Auteur(s): Maarten van de Ven Organisatie(s): Risbo

Er bestaat veel aan wetgeving op gebied van auteursrechten en copyrights. De consequenties die deze wetten met zich mee brengen voor het gebruik van materialen in een DLO is veel docenten onbekend. Dit IDEE geeft een aantal aandachtspunten en praktische aanbevelingen.

Voorbeeld uit de praktijk

Een bestaand voorbeeld van verkeerd gebruik van auteursrechten in een DLO is niet voorhanden. Suggesties hiervoor zijn welkom.

Doel

Docenten richtlijnen geven voor het omgaan met auteursrechten en copyrights bij het gebruik van elektronisch materiaal van anderen en het beschikbaar stellen van elektronisch materiaal van zichzelf of van de eigen studenten.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer in de eigen cursusomgeving wordt verwezen naar elektronisch materiaal van anderen
  • Wanneer in de eigen cursusomgeving elektronisch materiaal van anderen wordt opgenomen
  • Wanneer eigen elektronisch materiaal beschikbaar wordt gesteld voor derden

Aandachtspunten bij de voorbereiding

Het volgende stappenplan is gericht op het probleemloos omgaan met auteursrechten.

1. Ga na of de maker al langer dan 70 jaar geleden overleden is.

Het auteursrecht geeft een auteur en zijn nabestaanden zeggenschap over zijn werk, gedurende 70 jaar na zijn dood. Dit recht ontstaat op het moment dat het werk gemaakt wordt, zonder dat aan het materiaal nadere vormvereisten zijn gesteld.

2. Bepaal of het werk oorspronkelijk is en het persoonlijk stempel van de maker draagt.

Werken die onder het auteursrecht vallen hebben de volgende kenmerken:

  • Het zijn werken van letterkunde, wetenschap of kunst;
  • Ze hebben een zintuiglijk waarneembare vorm (zoals tekst, muziek, beeld en toneelstukken);
  • Ze dragen een oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker. Bijvoorbeeld een boek dat de auteur geschreven heeft vanuit een unieke invalshoek en in een eigen schrijfstijl.
3. Stel vast wie de auteursrechten bezit.

Het auteursrecht kent twee soorten rechten: exploitatierechten en persoonlijkheidsrechten. Een korte omschrijving van die rechten vindt u onder het kopje Achtergronden.
De maker van het werk (bijvoorbeeld een schrijver, componist, schilder of architect) en de rechthebbende zijn niet altijd dezelfde persoon: de maker kan de exploitatierechten en/of de persoonlijkheidsrechten overdragen aan een ander (bijvoorbeeld een uitgever). Of een ander kan van rechtswege rechthebbende zijn (zoals de werkgever).

4. Stel vast of voor het beoogde gebruik toestemming gevraagd moet worden:
  • Is er sprake van verveelvoudigen (zoals kopi?ren of herdrukken)?
  • Is er sprake van publiceren (bijvoorbeeld via een website)?
  • Ook indien u een besloten leeromgeving gebruikt, is er sprake van publiceren.
5. Stel vast of er sprake is van uitzonderingen op de auteurswet.

In de auteurswet zijn enkele uitzonderingen opgenomen, die vrijstelling bieden van auteursrechten. In die gevallen mag zonder toestemming gebruik gemaakt worden van het betreffende materiaal. Voorbeelden van die uitzonderingen zijn:

  • Tijdelijke kopieën. Een voorbeeld van een tijdelijke kopie is een ‘moederexemplaar’ dat nodig is bij de productie van een oplage van een CD-rom of boek.
  • Een voordracht, een opvoering of een uitvoering van een werk.
    Let wel: zowel de maker als de uitvoerende hebben auteursrechten. Bij een opname van een werk van J.S. Bach heeft de uitvoerder van het werk auteursrechten, terwijl de oorspronkelijke maker al meer dan 70 jaar dood is. Hetzelfde geldt voor een foto van een schilderij van Vincent van Gogh.
  • Een citaat. In een citaat wordt duidelijk aan het oorspronkelijk werk gerefereerd. Bovendien moet een citaat ‘redelijk’ zijn, dat wil zeggen: niet te groot en niet de volledige essentie van het oorspronkelijk werk weergevend.
  • Overname in onderwijspublicaties (zie verder voorbeeld 3 onder het kopje Aandachtspunten bij de uitvoering).
  • Een kopie voor eigen oefening, studie of gebruik, bijvoorbeeld een kopie die meegenomen wordt op reis.
6. Ga na aan wie toestemming gevraagd moet worden.

