Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Een voorkennistoets kan zinvol zijn als het gaat om het activeren van aanwezige (maar misschien een beetje weggezakte) kennis bij studenten en om vast te stellen hoe het is gesteld met de voorkennis van die studenten, zodat het college daar op aangepast kan worden. Dit IDEE beschrijft hoe je een voorkennistoets maakt.

Voorbeeld uit de praktijk

Voorbeeld: Bij vakken voor seniorenonderwijs is het vaak onvoldoende duidelijk wat de voorkennis is van de cursisten: de kennis is vaak diffuus en het kost even tijd om die kennis weer op te halen. Daarom wordt gebruik gemaakt van voorkennistoetsjes in de leeromgeving om de kennis op te halen en voor de docent om informatie te verkrijgen over het niveau van de studenten. Studenten kunnen dit op een zelfgekozen tijdstip invullen. Verder krijgen de studenten feedback op hun resultaten met aanwijzingen waar zij de informatie kunnen vinden in het leermateriaal.
Dit is tevens een aardig middel om deze oudere cursisten te laten wennen aan een elektronische leeromgeving.

Doel

Een voorkennistoets kunnen maken in een elektronische leeromgeving.

Wanneer te gebruiken

  • Als de voorkennis van studenten niet goed helder is.
  • Als de voorkennis van studenten niet kortgeleden verworven is.
  • Als het wenselijk is om voor aanvang van het college de voorkennis van studenten vast te stellen zodat de docent zich kan voorbereiden.
  • Als video- of audiofragmenten wenselijk zijn in de toets.
  • Als je rekening wilt houden met niveauverschillen tussen studenten.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Beschrijf de leerdoelen van het vak
  2. Beschrijf welke voorkennis u veronderstelt bij de studenten (cursisten).
  3. Maak een toets(je) waarmee die veronderstelde voorkennis bij de studenten kan worden getoetst.
  4. Schrijf indien gewenst feedback bij de verschillende vragen uit de voortoets.
  5. Voer de vragen in in het digitale toetssysteem (bijvoorbeeld in de elektronische leeromgeving of in een apart toetsprogramma als Questionmark Perception, Testvision, Etude) of laat dit doen door een studentassistent.

Tips
  • Gebruik voor Blackboard of WebCT het programmaatje Respondus (www.respondus.com) om snel en eenvoudig een toets (offline) samen te stellen. Dit gaat sneller dan het toets aanmaken in Blackboard of WebCT.
  • Ga na of er in de instelling toetsprogramma’s aanwezig zijn. Voorbeelden zijn Questionmark Perception, Testvision, Etude.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Informeer studenten ten minste één week van tevoren dat het wenselijk is de voorkennistoets in te vullen. Geef er eventueel punten voor het eindcijfer.
  • Besteed het eerste deel van het eerste college aandacht aan de resultaten van de voorkennistoets, bijvoorbeeld door zaken die niet goed beheerst worden nog eens uit te leggen.
Geplaatst op 15-11-2002 door adminComments Off on Voorkennistoets in een digitale leeromgeving

 
Auteur(s): Leonie Meijerink Organisatie(s): EduTec, TU Delft

Met behulp van een virtuele werkplaats kunnen studenten in een on line leeromgeving informatie aangereikt krijgen om met hun groep een probleem systematisch te analyseren door opdrachtkaarten in te vullen.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij het vak Techniek en Maatschappij aan de TU Delft wordt de virtuele werkplaats ‘STUDIO’ ingezet. Studenten kunnen in STUDIO in een projectgroep zelfstandig en creatief werken aan een actueel technisch-maatschappelijk vraagstuk, waar studenten al doende inzicht en gevoel ontwikkelen voor de verwevenheid van techniek en maatschappij. Het analyseproces is het hart van het programma. Studenten formuleren in hun projectgroep een probleemstelling, zoeken zelfstandig informatie en brengen de problematiek in beeld met een serie ‘kaarten’. Deze kaarten zijn electronisch uitgewerkt in opdrachtkaarten. Studenten vullen opdrachten met betrekking tot actoren, techniek, effecten, techniek & maatschappij, ingenieur en de geschiedenis in.
Student-assistenten kunnen de ingevulde opdrachten tussendoor on line nakijken en geven feedback. Studenten krijgen naar aanleiding daarvan een ‘go’ of ‘no-go’ om verder te gaan en worden geblokkeerd in het systeem als de go niet behaald wordt. De docent kijkt uiteindelijk de eindproducten van de groep on line na.

Een extra toepassing die de virtuele werkplaats STUDIO biedt is dat er automatisch een visuele weergave wordt gegeven van de door de studenten ingevulde kaarten. Als alle kaarten ingevuld zijn kan hierdoor in een oogopslag gezien worden hoe sterk de verschillende maatschappelijke invloeden het probleem beinvloeden. (figuur 3).
Studenten kunnen thuis of op de faculteit zelfstandig aan de slag met de opdrachten en kunnen van elkaar zien wat andere groepsleden gedaan hebben. De virtuele werkplaats biedt verder vele mogelijkheden voor studenten om additionele informatie aan te klikken, zoals voorbeeldcasussen, beoordelingscriteria en tips.

Dit vak kan bekeken worden op http://www.studio.tbm.tudelft.nl/studio/, de showcase kan worden bekeken zonder in te loggen. In de omgeving is een ‘wiel’ te vinden waarmee de navigatie geregeld kan worden. Door erop te klikken kan gekozen worden om naar submenu’s ‘vakwijzer’, ‘kaarten’ of ‘tools’ te gaan.

Doel

Het doel van dit IDEE is om docenten inzicht te geven in hoe zij een virtuele werkplaats kunnen inzetten bij het aanleren of doorlopen van een analysemethode.

Wanneer te gebruiken

  • Als docenten een stimulerende leeromgeving willen creëren om studenten te motiveren tot het gebruik van een systematische analysemethode.
  • Als docenten tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs willen geven.
  • Bij vakken met grote groepen studenten
  • Ter ondersteuning van groepswerk

Aandachtspunten bij de uitvoering

Hieronder wordt beschreven hoe studenten systematisch een analyseproces kunnen doorlopen, waarbij zij ondersteund worden door een virtuele werkplaats.

