijk wordt gebruikt bij de voorbereiding van het tentamen.
Opdrachten worden ingeleverd in een discussieforum
Voorbeeld van een online naslagwerk

Doel

Studenten creëren samen een online naslagwerk van moeilijke begrippen in de leerstof.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer in de leerstof begrippen voorkomen die voor studenten moeilijk te begrijpen zijn.
  • Wanneer het begrijpen van begrippen die in de leerstof voorkomen een expliciet leerdoel van de cursus is.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Selecteer en/of formuleer leerdoelen die te maken hebben met het begrijpen van de leerstof. Voorbeelden zijn: de student kan verbanden leggen tussen…, de student kan voorbeelden noemen van…, de student kan in eigen woorden uitleggen waarom…., enz.
  2. Bepaal de begrippen waarop de leerdoelen uit stap 1 betrekking hebben.
  3. Selecteer de begrippen die in het online naslagwerk opgenomen worden of laat studenten die zelf selecteren (eventueel met controle van de docent).
  4. Ga na of de begrippen in een bepaalde volgorde aan de studenten aangeboden moeten worden.
  5. Wijs studenten (individueel of in groepjes van 2-4 personen) een of meer van de in stap 2 bepaalde begrippen toe. Zorg ervoor dat meerdere (groepen) studenten hetzelfde begrip toegewezen krijgen.
  6. Formuleer een opdracht waarin studenten het aan hen toegewezen begrip uitwerken. Laat studenten in ieder geval de volgende activiteiten uitvoeren:
    i. het geven van een definitie;
    ii. het (indien mogelijk) noemen van de definiërende en karakteristieke kenmerken van het begrip;
    iii. het geven van enkele voorbeelden en non-voorbeelden van het begrip inclusief uitleg waarom het (non)voorbeelden zijn (indien mogelijk aan de hand van de in ii genoemde kenmerken van het begrip);
    iv. het formuleren van een (meerkeuze)vraag met feedback;
    v. het benoemen van relaties met andere begrippen inclusief uitleg waarom het relaties zijn (indien mogelijk aan de hand van de in ii genoemde kenmerken van het begrip).
  7. Laat studenten de opdrachten inleveren op een elektronisch discussieplatform (zie ‘Instrumenten en voorbeelden’).
  8. Laat studenten (in groepjes) voor één of meer begrippen een modeluitwerking op de opdracht maken. Deze kunnen ze samenstellen met behulp van de opdrachtuitwerkingen van medestudenten, zodat ze de interpretaties die medestudenten van een begrip hebben actief bekijken en kunnen reflecteren op de eigen interpretatie. Controleer zelf echter wel elke modeluitwerking, zodat eventuele misconcepties zoveel mogelijk worden voorkomen.
  9. Maak een begrippenlijst via welke de modeluitwerkingen beschikbaar zijn.

Tips
  • Plaats de modeluitwerkingen in een digitale leeromgeving of, als er geen digitale leeromgeving beschikbaar is, maak hiervoor een internetsite.
  • Zorg ervoor dat studenten de bij stap 6iv geformuleerde (meerkeuze)vragen (online) kunnen beantwoorden (via een internetsite of een quiz in de digitale leeromgeving bijvoorbeeld), waarbij ze direct feedback krijgen.
  • Zorg ervoor dat de begripsomschrijvingen overzichtelijk bij elkaar staan. Op een simpele manier kan dit bijvoorbeeld in Word; op een wat arbeidsintensievere manier kan dit bijvoorbeeld in Blackboard of html.
  • Stimuleer studenten tot het maken van de opdracht (indien deze niet verplicht is) door hen daarvoor te belonen met bijvoorbeeld een extra punt op het tentamen of door het naslagwerk (de begrippenlijst met de modeluitwerkingen op de opdracht) enkel toegankelijk te maken voor studenten die de opdracht gemaakt hebben en daarmee een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het naslagwerk.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • De keuze voor het maken van de opdracht kan (in plaats van de opdracht verplicht te stellen) worden neergelegd bij studenten zelf, omdat niet iedere student behoefte zal hebben aan extra ondersteuning bij de leerstof.
  • Laat studenten een aantal keer tijdens de cursus de opdracht over steeds een ander begrip maken. Op die manier worden ze gestimuleerd tot een actieve verwerking van de gehele leerstof.
  • Ter voorkoming van plagiaat kunnen de opdrachten ook eerst bij de docent worden ingeleverd die ze vervolgens na het verstrijken van de deadline op het discussieplatform plaatst. Daarbij zou overwogen kunnen worden enkel goede opdrachtuitwerkingen te plaatsen, zodat eventuele misconcepties worden voorkomen.

Randvoorwaarden

Er moeten voldoende computerfaciliteiten aanwezig zijn. Wanneer het naslagwerk als een internetsite wordt opgezet, dient er iemand aanwezig te zijn met kennis van HTML. Er moet een digitaal discussieplatform voorhanden zijn.

Achtergrondinformatie


Theorie

Begrijpen is een vaardigheid die betrekking heeft op het conceptuele kennisdomein (het andere kennisdomein is het feitelijke kennisdomein). Het conceptuele kennisdomein bestaat uit kennis over: (a) concepten en (b) relaties tussen concepten. Conceptuele kennis is verworven, wanneer begrippen adequaat kunnen worden gecategoriseerd. Hiertoe moet iemand voorbeelden van een begrip als zodanig kunnen benoemen (generaliseren) en onderscheid kunnen maken (discrimineren) tussen voorbeelden van verschillende begrippen. De onderdelen uit de opdracht (zie stap 6 onder ‘Hoe maak je dit als docent?’) zullen hieronder worden toegelicht.