  1. Leg studenten in een introductiecollege uit hoe zij in de virtuele werkplaats moeten werken.
  2. Verdeel studenten in groepen en laat iedere groep afspraken maken met de student-assistent die u aan iedere groep heeft toegewezen.
  3. Laat elke groep een actueel onderwerp kiezen (die betrekking heeft op het vak). Daarvoor kunnen zij o.a. kijken in een (virtuele) krantenbank, internet, enzovoort.
  4. U laat nu de groepen zelfstandig aan de slag gaan in de virtuele werkplaats. De groep begint met het invullen van de ‘probleemstellingskaart’ in de virtuele werkplaats, waarmee het zichtbaar wordt voor u en voor de studentassistenten.
  5. De student assistent kijkt de kaart na en geeft on line of face-to-face feedback. Afhankelijk van de zelfwerkzaamheid van studenten kunt u kiezen hoe feedback gegeven gaat worden of kunt u de studenten zelf laten kiezen hoe zij feedback willen ontvangen.Tip: kom iedere week met student-assistenten bij elkaar om het ingeleverde werk te bespreken. Daarmee wordt de kwaliteit van de feedback bewaakt.
  6. De groep herschrijft de probleemstellingskaart en zorgt dat voor een gegeven deadline de kaart volledig is ingevuld.
  7. U kijkt de kaart na en geeft een go of een no-go (bij een no-go kan de groep van verdere deelname uitgesloten worden en door het systeem worden geblokkeerd).
  8. Studenten werken aan de overige kaarten in de virtuele werkplaats, die gebaseerd zijn op perspectieven die relevant zijn voor het probleem. In uit de praktijk wordt een voorbeeld gegeven van een technisch-maatschappelijk probleem die wordt bestudeerd vanuit de invalshoeken: actorenkaart, technische kaart, effectenkaart, techniek&maatschappijkaart, ingenieurskaart en de historische kaart. U kunt zelf kiezen hoe studenten hieraan moeten werken of u kunt de studenten zelf de keuze laten maken:
    • Alle kaarten worden gezamenlijk gemaakt en besproken.
    • Iedere student verdiept zich in een kaart en maakt deze zo volledig mogelijk, waarna de kaarten rouleren en studenten elkaars kaart aanvullen.

    Tip: in de praktijk blijkt dat optie a meer tijd kost, maar studenten houden wel beter zicht op alle perspectieven. Mocht u voor a kiezen dan is strakkere begeleiding van de student-assistent nodig om te garanderen dat iedereen daadwerkelijk alle kaarten met elkaar overlegt.

  9. Spreek tijden af met de student assistent wanneer zij tussentijds feedback moeten geven op de kaarten. Zorg ook dat deze afspraken duidelijk zijn aangegeven in de virtuele werkplaats.
  10. De kaarten worden herschreven n.a.v. de feedback en u kijkt deze na als er weer een go/no-go-moment is. Bij een go voor alle kaarten kunt u direct de groepsbeoordeling geven.
  11. Studenten schrijven een persoonlijke visie op de verschillende perspectieven in een persoonlijke essaykaart. Hiermee moeten zij aantonen dat zij over alle perspectieven hebben nagedacht.
  12. De docent beoordeelt de persoonlijke kaart.
Tips
  • Zorg ervoor dat studenten alle informatie uit de virtuele werkplaats kunnen halen: de opdrachten, de in te vullen opdrachtkaarten met uitleg, de achtergrondinformatie, de beoordelingscriteria, een voorbeeld van een gemaakte opdracht, aanvullende videoclips, foto’s, etc. Daarnaast kunt u eventueel ook een studiehandleiding uitreiken.
  • Laat studenten zelf bepalen in welke volgorde zij de opdrachtkaarten uitwerken. Zij kunnen bijvoorbeeld alleen delen van de opdrachtkaarten invullen en pas nadat zij verder inzicht hebben over het onderwerp hebben (bijvoorbeeld door inzichten die zij uit de andere kaarten hebben gekregen).
  • Geef studenten suggesties over hoe zij met de groep overleggen en hoe zij de taken verdelen. Zij kunnen bijvoorbeeld on line communiceren (via de chat of de e-mail wat in de virtuele werkplaats ingebouwd is) of ervoor kiezen om met de groep bij elkaar te komen. Zorg dat de student-assistant de studenten blijft aanmoedigen om op elkaar te reageren.

Randvoorwaarden

  • Het kan nodig zijn om een speciaal bedrijf in te huren voor het ontwikkelen van de virtuele werkplaats.
  • Geld en support (technisch en onderwijskundig) moeten beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van een virtuele werkplaats.

Achtergrondinformatie

Bij de Open Universiteit is ook een virtuele werkplaats ontwikkeld waar studenten ‘gereedschap’ aangereikt krijgen om zelf op onderzoek uit te gaan. Het principe is dat een digitale leeromgeving meer is dan een verzameling theorieën op internet. Beter is het om casussen centraal te stellen en studenten opdrachten on line te laten uitvoeren: daar leren ze meer van. De virtuele werkplaats bestaat uit twee delen. Eén waarop studenten hun opdrachten kunnen maken, materiaal kunnen downloaden of discussies kunnen voeren. Op het andere deel, de ‘editor’, kunnen docenten reacties invoeren en bepalen welke opdrachten specifieke groepen studenten krijgen voorgeschoteld.

Voor meer over STUDIO bij de TU Delft: http://www.studio.tbm.tudelft.nl

Ontleend aan

STUDIO (2001), De alfa-gamma module van het Delfts Instellingspakket, Faculteit TBM.

Geplaatst op 14-11-2002 door adminComments Off on Problemen laten analyseren in een virtuele werkplaats

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Conferentiebezoek is vaak duur door de reis- en verblijfkosten en het reizen kost vaak veel tijd en energie. Het kan daarom handig zijn een conferentie te organiseren met behulp van videoconferencing: zowel de spreker als de luisteraar kan daarbij thuisblijven.

Voorbeeld uit de praktijk

In 2001 zou de Megaconferentie (over het gebruik van videoconferencing in het onderwijs) gehouden worden in de eerste week van oktober, nauwelijks drie weken na ‘nine eleven’ (aanslag Twin Towers). Logischerwijs was het aantal te verwachten bezoekers in die week dramatisch laag. Om de conferentie toch door te kunnen laten gaan is besloten de conferentie volledig via videoconferencing te organiseren (het was bij deze conferentie toch al gebruikelijk om alle sessies via videoconferencing aan te bieden) zodat zowel de sprekers als de luisteraars thuis konden blijven.

Doel

Het kunnen organiseren van een conferentie middels videoconferencing.

Wanneer te gebruiken

  • Bij het organiseren van een conferentie.
  • Bij het organiseren van internationaal onderwijs met studenten op verschillende locaties.
  • Wanneer het niet nodig (of mogelijk) is dat (alle) deelnemers lijfelijk aanwezig zijn
  • Als interactie tussen spreker en luisteraars is gewenst (dit is niet mogelijk bij streaming video).

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • De inhoud van de conferentie kan net zo worden georganiseerd als bij ‘normale’ conferenties: dus sprekers, sessies, reviews, deelname e.d.
  • Begin net als bij een gewone conferentie ruim van tevoren (minimaal enkele maanden).
  • Probeer voor de eigenlijke organisatie van de conferentie zoveel mogelijk zaken met betrekking tot videoconferencing eerst uit, om er zeker van te zijn dat de conferentie ook daadwerkelijk op deze manier georganiseerd kan worden.
  • Zorg dat van tevoren alle Powerpoint presentaties op de conferentiesite beschikbaar zijn. Ook het programma moet van tevoren beschikbaar zijn via het web (zie figuur).


  • Denk bij het samenstellen van het programma aan de tijdsverschillen met deelnemers uit andere landen. Zijn er veel deelnemers uit de VS, dan is het aan te bevelen het programma wat later op de dag te laten beginnen. Met veel deelnemers uit Azië kan de conferentie beter vroeg op de dag beginnen.
  • Informeer deelnemers over culturele verschillen. Zo zijn Aziaten veelal niet gewend in de camera te kijken, omdat dat in die landen als onbeleefd geldt.
  • Informeer de deelnemers over de videoconferencing etiquette. Zo is goed gebruik dat luisteraars de microfoon pas open zetten als er vragen gesteld mogen worden. Ook moet elke deelnemer zodra hij is uitgesproken de microfoon uitzetten (om bijvoorbeeld hinderlijk papiergeritsel te voorkomen). Eventueel kan daarover een aparte regie worden gevoerd. Daar moet dan wel een regisseur voor worden ingehuurd.
  • Zet alle tijden in GMT (Greenwich Meantime) en zet een schema op de site waarmee deelnemers snel het tijdsverschil met hun eigen locatie kunnen uitrekenen (zie bijvoorbeeld http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Een calculator om de eigen tijden uit te rekenen is natuurlijk de mooiste feature. Houd wel rekening met zomer- en wintertijden!
  • Ga na of uw instelling voldoende faciliteiten heeft. Dat betekent:
  • Er moet een MCU (multi conferencing unit) beschikbaar zijn. Eventueel kan dit ook via SURF (http://contact.surfnet.nl).
  • Er moet een ‘boardingroom’/studio beschikbaar zijn, dat wil zeggen een kamer (of meerdere kamers) waar sprekers hun verhaal kunnen houden of waar de sprekers kunnen worden ingeleid. In zo’n kamer moet het licht bijvoorbeeld goed geregeld zijn.
  • Ook op de instellingen van de sprekers moet zo’n boardingroom worden ingericht. Verwijs de sprekers hiervoor naar de audiovisuele dienst op hun instelling.
  • Het gesprek moet van tevoren heel goed worden voorbereid.
  • De meeste instellingen beschikken over een audiovisuele dienst die kan assisteren bij het maken van de video-opnamen en het inrichten van de ‘boardingroom’.
  • Plan voor de conferentie met elke deelnemende instelling een test voor de videoconferencing. Dit kan worden uitgevoerd door technici.
  • Zorg dat de videobeelden in zoveel mogelijk formaten beschikbaar wordt gesteld (streaming video). Dit is van belang voor de luisteraars die niet over videoconferencing beschikken. Op deze manier kunnen zoveel mogelijk mensen toch betrokken worden bij de conferentie.
  • SURF biedt de mogelijkheden om de gewenste streaming videoformaten te leveren (contact.surfnet.nl).
  • Denk bij videoformaten niet alleen aan breedband, maar ook aan mensen die met een ISDN lijn thuis naar de conferentie kijken.
  • Open een chatbox om mensen die niet over een videoconferencingset beschikken om hun vragen te kunnen stellen. In dat geval moet er bij de spreker een moderator zijn die de vragen selecteert en doorspeelt aan de spreker. Eventueel kan dit ook via e-mail of telefoon.
  • Voor de echte low-technic deelnemers is eventueel een telefoonverbinding een adequaat alternatief. De deelnemer haalt dan zelf de powerpointpresentatie van het web en volgt de verbale presentatie via de telefoon.
  • Sla de streaming video ook op, zodat mensen die de conferentie niet ‘live’ hebben kunnen volgen later alsnog de sessie kunnen volgen. Dit is vooral van belang bij grote tijdsverschillen.
  • Spreek met collega’s af om gezamenlijk te kijken en schakel telefoonlijnen door naar een secretariaat of iets dergelijks om te voorkomen dat u gestoord wordt.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Stel voor elke sessie een moderator (voorzitter) aan. Deze zit in de boarding room
(of één van de boardingrooms) op uw instelling. De voorzitter houdt strikt de tijd in de gaten en leidt de eventuele discussie.

Randvoorwaarden

  • Er zijn velerlei andere randvoorwaarden die door technici moeten worden opgelost. Veel informatie daarover is te verkrijgen via contact.surfnet.nl en www.vide.net. Deze technische randvoorwaarden kunnen heel veel tijd kosten. Begin daarom ruim op tijd met de voorbereiding van de conferentie (minimaal enige maanden).
  • Alle sprekers moeten een hardware matige videoconferencing oplossing hebben.
Geplaatst op 14-11-2002 door adminComments Off on Organisatie van videoconferencing

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Videoconferencing biedt de mogelijkheid om experts (uit het veld of van andere instituten) aan het woord te laten en om studenten vragen te laten stellen aan de expert.

Voorbeeld uit de praktijk

De Universiteit Twente heeft bij het vak instructietechnologie een videoconferencing georganiseerd met de auteur van het boek dat bij het vak wordt gebruikt. Het boek is behandeld in een serie colleges. Aan het eind van de reeks colleges konden studenten vragen aan de auteur van het boek inleveren via de elektronische leeromgeving. Vervolgens konden studenten stemmen over de beste vraag. Zo ontstond een lijst van meest gewenste vragen aan de auteur. Tijdens de videoconferencing sessie stelden de studenten zelf hun gekozen vraag aan de auteur en konden daarover met die auteur discussiëren. De auteur zat in de Verenigde Staten, de studenten in Nederland.

Doel

Een videoconferencing sessie kunnen organiseren om studenten te kunnen laten leren van en communiceren met experts op afstand.

Wanneer te gebruiken

  • Als een expert extra informatie kan bieden ten opzichte van de eigen docent.
  • Als die expert niet naar de onderwijsinstelling kan komen.
  • Als er interactie nodig is met de expert.
  • Als het visuele aspect belangrijk is, bijvoorbeeld omdat de expert iets wil laten zien, of om de student meer betrokken te laten zijn bij het gesprek (visueel contact bevordert die betrokkenheid boven tekstueel of audiocontact).