Een definitie omschrijft een begrip in termen van zijn definiërende kenmerken (stap 6i). Definiërende kenmerken zijn die kenmerken die in alle voorbeelden van een bepaald begrip aanwezig zijn, zoals het kenmerk ‘zoogt zijn jongen’ bijvoorbeeld in elk voorbeeld van het begrip ‘zoogdier’ te vinden is. Wanneer een verschijnsel een of meer van de definiërende kenmerken van een begrip niet heeft, is het geen voorbeeld van het begrip. Naast definiërende kenmerken kunnen ook karakteristieke kenmerken onderscheiden worden. Karakteristieke kenmerken komen nooit in een definitie voor, omdat het niet noodzakelijk is dat alle voorbeelden van een bepaald begrip deze kenmerken bevatten. Karakteristieke kenmerken zijn die kenmerken die typisch zijn voor een bepaald begrip, zoals bijvoorbeeld het kenmerk ‘heeft vier wielen’ typisch is voor het begrip ‘auto’ (want er zijn ook driewielers). Kennis van zowel de definiërende als de karakteristieke kenmerken van een begrip biedt studenten een concreter beeld van wat het begrip precies inhoudt (stap 6ii). De complexiteit van het expliciteren van de kenmerken van een begrip neemt toe naarmate een begrip theoretischer en abstracter is.

Om vaardigheid te ontwikkelen in het generaliseren en discrimineren moeten zowel voorbeelden als niet-voorbeelden van een begrip worden gepresenteerd (stap 6iii). Hierbij moeten studenten tijdens de instructie steeds worden gewezen op de aanwezigheid van de definiërende en/of karakteristieke kenmerken in voorbeelden en de afwezigheid van een of meer van deze kenmerken in niet-voorbeelden van een begrip. Bij de presentatie van voorbeelden kan onderscheid worden gemaakt tussen expositorische (uitleggende) voorbeelden en interrogatieve (ondervragende) voorbeelden. Expositorische voorbeelden zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van goede conceptuele kennis, omdat het abstracte beeld dat lerenden van een concept hebben op die manier kan worden uitgebreid en geconcretiseerd. Interrogatieve voorbeelden bevorderen de ontwikkeling van procedurele kennis, omdat de verkregen conceptuele kennis moet worden toegepast bij het oplossen van domeinspecifieke problemen (stap 6iv). Het toepassen van procedurele kennis bij het oplossen van de domeinspecifieke problemen draagt weer bij aan de elaboratie van conceptuele kennis.

Om begripsvorming te stimuleren ten aanzien van het geheel aan begrippen is het noodzakelijk dat studenten relaties tussen diverse begrippen kunnen leggen (stap 6v). Relaties tussen concepten kunnen middels een concepttaxonomie (boomstructuur) visueel worden weergegeven. Een concepttaxonomie heeft een hiërarchische structuur en toont welke begrippen kenmerken met elkaar gemeenschappelijk hebben. Begrippen in een concepttaxonomie zijn successief geschikt en/of nevengeschikt. Het begrip aan de top van de taxonomie is het meest abstract. Begrippen op een lager niveau zijn specifieker. Een begrip heeft door overerving (successie) altijd dezelfde kenmerken als een bovenliggend begrip (zijn verticaal aan elkaar gerelateerd / successief geschikt) en heeft daarnaast nog een aantal ‘nieuwe’ kenmerken. Begrippen die zich op hetzelfde abstractieniveau bevinden, zijn nevengeschikt (zijn horizontaal aan elkaar gerelateerd). Omdat ze van hetzelfde bovengeschikte begrip ‘afstammen’ hebben ze de kenmerken van dat begrip gemeenschappelijk. Daarnaast hebben ze echter ten minste één verschillend kenmerk. Een concepttaxonomie is vooral bruikbaar bij begrippen waarvan de definiërende en de karakteristieke kenmerken goed te bepalen zijn. Meer complexe relaties tussen begrippen moeten op een andere manier gepresenteerd worden, bijvoorbeeld in een conceptmap.


Achtergrondliteratuur
  • Howard, R.W., (1987). Concepts and schemata: an introduction. Londen: Cassell Educational.
  • Margolis, E., Laurence, S. (Eds.). (1999). Concepts: core readings. Cambridge: The MIT press.
Geplaatst op 23-04-2002 door adminComments Off on Online naslagwerk laten maken

 
Auteur(s): Alma Kerling Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE biedt een hulpmiddel (een checklist) voor docenten bij de voorbereiding en uitvoering van een (hoor)college of werkgroepbijeenkomst, waarbij een PowerPointpresentatie wordt gebruikt.

Voorbeeld uit de praktijk

Veel docenten maken tijdens het geven van een college gebruik van PowerPointsheets die hun verhaal ondersteunen.

Doel

Er wordt uiteengezet hoe een college goed opgebouwd en ondersteund kan worden met behulp van PowerPoint.

Wanneer te gebruiken

Bij elk college of werkgroepbijeenkomst waar een docent lesstof presenteert.

Aandachtspunten bij de voorbereiding


Voorbereiding: inhoud van de presentatie
  • Begin de voorbereiding van het college door de kernpunten van het college te formuleren. Aan de hand van deze punten gaat u de dia
    €™s samenstellen. Deze dia
    €™s ondersteunen het college alleen als zij de hoofdlijnen ervan weergeven.
  • Presenteer op de eerste dia het onderwerp van het college, de datum en eventueel de naam van de cursus en de docent.
  • Presenteer op de tweede dia het programma van het college.
  • Zorg voor een begin dat de aandacht trekt. Gebruik bijvoorbeeld een cartoon, vraag, stelling, raadsel of een relevant citaat of bericht uit de krant.
  • Presenteer op dia drie tot en met N de inhoud van het college. Geef elke dia niet meer dan één onderwerp
  • Presenteer op de laatste dia de conclusies/ samenvatting van het college.
  • Beslis of en wanneer u de dia
    €™s beschikbaar maakt via de digitale leeromgeving. Beschikbaarheid voorafgaand aan het college heeft als voordeel dat de studenten de dia
    €™s al kunnen voorbereiden/ printen en meenemen naar het college. Maar het heeft als nadeel dat de inhoud van het college en wellicht ook de grappen en voorbeelden worden
    €œweggegeven
    € De motivatie van de studenten om daadwerkelijk te komen kan hierdoor kleiner worden. Dit kunt u ondervangen door de hand-outs aan het begin van het college in geprinte versie beschikbaar te stellen of door bepaalde dia
    €™s achter de hand te houden, dus niet vooraf in de digitale leeromgeving te publiceren.

Tips
  • test of internetlinks die eventueel in de presentatie zijn opgenomen, werken.
  • houd de PowerPoint bestanden zo klein mogelijk, omdat studenten anders problemen kunnen hebben de presentatie te downloaden.
  • ga na of het college ook goed te volgen is zonder de diapresentatie. Zo niet: zorg voor een hand-out of voor een velletje met de belangrijkste informatie voor alle toehoorders.
  • test hoe lang de presentatie duurt door deze vooraf een keer te oefenen. Oefen in ieder geval wanneer je nog nooit een PowerPoint presentatie hebt gegeven.
  • op de volgende websites kunnen cartoons e.d. gevonden worden om de aandacht van studenten te trekken:
    http://cartoon.pagina.nl
    http://gallery.yahoo.com
    http://google.com (kijk onder afbeeldingen)
    http://www.nrc.nl

Voorbereiding: lay-out en kleurgebruik in de presentatie
  • Zorg ervoor dat er in de presentatie maximaal twee verschillende lettertypes gebruikt worden.
  • Zorg ervoor dat elke regel uit maximaal zes woorden bestaat.
  • Zorg ervoor dat elke dia maximaal acht regels bevat.
  • Beperk het aantal
    €œleuke
    € overgangen of animaties.
  • Kies de juiste kleurencombinaties, zodat de dia
    €™s leesbaar zijn. Verkeerde kleurencombinaties zijn bijvoorbeeld:
    zwarte letters, rode achtergrond
    witte letters, gele achtergrond
    paarse letters, blauwe achtergrond
    rode letters, paarse achtergrond
  • Gebruik maximaal drie kleuren per dia.
  • Denk bij het kiezen van kleurencombinaties ook aan kleurenblindheid. Iemand die kleurenblind is ziet veelal weinig of geen verschil tussen rood en groen.

Tip

Test de presentatie vooraf in de collegezaal. Zo kun je controleren of de contrastwerking van de kleurencombinaties via de beamer er net zo goed uitziet als bij projectie op de computer. Door de projectie gaat namelijk veel contrast verloren en er treden vaak kleurverschuivingen op.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak een rustige duidelijke start.
  • Maak het doel van het college duidelijk aan de studenten (onderwerp, wat moeten de studenten ermee doen, welke leerstof, welke minimumprestatie etc.) .
  • Maak duidelijk op welke voorkennis het college aansluit, bijvoorbeeld dat wat besproken is op het vorige college (voor studenten is dit niet zo vanzelfsprekend als voor u).
  • Kijk naar de toehoorders en ga NOOIT met uw rug naar de zaal staan om te zien welke dia er geprojecteerd wordt! Gebruik het scherm van de laptop om de dia te zien.
  • Gebruik de dia
    €™s ter ondersteuning van je verhaal. Ga niet elke dia
    €˜voorlezen
    €™.
  • Geef, wanneer een dia een afbeelding als een grafiek bevat, studenten de tijd deze rustig te bekijken en geef daarna pas extra uitleg of illustraties.
  • Bepaal, wanneer studenten een vraag stellen, of het gewenst is dat de vraag meteen of pas na het college beantwoord wordt.
  • Druk op de W-toets wanneer je even een rustige achtergrond wilt. Het beeld wordt dan helemaal wit. Nogmaals de W-toets indrukken laat de presentatie weer verschijnen.
  • Klik op de rechtermuisknop wanneer je op een dia wilt tekenen. Beweeg de muis om te schrijven. De aantekeningen kunnen verwijderd worden met E-toets, maar verdwijnen automatisch na beeldwisseling.
  • Gebruik om één dia verder te gaan de pijltjestoets naar beneden of naar rechts.
  • Gebruik om één dia terug te gaan de pijltjestoets naar boven of naar links.
  • Gebruik om de presentatie te be?indigen de Escape toets of klik met de muis op het driehoekje dat links onder in de dia verschijnt (kies
    €˜beëindig voorstelling
    €™).
  • Klik wanneer u tijdens de presentatie een ander programma hebt laten zien (bijvoorbeeld het internet) het programma weg (kruisje rechts boven) of druk tegelijk op de knoppen alt en tab. De presentatie is dan weer op het scherm te zien.
  • Geef aan het einde van het college de relatie met een volgend (werk-)college aan en wat er de komende periode van de studenten wordt verwacht.
  • Vertel studenten waar zij de afdrukken van de PowerPoint presentatie kunnen vinden/downloaden.
  • Eindig met een leuke uitsmijter, omdat het slot vaak het best bij de toehoorders blijft hangen.

Tips

  • neem de presentatie mee op diskette en/of laptop en/of cd-rom.
  • zorg van tevoren voor een uitdraai van de dia
    €™s op papier en schrijf het paginanummer erbij. Zo kun je, wanneer je niet meer weet waar je zit in de presentatie, de juiste dia gemakkelijk opzoeken.
  • zorg voor het telefoonnummer van de helpdesk.
  • neem overheadsheets of afdrukken mee voor het geval dat de presentatie toch niet werkt.

Randvoorwaarden

In de collegezaal moet een computer (tenzij eigen laptop gebruikt wordt), beamer en eventueel internetaansluiting aanwezig zijn. De software die voor de presentatie gebruikt wordt, moet overeenkomen met de software in de collegezaal.

Achtergrondinformatie

Adressing Diverse Learning Styles Through the Use of Multimedia:
http://www.vpaa.uillinois.edu/tid/resources/montgomery.html
On line handleidingen voor basisvaardigheden PowerPoint:
http://www.microsoft.com/belux/nl/mspress/subjects/subjectap_p1.htm

Algemene didactiek over het geven van een hoorcollege

Kallenberg, A.J., Grijspaarde, L. van der, Braak, A. ter, Horzen, C.J. van. (2000) Leren (en) doceren in het Hoger Onderwijs. Utrecht: Uitgeverij Lemma B.V.