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Maak een scenario van de gewenste videoconferencingsessie. Bijvoorbeeld zoals hierboven (onder Uit de praktijk) is beschreven: studenten bedenken vragen aan de expert en stemmen welke vragen gesteld zullen gaan worden. Over deze vragen gaan de studenten in discussie met de expert. Dergelijke interactie tussen studenten en expert is over het algemeen effectiever dan een expert die alleen zijn verhaal vertelt.
  2. Er moet een techniek worden gekozen. Er zijn drie technieken mogelijk: ISDN, IP en satelliet. In de meeste gevallen zal gebruik worden gemaakt van IP (via internet). Uw systeembeheerder vindt alle relevante informatie over videoconferencing op het adres http://contact.surfnet.nl.
    Zorg ervoor dat de techniek ruim van te voren (minimaal twee weken) wordt getest, bij voorkeur met de expert zelf (zodat die ook enig gevoel krijgt voor de werking van een videoconferencing sessie).

    Tips
    • Gebruik bij voorkeur hardwarematige oplossingen. Een programma als NetMeeting (Microsoft) is nog onvoldoende ontwikkeld om videoconferencing van een goede kwaliteit te kunnen verzorgen. Als alternatief kan eventueel worden gekozen voor NetMeeting voor beeld met daarnaast een telefoonverbinding voor het geluid.
    • Beknibbel niet op de aanschaf van hardware. De kosten (tijd voor een systeembeheerder) om een verbinding tot stand te brengen met oude hardware of hardware van onvoldoende kwaliteit zijn vele malen hoger dan het aanschaffen van goede hardware.
    • Als er nog geen ervaring is opgedaan binnen de instelling met videoconferencing, zorg dan dat de systeembeheerder echt een aantal dagen reserveert om alles uit te proberen.
  3. Voor de opname is het van belang dat de expert met hoofd en schouders in beeld is, verder niet (pasfotobeeld). Daarmee zijn non-verbale signalen op het gezicht goed te zien. Verder moet uiteraard gezorgd worden voor een goede belichting. De meeste onderwijsinstellingen beschikken over een audiovisuele dienst die daarover kan adviseren. Ook dit is van belang om van tevoren te testen.
    De student die de vraag stelt moet apart in beeld worden genomen (ook in pasfotobeeld). Een beeld van de hele klas is niet zinvol: de expert ziet dan nauwelijks wat er gebeurt, omdat de kwaliteit van het beeld onvoldoende.
  4. Het is aan te bevelen de expert uit te rusten met een headset (koptelefoon en microfoon), om rondzingen te voorkomen. In de klas kan dan gewoon gebruik worden gemaakt van luidsprekers. Ook voor het geluid is het aan te bevelen contact op te nemen met de audiovisuele dienst.

    Voor mensen die nog nooit met videoconferencing hebben gewerkt is een instructie in de etiquette van belang. Er is altijd een vertraging van ongeveer een halve seconde bij videoconferencing. Dat lijkt weinig, maar blijkt in de praktijk toch een duidelijk waarneembare en maakt dat je niet snel kunt reageren. Het betekent ook dat je iemand altijd netjes moet laten uitpraten en de luisteraar geen aandachtgevend gedrag moet vertonen met de stem (hummen, ‘oke’, ‘oh ja’). Dit kan worden ondervangen door non verbale signalen te geven (met hoofd knikken bijvoorbeeld).

Aandachtspunten bij de uitvoering

De docent is in de videoconferincing sessie de gespreksleider. Hij moet er voor zorgen dat zowel studenten als expert niet te lang aan het woord zijn, dat de vragen allemaal aan bod komen en dat de hele sessie niet te lang duurt. Houd er ook rekening mee dat een videoconferencing door de meeste deelnemers als zeer intensief wordt beschouwd. Over het algemeen is vijftig minuten wel de grens.

Tip

Neem de sessie op, zodat het op een later tijdstip nogmaals gebruikt kan worden in het onderwijs (bijvoorbeeld als de expert dan niet beschikbaar is of voor deeltijdstudenten die niet aanwezig konden zijn).

Randvoorwaarden

  • Voor ISDN en satellietverbindingen zijn aparte experts noodzakelijk.
  • Er moet op beide locaties (bij de studenten en bijde expert) een videoconferencing set aanwezig zijn.
  • Houd rekening met tijdsverschillen bij internationale contacten. Gebruik GMT (zie pagina 777 van teletekst om afspraken te maken).
  • Er is een headset nodig bij de expert.
  • Er is een beamer en luidsprekers nodig bij de studenten

Zie ook

Hoe schakel je experts op afstand in?

Hoe schakel je experts op afstand in middels videoclips?

Hoe schakel je experts op afstand in middels een chatsessie?

Hoe schakel je experts op afstand in middels discussieplatform?

Hoe schakel je experts op afstand in middels e-mail?

Geplaatst op 14-11-2002 door adminComments Off on Experts op afstand inschakelen via videoconferencing

 
Auteur(s): Gert-Jan Verheij, Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Chatten vraagt een andere vorm van communiceren en omgang met elkaar dan face-to-face communicatie.

Voorbeeld uit de praktijk

Veel docenten hebben negatieve ervaringen met chatten: het gaat vaak te vlug, iedereen ‘roept’ door elkaar, de docent kan alles zo snel nooit volgen en verliest het overzicht en er worden veel afkortingen gebruikt die voor de SMS-generatie heel helder is maar voor de docent (en wellicht oudere studenten) niet.

Doel

Hier wordt een overzicht gegeven van afspraken, die men kan maken om een chatsessie ordelijk en overzichtelijk te laten verlopen.