Geplaatst op 23-04-2002 door adminComments Off on Colleges ondersteunen met PowerPoint

 
Auteur(s): Gerard Baars Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE geeft een voorbeeld van hoe (groepen) studenten elkaar kunnen begeleiden en feedback aan elkaar kunnen geven bij het werken aan een (groeps)opdracht. De digitale leeromgeving wordt gebruikt voor de organisatie van het geven van feedback.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij het Leeronderzoek dat studenten van de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam in de derde jaar van de Bachelor-opleiding uitvoeren geven groepen studenten elkaar feedback via het discussieplatform van de DLO. De feedback wordt gegeven op de tussenproducten en het eindprodukt waaraan de groepen studenten werken. In de bijlage bij dit IDEE vindt u concrete schermafdrukken van het gebruik van het discussieplatform bij het organiseren van het geven van feedback.

Doel

U leert hoe u (groepen) studenten elkaar feedback kunt laten geven en hoe u de digitale leeromgeving daarbij kunt gebruiken. Het is de bedoeling dat studenten leren van elkaars feedback en het geven van feedback.

Wanneer te gebruiken

Bij cursussen waar studenten aan een (groeps-)opdracht werken en waarbij de studenten elkaar feedback geven en van andere studenten feedback ontvangen op de uitwerkingen. Door het geven van feedback aan andere (groepen) studenten doen de (groepen) studenten ideeën op voor de uitwerking van hun eigen opdracht. De (groepen) studenten krijgen door het ontvangen van de feedback tijdens het leerproces inzicht in de cognitieve beheersing van de stof: de uitwerking van de opdracht kan verbeterd worden aan de hand van commentaar van andere (groepen) studenten.
De feedback kan gegeven worden bij de deelproducten die de (groepen) studenten moeten opleveren en bij het eindproduct dat de (groepen) studenten moeten opleveren.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Beschrijf op welke momenten de (groepen) studenten uitwerkingen van deelproducten moeten opleveren.
  2. Beschrijf wanneer de (groepen) studenten elkaar feedback moeten geven en op welke deelproducten ze feedback moeten geven.
  3. Formuleer bij de opdrachten duidelijk welke groepen elkaar feedback geven. Het volgende model is bruikbaar: Groep 1 geeft feedback aan groep 2, groep 2 geeft feedback aan groep 3, de laatste groep geeft feedback aan groep 1.
  4. Geef van tevoren duidelijk de deadlines voor het geven van feedback aan.
  5. Geef de criteria volgens welke de studenten elkaars producten becommentariëren van tevoren aan.
  6. Geef ook richtlijnen over hoe studenten de feedback moeten formuleren (zie onder achtergrondinformatie: feedbackregels)
  7. Maak voor elke groep een forum aan in het discussieplatform

Aandachtspunten bij de uitvoering

  1. Geef aan de groepjes studenten door dat ze hun eigen producten op het discussieforum moeten posten voor een gestelde deadline. Door het posten van de bijdragen op het open discussieforum kunnen de groepjes studenten elkaars bijdragen lezen.
  2. Laat de studenten de feedback op het product van de aan hen toegewezen groep voor een gestelde deadline posten in het discussieplatform van de betreffende groep. Als begeleider kunt u lezen wanneer de feedback gepost is.
  3. Bekijk de feedback die een aantal (groepen) studenten heeft gegeven en behandel dit tijdens een contactmoment (bijvoorbeeld een college).

Tips
  • Laat tijdens het eerste contactmoment (eerste college) zien wat u verwacht van de studenten (hoe ziet de feedback er concreet uit?)
  • Reflecteer op de vorm en inhoud van de feedback die de studenten elkaar geven. Studenten in de beginfase van de opleiding zullen moeten leren om goede feedback te geven.
  • Het geven van feedback aan elkaar kunt u ook als een leerdoel van de cursus formuleren. Dit betekent dat u het geven van feedback dan ook beoordeelt.
  • Overweeg of de feedback die de (groepen) studenten aan elkaar geven alleen zichtbaar moet zijn voor de betreffende groepen (gebruik dan de Group Pages in Blackboard) of dat de feedback voor iedereen zichtbaar moet zijn (gebruik dan het Discussion Board in Blackboard).

Achtergrondinformatie


Feedback geven

Feedback geven is in feite informatie verstrekken over hoe het gedrag van iemand wordt waargenomen, begrepen en ervaren. Het gevolg is dat dit gedrag versterkt wordt of verandert.
Voor het constructief geven van feedback kunnen de volgende regels worden opgesteld:

  • Wees eerlijk
    Zeg nooit dingen die je niet meent.
    Zeg ook geen dingen waarvan je hoopt dat ze een bepaald effect hebben, maar die eigenlijk niet waar zijn.
  • Wees concreet
    Zeg niet tegen een ander: ‘Jij bent dominant’ (dat is een karaktereigenschap en dus moeilijk te veranderen door die ander), maar ‘op de vorige groepsbijeenkomst gaf je mij geen ruimte om mijn mening te geven’. Dat kan de ander de eerstvolgende keer makkelijk veranderen.
  • Wees constructief
    Je kunt beter de ander een constructief voorstel doen dan alleen maar negatieve kritiek te geven Bijvoorbeeld: “Wil jij de volgende keer het verslag uittypen?” is beter dan “Jij loopt altijd de kantjes ervan af. Je hebt nog nooit iets uitgetypt”.
  • Spreek in ‘ik’ vorm
    Je kunt beter zeggen: ‘Ik vraag me af wat er in je omgaat, want ik hoor je niet zo vaak in de groep’ dan: ‘Jij doet nooit je mond open in de groep’
  • Zorg dat de feedback zinvol is voor een ander, door bijvoorbeeld ook alternatief gedrag te formuleren.

Evaluatie

Studenten leren veel door elkaar feedback te geven. Ze leren op basis van criteria (die betrekking hebben op vorm en inhoud) goede feeback te formuleren. Door feedback op de feedback te ontvangen leren de studenten steeds betere feedback te geven. Studenten doen door commentaar te leveren op het produkt van een andere groep ook ideeën op over het vormgeven van hun eigen produkt.
De docenten/ begeleiders vinden deze vorm van feedback goed passen bij onderwijsvormen waarbij studenten redelijk veel invloed hebben. Het discussieplatform faciliteert het organiseren van het geven van feedback.

Geplaatst op 23-04-2002 door adminComments Off on Peer feedback via een discussieforum

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinumm, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, Eccoo/UCLO

Er worden praktische handvatten geboden, bedoeld voor docenten die voor het eerst een digitale leeromgeving willen inzetten ter ondersteuning van hun onderwijs.