Wanneer te gebruiken

Bij toepassing van chatten.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Bedenk eerst wat de doelen zijn van de chatsessie en maak die aan de studenten kenbaar (bijvoorbeeld via de elektronische leeromgeving of in een college).
  • Zet de etiquette duidelijk op papier en maak die ook digitaal beschikbaar via de elektronische leeromgeving. Elementen in zo’n etiquette kunnen zijn:
    • Schrijf niet alleen met HOOFDLETTERS, DAT IS HETZELFDE ALS SCHREEUWEN.
    • Blijf niet herhaaldelijk eenzelfde boodschap versturen.
    • Wacht steeds met antwoorden tot je een reactie hebt van je gesprekspartner.
    • Steeds 1 vraag tegelijk.
    • Gebruik geen racistische teksten of leuzen of gebruik zomin mogelijk opmerkingen, waarvan je weet dat anderen die als kwetsend kunnen ervaren.
    • Gebruik geen scheldwoorden.
    • Geen privé-boodschappen tussendoor.
    • Geen grappen en grollen tijdens het chatten.
    • Houd kritiek zakelijk. Zeg: ‘Dat is niet juist, omdat …’ of ‘Dat ben ik niet met je eens, want …’ en geen opmerkingen als ‘Dat is dom van je’ of ‘Wat een onzin’.
    • Wie zich aan bovenstaande niet houdt, wordt uit de chat verwijderd.
  • Zorg dat de deelnemers (en ook de moderatoren!) vooraf de etiquette goed doornemen.
  • Maak een lijstje met geoorloofde afkortingen. Doe dit bijvoorbeeld in een discussionboard, zodat studenten ook zelf afkortingen kunnen toevoegen die gangbaar zijn. Voorbeelden van dergelijke afkortingen zijn:

F2F: face-two-face (oftewel face-to-face), voor real life communicatie

CU: see you, de groeten

🙂 blij kijken

🙁 verdrietig kijken

afkortingen die specifiek zijn voor het vak

Zie ook www.chatwoordenboek.nl voor een overzicht.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Verwijs deelnemers die zich niet hier aan houden onmiddellijk naar de etiquette: ‘Erik, je houdt je niet aan de etiquette. Lees die nog eens goed door’.
  • Waarschuw eenmaal. Wie zich daarna nog niet aan de etiquette houdt wordt uit de chatbox gezet.
Tip
  • Bij sommige chatboxen is het mogelijk het gesprek te leiden (bijvoorbeeld bij Blackboard, waar heet het de floor).
  • Bij sommige chatboxen kun je lobbies openen (een soort subchatbox, of extra kamers). Deze zou je per vraag kunnen rubriceren of per type vraag. Bijvoorbeeld een lobby ‘Technische vragen’.

Zie ook

Geplaatst op 14-11-2002 door adminComments Off on Chat etiquette

 
Auteur(s): Gert-Jan Verheij, Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Er bestaat software, waarmee de docent de computers in een computerlokaal kan managen, dat wil zeggen dat de docent alle pc’s kan aansturen en de schermen van de student kan overnemen. Hoe ga je daar in je onderwijs mee om?

Voorbeeld uit de praktijk

Docenten van de RUG krijgen een Blackboard cursus aangeboden in een computerlokaal waar de trainer gebruik maakt van classroom management software (in dit geval het programma ‘Net op School’). Met het programma kan de trainer op zijn eigen beeldscherm zien wat de cursisten op hun scherm aan het doen zijn. Ook kan de trainer de schermen van de cursisten ‘overnemen’, dat wil zeggen dat wat de cursisten zien op hun beeldscherm wordt bepaald door wat de trainer op zijn eigen beeldscherm doet. De trainer laat bijvoorbeeld op alle schermen zien hoe zijn versie van Blackboard cursus eruit ziet en wat de verschillen zijn tussen de studentenversie van Blackboard en de docentenversie. Ook kan de trainer de activiteiten van de cursisten op zijn eigen scherm volgen en zonodig een goed voorbeeld van een cursist aan de hele groep presenteren.

Doel

Hierna kan men gebruik maken van classroom management software.

Wanneer te gebruiken

  • Bij het geven van instructie in het gebruik van computerprogramma’s.
  • Wanneer studenten opdrachten maken op een computer en je als docent goed wilt volgen wat ze precies doen.
  • Wanneer studenten korte presentaties moeten geven in bijvoorbeeld Powerpoint (of een soortgelijk programma) en er bijvoorbeeld geen beamer o.i.d. voorhanden is of de computers in het lokaal niet direct op de beamer zijn aangesloten.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

Als de software goed is geïnstalleerd kan de cursus worden gegeven en wordt er geen specifieke voorbereiding van de docent gevergd. Wel is het aan te bevelen eerst ‘droog’ te oefenen in het lokaal.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Zorg dat voordat het college begint alle computers aanstaan en goed lopen. Oefen eventueel het gebruik van de software in het bijzijn van de systeembeheerder. Vraag eventueel de systeembeheerder aanwezig te blijven totdat alle studenten goed zijn ingelogd.
  • Vertel aan het begin van het college dat je in de gelegenheid bent om beeldschermen van de studenten te volgen en dat je dat ook daadwerkelijk zult doen. Geef ook aan dat je in de gelegenheid bent om de controle over de beeldschermen over te nemen.
  • Waarschuw in de loop van het college studenten eerst dat je de controle over het beeldscherm van hen gaat overnemen alvorens het beeldscherm daadwerkelijk over te nemen. Kijk ook of ze ergens mee aan het schrijven zijn en geef zo nodig de gelegenheid zinnen e.d. af te maken.
  • Bij een presentatie op alle beeldschermen is het van belang de muis erg rustig te bewegen, omdat het beeld veel minder vaak wordt ververst dan gebruikelijk.
  • In de huidige generatie classroom management programma’s is het mogelijk om groepen studenten te maken, zodat slechts een deel van de beeldschermen wordt overgenomen door de docent. Op deze manier kan binnen een groep gedifferentieerd worden.

Tips
  • Het volgen van de beeldschermen van studenten is een handig hulpmiddel wanneer de studenten toetsen maken via een digitaal toetsprogramma. Het is voor een docent dan eenvoudig na te gaan of de student digitaal aan het spieken is (bijvoorbeeld via MSN of ICQ) en of de student onder de juiste naam is ingelogd.
  • Als het college alleen bestaat uit een presentatie (hoorcollege) dan is een beamer veel praktischer. Het voordeel van een beamer is dat studenten hun aandacht veel meer op de docent richten, in plaats van naar het beeldscherm te blijven turen.
  • Het is niet mogelijk videofilms tegelijkertijd op de docentenpc en op alle pc’s te laten zien. Dit heeft te maken met het aantal beelden per seconde bij videofilms en de frequentie van de classroom management software.
  • Het lijkt handig om de handelingen van studenten te volgen via het docentenbeeldscherm. Het is echter vaak effectiever om rond te lopen in het lokaal en op die manier studenten te volgen. Het is voor studenten dan veel makkelijker om vragen te stellen aan de docent. Er vindt sneller interactie plaats.
  • Het is voor het leren van studenten erg belangrijk om handelingen in een nieuw programma zelf te doen. Met classroom management software kan een docent de handelingen van de student op het eigen beeldscherm volgen zonder al te snel in de verleiding te komen de muis snel even van de student over te nemen.