Doel

Hier worden handvatten gegeven aan docenten die voor het eerst een digitale leeromgeving willen inzetten ter ondersteuning van hun onderwijs.

Wanneer te gebruiken

Wanneer docenten voor het eerst hun onderwijs willen vorm geven met behulp van een digitale leeromgeving.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Bepaal van tevoren hoeveel tijd u in het ontwerp wilt steken. De ervaring leert dat ontwerpen in een digitale leeromgeving meer tijd kosten dan van tevoren gedacht! Bij sommige instellingen is het mogelijk meer tijd of andere vormen van ondersteuning te krijgen voor ICT-aanpassingen van cursussen.
  2. Bekijk een aantal cursussen in een digitale leeromgeving om een idee te krijgen van de mogelijkheden.
  3. Kies de doelen die u wilt bereiken met het gebruik van de digitale leeromgeving. Kies niet te veel tegelijk (zie ook stap 1). Voorbeelden zijn:
    • Studenten snel kunnen informeren over organisatorische zaken (announcement/nieuwsbericht, e-mail versturen naar studenten enz.)
    • Logistieke processen (zoals het op bepaalde tijdstippen inleveren van producten door studenten, bijhouden van wat wel en niet is ingeleverd) verbeteren.
    • Studenten met elkaar laten communiceren aan de hand van bijvoorbeeld een wekelijkse stelling.
    • Studenten elkaar feedback laten geven op elkaars producten. Dit kan bijvoorbeeld via het discussieforum.
    • Studenten laten samenwerken aan producten (via file exchange).
    • Verwijzingen maken naar relevante websites.
    • De digitale leeromgeving gebruiken om producten van studenten te ontvangen en te becommentariëren.
    • Power pointpresentaties beschikbaar maken voor studenten zodat die niet meer vooraf aan studenten hoeven worden uitgereikt.
    • ?..
  4. Kijk op www.digitaledidactiek.nl of er bruikbare ideeën en tips zijn.
  5. Kijk bij collegae hoe die deze doelen hebben bewerkstelligd. Informeer bij de collega hoeveel tijd het ontwerp en de uitvoering kosten en om hoeveel studenten het gaat. Ga ook na hoeveel tijd het studenten kost om om te gaan met de digitale leeromgeving.
  6. Maak onderscheid tussen zaken die studentenassistenten kunnen doen (bijvoorbeeld bestaande sheets omzetten naar Power Point en in de digitale leeromgeving zetten, groepen aanmaken, verwijzingen naar relevante sites maken) en zaken die u perse zelf moet doen (stellingen bedenken voor een discussiegroep, maken van een FAQ, maken van nieuwe sheets).

Tips
  • Begin bij voorkeur een kleine groep studenten (maximaal 50).
  • Dingen om de eerste keer te laten:
    • Het maken van en werken met subgroepen in een digitale leeromgeving vraagt wel erg veel tijd en is technisch en organisatorisch ingewikkeld.
    • Beperk het e-mail verkeer tussen studenten en u ! Maak afspraken met studenten dat zij bijvoorbeeld vragen over de cursus via het discussieforum stellen en niet via e-mail. Zo hebben alle studenten toegang tot uw antwoord.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak het eerste college afspraken met studenten over het gebruik van de digitale leeromgeving. Zet deze afspraken ook in de digitale leeromgeving.
  • Bezoek de digitale leeromgeving regelmatig (bijvoorbeeld dagelijks een kwartier) en bekijk of studenten meer informatie nodig hebben, of de discussie aangezwengeld moet worden enzovoort.

Tips
  • Laat studenten merken dat u regelmatig op de site komt, middels announcements, reacties op vragen in de discussielijst enzovoort.
  • Een nuttig eerste hulpmiddel in een digitale leeromgeving is een FAQ (lijst met veelvuldig gestelde vragen).

Randvoorwaarden

  • U moet enige kennis en vaardigheden bezitten over het gebruik van de digitale leeromgeving (bijvoorbeeld door een basiscursus te volgen).
  • Er moet uiteraard een cursusomgeving zijn in de digitale leeromgeving, studenten moeten toegang hebben tot de cursus en de docent moet de digitale cursus kunnen aanpassen.

Zie ook

Hoe maak je een vraag/antwoord rubriek voor je vak?

Geplaatst op 19-04-2002 door adminComments Off on Voor het eerst werken met een digitale leeromgeving

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, Eccoo/UCLO

Het ontwerpen van een cursus in een digitale leeromgeving rond sociale vaardigheden met behulp van videofragmenten. Studenten kunnen zelf aan de hand van videofragmenten sociale vaardigheden leren en krijgen algemene feedback op hun antwoorden.

Voorbeeld uit de praktijk

De studie psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen is een aantal jaren geleden gestart met het ontwikkelen van een digitale training voor gespreksvaardigheden. Er zijn video-opnamen gemaakt van gesprekken die worden gevoerd door acteurs (een psycholoog en een client). Daar zitten goede en slechte voorbeelden bij. In de digitale leeromgeving zijn deze videofragmenten opgenomen en zijn er opdrachten bij gezet.

Inmiddels werken geneeskunde (MedGevat) en rechten (StrafGevat) op dezelfde wijze met training van gespreksvaardigheden.

Doel

De bedoeling is studenten kennis, inzicht en beheersing van bepaalde sociale vaardigheden bij te brengen en hen te leren hoe zij deze vaardigheden geïntegreerd kunnen toepassen in een context.