Randvoorwaarden

  • Op de pc van de student moet het programma (de cliëntversie) wel zijn geïnstalleerd. In principe kan een student op die manier ook thuis worden begeleid bij bijvoorbeeld een practicum (of wellicht zelfs bij het maken van een toets?).
  • Er moet een classroom management programma zijn geïnstalleerd in het computerlokaal met een netwerk.
Geplaatst op 14-11-2002 door adminComments Off on Classroom management software

 
Auteur(s): Sylvia Walsarie Wolff, Jan Folkert Deinum;Annemiek Wieland Organisatie(s): Edutec, Risbo, Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) RUG

In dit IDEE wordt beschreven welke middelen docenten kunnen inzetten om studenten op afstand gebruik te laten maken van kennis van experts en in welke situatie ze het beste voor bepaalde middelen kunnen kiezen.

Voorbeeld uit de praktijk

Op de TU Delft is een cursus ontwikkeld die
“Management van ICT-georiënteerde organisaties” heet. De expert, die in dit geval ook de docent is, is Prof. Wim Dik (voormalig CEO van KPN Telecom). Van Prof. Dik zijn videoclips gemaakt, waarin hij in maximaal 3 minuten een onderwerp kort behandelt. Het is de bedoeling, dat de studenten deze videoclips gebruiken, naast alles wat ze in de hoorcolleges hebben gehoord om virtueel te discussiëren over stellingen, die prof. Dik op Blackboard heeft geplaatst (zie ook het IDEE Organiseren van online discussies met veel studenten).
Deze aanpak krijgt een vervolg in een keuzevak “e-Learning in Corporations”, dat begin 2003 op de TU Delft zal worden gegeven. Voor die cursus worden zowel clips opgenomen van experts die een gastcollege geven in de cursus, als experts die geen college zullen geven.

De Universiteit Twente heeft bij het vak instructietechnologie een videoconferencing georganiseerd met de auteur van het boek dat bij het vak wordt gebruikt. Het boek is behandeld in een serie colleges. Aan het eind van de reeks colleges konden studenten vragen aan de auteur van het boek inleveren via de elektronische leeromgeving. Vervolgens konden studenten stemmen over de beste vraag. Zo ontstond een lijst van meest gewenste vragen aan de auteur. Tijdens de videoconferencing sessie stelden de studenten zelf hun gekozen vraag aan de auteur en konden daarover met die auteur discussiëren. De auteur zat in de Verenigde Staten, de studenten in Nederland.

Doel

Docenten helpen bij het kiezen tussen middelen die kunnen worden ingezet om studenten op afstand gebruik te laten maken van kennis van experts die niet lijfelijk aanwezig kunnen zijn bij het onderwijs.

Wanneer te gebruiken

Als er behoefte is aan kennis van experts vanuit het veld of docenten die niet aan de eigen instelling zijn verbonden en die moeilijk een gastcollege kunnen verzorgen (vanwege tijdgebrek of omdat hij/zij erg ver weg woont/werkt).

Aandachtspunten bij de voorbereiding

Inhoudelijke experts kunnen uit veel hoeken komen (alumni, het eigen netwerk, bekende columnisten, directieleden van grote bedrijven, enz.) en kunnen op verschillende manieren ingeschakeld worden bij het onderwijs. Hieronder wordt een globale omschrijving gegeven van een aantal van die mogelijkheden. Een overzicht van de kenmerken van de diverse werkvormen is te vinden in de bijlage. Onderstaande werkvormen worden in andere IDEEën verder uitgewerkt.

  • Via videoconferencing. De expert is bereid op een afgesproken tijdstip en plaats een verhaal te vertellen voor de camera, terwijl de studenten op een andere locatie kijken. Wezenlijk onderdeel van videoconferencing is dat studenten altijd kunnen reageren op het verhaal van de expert, vragen kunnen stellen en in discussie kunnen gaan. Voordeel is dat de expert dingen kan laten zien terwijl hij zijn verhaal vertelt (denk bijvoorbeeld aan een arts die een bepaalde chirurgische handeling wil tonen). Nadeel is dat videoconferencing het nodige van de techniek vraagt en daardoor niet altijd eenvoudig te organiseren is.
  • Via een chatsessie. Chatten leent zich vooral goed voor situaties waarin studenten vragen kunnen stellen (bijvoorbeeld in interviewvorm) en de expert daarop antwoord geeft of voor discussies. Voordelen zijn dat het de expert een afgebakende tijdseenheid kost, dat de chatsessie op een afgesproken tijdstip plaats vindt, vanaf elke locatie plaats kan vinden, dat het relatief eenvoudig te organiseren is en dat de chatsessie eenvoudig kan worden vastgelegd en nagelezen. Nadelen kunnen zijn dat de expert misschien niet weet hoe de chatruimte werkt en daar dus uitleg over moet krijgen, en dat, indien er van een chatruimte binnen een dlo gebruik gemaakt wordt, de expert toegang moet hebben tot de digitale leeromgeving
  • De expert legt in videoclips zijn verhaal uit. Voordelen: de videoclips kunnen zowel op een internetpagina als in een DLO worden gezet, de expert kan op een door hem/haar gekozen moment het verhaal vertellen en zijn videoclips laten vastleggen, studenten kunnen eenvoudig het verhaal nog eens terugkijken (wat vooral bij lastige onderwerpen nuttig kan zijn), de expert kan zijn verhaal ondersteunen met beeld (bijvoorbeeld door een demonstratie te geven) en de videoclips kunnen een volgende keer dat het vak gegeven wordt opnieuw aangeboden worden. Nadelen: de nodige technische faciliteiten en kennis moeten voorhanden zijn, er is geen directe interactie tussen expert en docenten mogelijk, en de tijdsinvestering van zowel degene die de videoclips opneemt en monteert als de tijdsinvestering van de expert zijn niet gering (het kost de expert bijvoorbeeld voorbereidingstijd om zijn verhaal helder te formuleren).
  • E-mailen met een expert. Experts kunnen ‘standby’ staan om via e-mail vragen van studenten te beantwoorden. Voordelen van e-mail zijn dat de expert zelf kan bepalen wanneer hij antwoordt geeft op de vragen van studenten, dat e-mail waarschijnlijk het medium is dat de expert zelf het beste kent, en dat e-mail ook gebruikt kan worden wanneer er geen DLO beschikbaar is. Nadeel is dat er voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden om te voorkomen dat de expert spam en/of virussen ontvangt.
  • Discussieren met een expert via een discussieplatform. Experts kunnen gevraagd worden te participeren in een online discussie. Voordeel is dat de expert zelf kan bepalen wanneer hij/zij een bijdrage levert aan de discussie. Nadelen kunnen kan zijn dat de expert niet weet hoe het elektronisch discussieplatform werkt en dat, indien er van een elektronisch discussieplatform binnen een dlo gebruik gemaakt wordt, de expert toegang moet hebben tot de digitale leeromgeving.