Wanneer te gebruiken

  • Als er elementen van sociale vaardigheden in de cursus zitten die studenten moeten leren.
  • Als er rollenspellen in de cursus zitten, waarbij deelvaardigheden kunnen worden onderscheiden die trainbaar zijn.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Ga na welke vaardigheden met behulp van videotraining geleerd kunnen worden. Het gaat hier niet om doelen als weten en kennen, maar om kunnen. Voorbeelden zijn: kunnen waarnemen (welk gedrag valt waar te nemen), herkennen van problematiek (diagnose stellen), vraagtechnieken kunnen toepassen.
  2. Benoem deelvaardigheden, zoals kleine aanmoedigingen kunnen geven, vragen kunnen stellen, kunnen parafraseren, enz.
  3. Werk elke deelvaardigheid uit in scripts (zie voorbeeld in attachement). Zorg dat deze goed in orde zijn om efficiënt te kunnen werken bij het maken van de opnamen. Bedenk van te voren passende opdrachten en modelantwoorden (deze kunnen veelal in een digitale leeromgeving worden gegeven). Bij de volgende stappen gaan we uit van productie in eigen beheer.
  4. Neem voor het maken van de film voldoende tijd: een halve, of liever nog een hele dag en maak geen andere afspraken. De docent neemt bij voorkeur zelf de rol van regisseur; de ervaring leert dat de docent de te bereiken doelen het beste kan bewaken tijdens het productieproces. Daarnaast zijn acteurs nodig en iemand die de camera bedient. Acteurs kunnen collega’s zijn of professionele acteurs.
  5. Zorg voor een goede administratie van het gefilmde materiaal. Sommige scènes zullen bijvoorbeeld meerdere keren gefilmd worden. De tijdcode op de band is hierbij een belangrijk hulpmiddel.
  6. Bekijk het ruwe materiaal video materiaal en kies geschikte fragmenten.
  7. Laat de montage doen door iemand met kennis van het montageprogramma. Ga daar zelf naast zitten en kies zelf de geschikte fragmenten en volgorde om te bewaken dat de fragmenten aansluiten bij de doelen.
  8. Er zijn twee mogelijkheden voor de opslag: het resultaat wegschrijven op cd-rom of naar een streaming video server (rekencentrum, ict-afdeling, SURFnet).
  9. De videofragmenten kunnen nu worden ingebed in een digitale leeromgeving. Maak per deelvaardigheid een boomstructuur van opeenvolgende stappen (zie voorbeeld in attachement). Werk deze structuur vervolgens uit in de digitale leeromgeving en plaats de opdrachten daarin (zie voorbeeld in attachement). In de leeromgeving wordt een link gemaakt naar de videofragmenten, die op een andere locatie staan (bijvoorbeeld cd-rom, of streaming video server). De videofragmenten kunnen niet in de leeromgeving zelf worden opgenomen, omdat dit te veel capaciteit vergt van de server voor de digitale leeromgeving.

Tips
  • Begin met één voorbeeld met enkele studenten, om te kijken waar knelpunten zitten, of de bedachte opzet zinvol is in te zetten bij studenten en welke randvoorwaarden noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering.
  • Test opnieuw met een kleine groep als alles is geproduceerd en in een leeromgeving is geplaatst.
  • Het maken van de film kan heel professioneel door het uit te besteden aan een videoproductiebedrijf, maar kan ook in eigen beheer worden uitgevoerd (door bijvoorbeeld student(assisent)en of samen met een assistant met kennis van video). Dit is afhankelijk van het beschikbare budget en de gewenste kwaliteit.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Laat studenten in tweetallen achter de computer werken. Het werken in tweetallen bevordert dat studenten met elkaar in gesprek gaan over wat ze zien en wat ze zouden willen doen.

Randvoorwaarden

  • Bij gebruik van streaming video is overleg noodzakelijk met de beheerder van de video server over het formaat.
  • Zijn er voldoende computerfaciliteiten voor studenten binnen het instituut om dit te kunnen uitvoeren?
  • Zorg voor voldoende licht bij de opname en bekijk de film gelijk op de monitor, zodat snel inzichtelijk is of de video geschikt is voor verwerking. Valkuilen zijn schaduw waardoor gezichtsuitdrukkingen niet duidelijk worden en geluid (werk het liefst met richtmicrofoons of reversmicrofoons).
  • Bij gebruik van cd-rom is overleg nodig met de beheerder van de computerzaal over beschikbaarheid van cd-rom spelers.
  • Ga na of de videoplayer het gebruikte videoformaat kan afspelen.
  • Kies een digitale video camera (dv-camera) met tijdfunctie.
  • Indien er twee studenten per computer werken, moet het aansluiten van twee koptelefoons op die pc geregeld worden.
  • Is er voldoende bandbreedte voor het vertonen van het videomateriaal? Ga na hoeveel studenten het materiaal tegelijk moeten kunnen bekijken. Test ook de bandbreedte.

Achtergrondinformatie

Er liggen twee theoretische principes achter deze methode. In Ivey’s (1971) methode wordt complex sociaal gedrag (zoals gespreksvaardigheden) aangeleerd via afzonderlijke deelvaardigheden. Nadeel van deze methode is dat de vaardigheden afzonderlijk worden aangeleerd, waardoor integratie van die vaardigheden een probleem kan vormen. Lang en van der Molen (1992) hebben de methode van Ivey daarom aangepast waardoor er sprake is van een geleidelijke toename van complexiteit in de oefeningen. Zij laten de geleerde vaardigheden toepassen in een rollenspel.

Een tweede invalshoek is te vinden bij Bandura (1996). Daarbij staat imitatieleren centraal. Bandura stelt dat veel menselijk gedrag geleerd wordt door gedragingen van anderen te observeren en te imiteren. Een mogelijkheid om dit aan te bieden is met behulp van video van goede (en slechte) voorbeelden. Studenten moeten dit vervolgens naspelen in een rollenspel.

Een goede uitwerking van gespreksvaardigheden leren met behulp van video is te vinden bij Oudenhoven (2000).

Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ.: Prentice Hall
Lang, G. & Molen, H.T. van der (1992). Methodiek van gesprekstraining. Baarn: Nelissen
Ivey, A.E. (1971). Innovations in interviewing training. Springfield, Il: Cahrles C. Thomas
Oudenhoven-van der Zee, K.I. van (2000). Het toetsen van gedragsvaardigheden per computer. In: G. Heijnen & S. Meeder, Toetsen en ICT in het hoger onderwijs. Utrecht: Surf-educatief.

Geplaatst op 19-04-2002 door adminComments Off on Sociale vaardigheden trainen m.b.v. video

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, Eccoo/UCLO

Met chat kun je rollenspellen doen. Dat kan een voordeel zijn als één of meer deelnemers zich op afstand bevinden en als de deelnemers rustig moeten kunnen nadenken over hun bijdrage.

Doel

Het kunnen ontwerpen van rollenspelen die met behulp van chat (synchrone communicatie) kunnen worden uitgevoerd.

Wanneer te gebruiken

  • Bij het oefenen van sociale of gespreksvaardigheden
  • Als gespreksanalyse na afloop van het gesprek gevraagd wordt
  • Om rollen te oefenen (bijvoorbeeld rechter en advocaat, arts en patiënt)
  • Voorafgaand aan ‘fysiek’ rollenspel

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Beschrijf de leerdoelen van de opdracht.
  2. Beschrijf de instructie voor de opdracht (beschrijving van verschillende cases, verschillende contexten per deelnemer, achtergrondinformatie, gerichte opdrachten bij een rol).
  3. Beschrijf de verschillende rollen (bijvoorbeeld: rechter, advocaat, getuige, officier en observant) en zonodig bijbehorende houdingen/gedrag e.d.
  4. Beschrijf het gewenste resultaat.
  5. Beschrijf de tijdsduur van het rollenspel.
  6. Beschrijf hoe de gesprekken zullen worden nabesproken.
  7. Maak groepen studenten waarbinnen de rollen worden verdeeld.
  8. Beschrijf de periode waarbinnen de groepen de rollen gespeeld moeten hebben.
  9. Geef duidelijke criteria voor een eventuele analyse van de gesprekken.
  10. Bespreek de ervaringen met de rollenspelen tijdens het college.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Bekijk geregeld de rollenspelen die al plaatsgevonden hebben om na te gaan of de opdracht bijstelling behoeft (met name wat betreft de rollen en daarbij horend gedrag).

Tip

Gebruik (een deel van) de teksten van de rollenspelen na afloop voor vervolgopdrachten.

Randvoorwaarden

  • Er moet een chatfunctie (of IRC) beschikbaar zijn. Dit is in de meeste digitale leeromgevingen het geval.
  • De chatlogs (de opslag van het hele gesprek) moeten achteraf terug te lezen zijn.

Zie ook

Welke afspraken kun je maken om een chatsessie ordelijk en overzichtelijk te laten verlopen? (Chat etiquette)

Geplaatst op 19-04-2002 door adminComments Off on Rollenspel in chat

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, Eccoo/UCLO

Bij grote groepen studenten is het aan te bevelen om te werken met een vraag/antwoord rubriek voor je vak. Studenten hoeven dan niet allemaal individueel bij de docent dezelfde vraag te stellen over de inhoud of organisatie van het vak.

Voorbeeld uit de praktijk

Stel een vak voor deeltijders bestaat voor het grootste deel uit zelfstandig werken en slechts enkele contactmomenten. De deeltijders bepalen zelf wanneer zij met het vak aan de slag gaan. Om te voorkomen dat de deeltijders steeds mailtjes sturen met vragen maakt de docent een FAQ in het discussieforum in de digitale leeromgeving. De FAQ wordt “Vraag/antwoordrubriek” genoemd. De docent geeft twee werkdagen antwoord op nieuwe vragen.

Doel

Kunnen maken van een vraag/antwoordrubriek voor studenten in een digitale leeromgeving.

Wanneer te gebruiken

Een vraag/antwoordrubriek is met name handig bij cursussen met weinig contacttijd tussen studenten en docenten (assistenten), wanneer er sprake is van een grote groep studenten en er veel vragen komen van studenten aan docenten. Er zijn drie soorten vraag/antwoordrubrieken mogelijk: een rubriek voor de inhoud van het vak, een rubriek voor organisatorische vragen en een rubriek voor technische problemen met bijvoorbeeld de gebruikte leeromgeving.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Open een nieuwe thread (discussielijst) in de discussiegroep van de cursus (in de digitale leeromgeving) met als titel ‘Vraag het Mona’, ‘FAQ’, o.i.d.
  2. Om het stellen van vragen op gang te helpen, kan het zinvol zijn zelf al een aantal vragen met antwoorden in de discussiegroep te laten zetten (door bijvoorbeeld een student, studentassistent of collega) voordat de cursus begint, zodat studenten ook duidelijk hebben wat er voor typen vragen gesteld kunnen worden.

Tip
  • Maak gebruik van vraag/antwoordrubrieken uit voorgaande jaren (of een voorgaande cursus) of vragen die bij een voorgaande cursus per e-mail zijn gesteld. Controleer wel of de vragen nog relevant zijn voor de huidige cursus.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak op het eerste college duidelijke afspraken met studenten over het gebruik van de vraag/antwoordrubriek. Te maken afspraken zijn:
    • Kijk eerst of de vraag al is gesteld. Al gestelde vragen worden niet opnieuw beantwoord.
    • De docent reserveert elke werkdag structureel een kwartier (tijd afhankelijk van het aantal te verwachten vragen) om antwoord te geven op de gestelde vragen.
    • Vragen per e-mail of mondeling (telefonisch) buiten de colleges worden niet beantwoord. Dit om te bevorderen dat studenten de vragen in de discussielijst te zetten, zodat ook alle andere studenten kunnen profiteren van het antwoord.

Deze afspraken staan ook in de digitale leeromgeving.

  • Vat de belangrijkste vragen die voorafgaand aan het college zijn gesteld tijdens het college nog even kort (5 minuten) samen.
  • Laat tijdens het eerste college de vraag/antwoordrubriek zien (met behulp van een beamer bijvoorbeeld) en werk tijdens het college een voorbeeld uit. Dit kan ook een voorbeeld zijn van het vorige cursusjaar of een voorbeeld van een collega.

Randvoorwaarden

  • Er moet voor de cursus een aparte discussiegroep beschikbaar zijn. In alle digitale leeromgevingen is dat eenvoudig te realiseren.
  • De vraag/antwoordrubriek moet kunnen worden overgenomen (hergebruikt) in andere cursussen. In Teletop (versie 3 of hoger) is dit al mogelijk, in Blackboard wordt dit waarschijnlijk mogelijk vanaf versie 6.