Tip

Combinaties tussen bovenstaande werkvormen zijn ook mogelijk. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld eerst videoclips van een expert bekijken en daar op een later moment met de expert over discussiëren via een elektronisch discussieplatform.

Zie ook

Hoe schakel je experts op afstand in middels een discussieplatform?

Hoe schakel je experts op afstand in middels videoconferencing?

Hoe schakel je experts op afstand in middels een chatsessie?

Hoe schakel je experts op afstand in middels videoclips?

Hoe schakel je experts op afstand in middels e-mail?

Geplaatst op 12-11-2002 door adminComments Off on Experts op afstand inschakelen

 
Auteur(s): Annemiek Wieland Organisatie(s): Risbo

In dit IDEE worden mogelijkheden beschreven om op afstand via chat gebruik te maken van kennis van experts.

Voorbeeld uit de praktijk

Eind 1999 boden verschillende politici (waaronder de inmiddels ex-minister van Boxtel) aan de Nederlandse bevolking de mogelijkheid via een discussieplatform on line te discussiëren over diverse beleidsonderwerpen. Eens per maand werd de discussie afgesloten met een vragenuur waarin de Nederlandse bevolking via de chat ‘live’ in debat kon gaan met de minister die het betreffende beleidsonderwerp in zijn portefeuille had.

Doel

Om studenten te laten discussiëren met- en vragen te stellen aan experts die niet lijfelijk aanwezig kunnen zijn bij het onderwijs.

Wanneer te gebruiken

  • Als er behoefte is aan kennis van experts of docenten die niet aan de eigen instelling zijn verbonden en die moeilijk een gastcollege kunnen verzorgen (vanwege tijdgebrek of omdat hij/zij erg ver weg woont/werkt).
  • Wanneer een expert bereid is zich in te zetten voor het vak, mits het hem een afgebakende tijdseenheid kost.
  • Wanneer de docent relatief weinig tijd kwijt wil zijn aan het organiseren van de communicatie tussen studenten en expert.
  • Wanneer het gewenst is dat de communicatie tussen studenten en expert gemakkelijk wordt vastgelegd, zodat deze op een later moment nogmaals te lezen is.
  • Wanneer de docent niet te veel tijd kwijt wilt zijn aan het organiseren van de communicatie en het regelen van de technische faciliteiten.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Zoek een of meer inhoudelijke experts die bereid is/zijn on line te chatten met studenten. Nodig per chatsessie niet meer dan één expert uit!
  • Bespreek/overleg met zowel de expert als de studenten de gang van zaken. Daarbij kun je denken aan de volgende aspecten:
    – de inhoud en opzet van het vak;
    – het (afgebakend!) onderwerp waarover gechat gaat worden;
    – de leerdoelen van de chatsessie;
    – het aantal chatsessies die de expert bij gaat wonen;
    – datum en tijdstip van de chatsessie(s);
    – de tijdsduur van de chatsessie(s).
  • Overweeg of je tegen het einde van het vak nog iets met de chatsessie wilt doen. Studenten zouden bijvoorbeeld een samenvatting van de chatsessie kunnen maken met daarin de belangrijkste punten of de chatsessie zou een onderdeel van de tentamenstof kunnen zijn.
  • Geef elke expert toegang tot de digitale leeromgeving (dit moet waarschijnlijk geregeld worden met de systeembeheerder van de dlo van je instelling).
  • Laat de experts via een korte handleiding weten hoe ze in kunnen loggen, hoe de digitale leeromgeving werkt en hoe de chat werkt.
  • Organiseer een ‘test chat’ tussen docent en expert om te testen of alles naar behoren werkt en om eventueel te oefenen.
  • Bedenk wie de ‘chatleider’ wordt. Dit kan de docent zelf zijn, maar een van de studenten kan die rol ook vervullen. Laat, wanneer een student ‘chatleider’ wordt deze student ook participeren in de test chat.
  • Stel studenten voorafgaand aan de chat op de hoogte van de geldende normen en waarden bij een chat (zie IDEE Chatetiquette).
  • Laat studenten van te voren de vragen die ze aan de expert willen stellen op papier zetten. Op deze manier kun je het stellen van vragen vooraf organiseren. Bij veel vragen zou er door de studenten gestemd kunnen worden over welke vragen gesteld gaan worden.

Tips
  • Plan chatsessies van een tot anderhalf uur.
  • Het is niet noodzakelijk dat een dlo voorhanden is. Er zou ook gebruik gemaakt kunnen worden van gratis te downloaden chatprogramma’s, zoals bijvoorbeeld ICQ, MSN Messenger en Yahoo Messenger. Nadeel is echter wel dat deze chatprogramma’s geen onderscheid kunnen maken tussen een gespreksleider en andere deelnemers aan de chat, wat bij chatruimtes digitale leeromgevingen over het algemeen wel mogelijk is. Iedereen kan dus door elkaar heen chatten, waardoor de chatsessie onoverzichtelijk kan worden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Laat de expert zichzelf voorafgaand aan de chat (eventueel met foto) voorstellen, middels een berichtje op het discussieplatform, een e-mail of een externe link naar een persoonlijke homepage.
  • Stel studenten op de hoogte van het doel en de tijdstippen van de chatsessies.
  • Heet iedereen bij de start van de chatsessie welkom en laat iedereen weten dat de sessie gaat beginnen.
  • Leg kort uit hoe de sessie in zijn werk gaat.
  • Geef slechts één student tegelijk de floor (de mogelijkheid) om een vraag te stellen.
  • Vraag, nadat de expert antwoord heeft gegeven, aan de student die de vraag stelde of de vraag zo voldoende beantwoord is. Vraag ook aan de andere studenten of iedereen het begrepen heeft. Geef daarna de floor aan de volgende student.
  • Kondig aan het einde van de sessie aan dat de chatsessie is afgelopen.
  • Bedank de experts en laat iedereen weten dat je de chatruimte verlaat.

Tips
  • Laat studenten eventueel van tevoren vragen die ze aan de expert(s) willen stellen inleveren bij de docent. De gespreksleider selecteert de vragen en bepaalt de volgorde waarin de vragen gesteld gaan worden.
  • Leg zowel de expert(s) als de studenten van tevoren uit hoe de chat (technisch) werkt.
  • Vraag expert(s) en studenten hun vraag/antwoord kort, maar krachtig te formuleren.
  • Laat studenten (indien het aantal studenten niet te groot is) zichzelf aan het begin van de chatsessie voorstellen aan de expert.
  • Heet ‘laatkomers’ welkom en vertel in het kort wat er tot dan toe besproken is.