Achtergrondinformatie

Een vraag/antwoordrubriek is op zichzelf een handig hulpmiddel voor onduidelijkheden in de leerstof, maar zet niet erg aan tot nadenken over die leerstof. Het leereffect van een dergelijke rubriek is daarmee laag. Met een vraag/antwoordrubriek kan daarom ook nooit een (werk)college worden vervangen. Om een vraag/antwoordrubriek ook leermiddel te laten zijn, is een geavanceerdere opzet noodzakelijk.

Zie ook

Hoe filter je veelgestelde vragen (FAQ)?

Geplaatst op 16-04-2002 door adminComments Off on Een vraag- en antwoord rubriek maken

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, Eccoo/UCLO

Ontwerpen en gebruiken van digitale diagnostische toetsen (formatieve toetsen), waarmee studenten zelf gedurende de cursus hun studievorderingen kunnen controleren op basis van de feedback die zij krijgen.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij een statistiekvak van bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen is men in 2001 begonnen met toetsjes per college. Deze toetsjes zijn vrijwillig en de student kan daarmee nagaan of hij de stof van het college voldoende beheerst. De resultaten lijken er op te wijzen dat studenten die regelmatig de toetsjes doen veel beter scoren op het tentamen dan studenten die dat niet doen.

Doel

Kunnen ontwerpen van toetsen waarmee studenten gedurende de cursus hun eigen leervorderingen kunnen toetsen en hun eigen leerproces kunnen bijsturen op basis van de feedback die op de toetsresultaten wordt gegeven.

Wanneer te gebruiken

  • Als een cursus veel zelfstandigheid vraagt van studenten
  • Bij een cursus met grote hoeveelheid leerstof (bijvoorbeeld een cursus van 12 weken met wekelijks een hoorcollege).
  • Bij een cursus zonder werkcollege (werkcolleges bieden docenten gelegenheid studenten mondeling feedback te geven).

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Deel de leerstof op in toetsbare eenheden (één artikel, één hoofstuk of deel uit een boek, de leerstof van een week, een leerdoel).
  2. Ga per eenheid na wat de student moet kennen en kunnen (leerdoelen). Denk hierbij ook aan een evenwicht tussen reproductievragen en begripsvragen.
  3. Formuleer de toetsvragen. Formuleer per vraag of per groep van vragen bijbehorende feedback.
  4. Zorg er voor dat alle leerdoelen die bij een eenheid horen worden getoetst, omdat een student moet kunnen nagaan of hij alle leerdoelen van die eenheid beheerst. Dit is anders dan bij een eindtoets, waarin een selectie kan worden gemaakt.
  5. Zorg dat alle vragen op hetzelfde niveau zijn als de vragen in de eindtoets.
  6. Ga per vraag na welke kennis ontbreekt als de student de vraag fout beantwoordt en beschrijf dit in de feedback per antwoord (bij meerkeuze) of per vraag (bij andere toetsvormen). Geef zo mogelijk aan waar in het leermateriaal de betreffende kennis te bestuderen valt.
  7. Laat iemand anders de toets doen en controleren op fouten.
  8. Zet de vragen in de digitale toetsomgeving.

 

Tips
  • Ga voor bovenstaande activiteiten na of studentassistenten die kunnen uitvoeren
  • Geef studenten dit jaar de opdracht toetsvragen te maken met feedback om die volgend jaar in te kunnen zetten. Het maken van toetsvragen is ook een goede manier om studenten te laten nadenken over de leerstof. Bij bijvoorbeeld meerkeuzevragen moeten studenten (naast het goede), een totaal fout alternatief en twee bijna goede alternatieven bedenken. Vooral dat laatste vergt een goed inzicht in de te leren materie.
  • Als er onvoldoende tijd is om voor de hele cursus formatieve toetsen te maken, kies dan voor een deel van de cursus dat bekend staat als moeilijk. Ga niet per eenheid een beperkt aantal leerdoelen toetsen, omdat daarmee de suggestie wordt gewekt dat daarmee de volledige leerstof van die eenheid is getoetst.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak aan studenten bekend dat de toetsen beschikbaar zijn.
  • Stimuleer studenten tot het maken van de de diagnostische toetsen door hen daarvoor te belonen met bijvoorbeeld een extra punt op het tentamen.
  • Kom in het college regelmatig terug op de resultaten van de toetsen. Besteed extra aandacht aan zaken waarop slecht wordt gescoord.
  • Ga na hoe vaak studenten gebruik maken van de toetsen.
  • Vraag studenten bij de evaluatie van het vak naar het gebruik en de ervaringen met de toetsen.

Randvoorwaarden

  • Het maken van dit type toetsen kost veel, veel tijd.
  • Er moet, uiteraard, software beschikbaar zijn om digitiaal te kunnen toetsen.
  • Er moeten voldoende computerfaciliteiten zijn waarmee studenten de toetsen digitaal kunnen maken.

Achtergrondinformatie

Uit een omvangrijke meta-analyse van Black & Wiliam (1998) blijkt dat formatieve (diagnostische) toetsen in veel gevallen een duidelijk positief resultaat heeft op leerresultaten van studenten, mits de student feedback krijgt bij de gegeven antwoorden. Het is voor de student immers niet alleen van belang inzicht te krijgen in de relatieve positie in de totale groep studenten, maar ook in de eigen tekortkomingen (Dousma e.a., 1997).

Dousma e.a. (1997) noemen als belangrijke voordelen van formatieve toetsen dat de student zijn leren eerder kan bijsturen en bijvoorbeeld door een extra inspanning tijdverlies kan voorkomen. Dat kan alleen als er gerichte feedback is over de goede en foute antwoorden. Verder kan er met formatieve toetsen meer ruimte worden geboden voor individuele verschillen in leertempo.

Black, P. & D. Wiliam (1998). Assessment and classroom learning. In: Assessment in Education: Principles, Policy & Practices, Vol 5, 1, p. 7-68
Dousma, T. A. Horsten & J. Brants (1997). Tentamineren. Hoger Onderwijs Reeks. Groningen: Wolters-Noordhoff

Geplaatst op 15-04-2002 door adminComments Off on Zelfdiagnostische toetsen maken met feedback

  Next Page »