Randvoorwaarden

  • Zowel de experts als de studenten moeten toegang tot internet hebben.
  • Er moet een chatprogramma voorhanden zijn.

Zie ook

Hoe schakel je experts op afstand in?

Hoe schakel je experts op afstand in middels videoconferencing?

Hoe schakel je experts op afstand in middels een discussieplatform?

Hoe schakel je experts op afstand in middels videoclips?

Hoe schakel je experts op afstand in middels e-mail?

Hoe organiseer je een online spreekuur via chat?

Welke afspraken kun je maken om een chatsessie ordelijk en overzichtelijk te laten verlopen?’ (Chat etiquette)

Hoe kun je een chatsessie efficient en effectief laten verlopen?

Geplaatst op 12-11-2002 door adminComments Off on Experts op afstand inschakelen via chat

 
Auteur(s): Annemiek Wieland Organisatie(s): Risbo

In dit IDEE worden mogelijkheden beschreven om op afstand via e-mail gebruik te maken van kennis van experts.

Voorbeeld uit de praktijk

Er is geen praktijkvoorbeeld voorhanden. Suggesties zijn welkom via de knop ‘reageren’ (onderaan dit IDEE).

Doel

Om studenten die aan een project werken de mogelijkheid te geven gebruik te maken van de kennis van experts die niet lijfelijk aanwezig kunnen zijn bij het onderwijs.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer studenten aan een concreet product werken, bijvoorbeeld een verslag, ontwerp of onderzoek.
  • Als er behoefte is aan kennis van experts of docenten die niet aan de eigen instelling zijn verbonden en die moeilijk een gastcollege kunnen verzorgen (vanwege tijdgebrek of omdat hij/zij erg ver weg woont/werkt).
  • Wanneer de expert zelf wil bepalen wanneer hij antwoordt geeft op de vragen van studenten.
  • Wanneer de docent de communicatie tussen expert en studenten laagdrempelig wil houden (de expert hoeft bijvoorbeeld niet perse gebruik te maken van een digitale leeromgeving).
  • Wanneer er geen digitale leeromgeving voorhanden is. Wanneer er wel een dlo voorhanden is en de expert er geen bezwaar tegen heeft daarvan gebruik te maken, heeft communicatie via een dlo (bijvoorbeeld via een elektronisch discussieplatform) de voorkeur. De communicatie wordt dan namelijk automatisch opgeslagen en kan gemakkelijk worden gearchiveerd.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Zoek bij iedere projectgroep/student een inhoudelijke expert die bereid is de projectgroep/student als consultant ter zijde te staan.
  • Bespreek/overleg met zowel de experts als de studenten gang van zaken. daarbij kun je denken aan de volgende aspecten:
    – de inhoud en opzet van het vak en de opdracht die de projectgroep/student heeft gekregen;
    – het (afgebakend!) onderwerp waarover de expert geraadpleegd gaat worden;
    – het doel van zijn/ haar expertoptreden;
    – de manier waarop de expert de projectgroep/student het beste ter zijde kan staan;
    – de regelmaat waarmee de expert moet/wil communiceren met de studenten;
    – de namen van de studenten waarmee de expert gaat communiceren
  • Bedenk of je als docent ook alle communicatie wilt ontvangen. Voordeel: je bent op de hoogte van hetgeen er gecommuniceerd is. Nadeel: bij intensief heen en weer gemail, ontvang je als docent veel e-mails.
  • Overweeg of je tegen het einde van het vak nog iets met de communicatie tussen iedere projectgroep/student en expert wilt doen. Iedere groep/student zou bijvoorbeeld een samenvatting van de communicatie kunnen maken met daarin de belangrijkste punten en die tezamen met hun product kunnen presenteren voor de andere projectgroepen/studenten.

Tips
  • Laat de studenten zelf een expert zoeken.
  • Maak voor elke expert een e-mailadres aan (bijvoorbeeld bij hotmail, yahoo, gmail). Op die manier voorkom je dat de mailbox waar de experts dagelijks mee werken beschadigd raakt door bijvoorbeeld spam of virussen.

Indien een dlo voorhanden is:

  • Maak in de leeromgeving voor elke projectgroep/student een groepsomgeving aan waarbinnen de studenten documenten kunnen uitwisselen en met elkaar kunnen communiceren. Op deze manier kan de expert de producten van de groep/student inzien en daar indien nodig commentaar op geven.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Stel elke projectgroep/student op de hoogte van de aanwezigheid van de expert en geef informatie omtrent de afspraken die gemaakt zijn, bijvoorbeeld voor welke vragen/diensten de projectgroep/student bij de expert terecht kan, het aantal e-mails dat de expert maximaal per week wenst te ontvangen, naam en expertisegebied van de expert.
  • Laat studenten weten of ze de communicatie moeten archiveren (bijvoorbeeld voor het maken van een samenvatting) en of de docent een kopie moet ontvangen van elke e-mail.
  • Neem tussentijds een keer of twee contact met de experts op om te vragen of alles goed gaat of dat ze ergens problemen mee hebben.

Tips
  • Laat studenten en expert zich in een eerste e-mail (eventueel met foto) aan elkaar voorstellen.
  • Laat steeds één student (namens de groep) met de expert e-mailen. (Een CC gaat steeds naar de andere groepsleden en indien gewenst naar de docent van het vak.)
  • Stel regels op voor het meesturen van bijlagen om te voorkomen dat de mailbox van de expert overvol raakt.
  • Laat de studenten en de expert altijd reageren op voorgaande e-mails, zodat alle berichten bij elkaar komen te staan.
  • Stel één student verantwoordelijk voor het archiveren van de e-mails.
  • Bedank de experts na afloop van het vak en overhandig hen eventueel een boekwerk met (een beschrijving van) de producten van alle projectgroepen/studenten.

Randvoorwaarden

Eventueel een dlo met groepspagina’s.;Alle betrokkenen moeten beschikken over e-mail en internet.

Zie ook

‘Hoe schakel je experts op afstand in?’

‘Hoe schakel je experts op afstand in middels videoconferencing?’

‘Hoe schakel je experts op afstand in middels een chatsessie?’

‘Hoe schakel je experts op afstand in middels videoclips?’

‘Hoe schakel je experts op afstand in middels een discussieplatform?’

Geplaatst op 12-11-2002 door adminComments Off on Experts op afstand inschakelen via e-mail