U kunt bijvoorbeeld rechtstreeks de uitgever van het materiaal benaderen of u kunt de betreffende organisatie op gebied van auteursrecht benaderen (zie hiervoor de volgende website: http://auteursrecht.startpagina.nl/.

7. Vraag toestemming.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Hieronder staat een aantal concrete voorbeelden van het gebruik materiaal op het internet.

  1. Verwijzen vanuit uw eigen DLO naar werk van anderen
    Het is legaal om in uw eigen DLO een verwijzing op te nemen naar informatie die middels internet publiekelijk beschikbaar is. U mag deze verwijzing van uw commentaar voorzien.
  2. Omgaan met verwijzingen van anderen naar uw eigen werk
    Anderen kunnen volkomen legaal op hun internetpagina een verwijzing opnemen naar uw internetpagina. Wanneer zij bij deze verwijzing commentaar hebben opgenomen dat voor u onwenselijk is, bijvoorbeeld als zij de informatie op uw internetsite verkeerd interpreteren, dan heeft u geen mogelijkheden om dat te verbieden. Wel kun u aan hen vragen het commentaar te herzien of de verwijzing te verwijderen.
  3. Opnemen van materiaal van anderen in je eigen DLO
    Het is niet toegestaan materiaal van andere websites zonder schriftelijke toestemming van de betreffende rechthebbende binnen uw internetpagina te laten verschijnen en publiekelijk te maken. Dit geldt bijvoorbeeld voor afbeeldingen, videofragmenten, audiofragmenten, programma’s of documenten. Het geldt ook voor een complete internetpagina: u mag de internetpagina van een ander niet als een onderdeel in uw eigen internetpagina opnemen (bijvoorbeeld in een apart frame).
    Overigens gelden hiervoor wel de wettelijke beperkingen, zoals de beperkingen voor onderwijspublicaties of voor citaten:
    * Als uw internetpagina alleen toegankelijk is voor de studenten van uw onderwijsinstelling, dan is ‘readerovereenkomst’ van kracht. (http://www.cedar.nl/pro/pro_readerovereenkomst.doc). Volgens die overeenkomst kan voor onderwijspublicaties tegen een ‘billijke vergoeding’ materiaal van anderen gebruikt worden. Echter, wat in een elektronische omgeving een ‘billijke vergoeding’ is staat nog niet vast. Te zijner tijd zal een nieuwe versie van de readerovereenkomst beschikbaar zijn, waar dat wel geregeld is. Het best kunt u daarom vooralsnog de rechthebbende zelf om toestemming vragen (zie stap 7 hierboven).
    U mag het materiaal in geen geval niet wijzigen. Bovendien mag u het materiaal niet zonder de naam van de auteur of onder een andere naam op uw internetpagina opnemen.
    * U mag een klein deel van het materiaal van een ander in de vorm van een citaat op uw internetpagina opnemen.
  4. Opnemen van materiaal in uw presentaties
    Een voordracht valt onder de wettelijke beperkingen. Zonder vooraf toestemming te vragen aan de betreffende rechthebbende mag u tijdens een college materiaal van een ander aan uw studenten laten zien. Dat geldt bijvoorbeeld voor een website, een digitale foto of een videofragment.
  5. Kopiëren van materiaal van anderen
    U mag materiaal van een internetpagina van een ander naar uw eigen computer kopiëren, maar uitsluitend voor eigen gebruik. U mag het ook één keer voor uzelf kopiëren. U mag het echter niet zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende vermenigvuldigen en verspreiden, bijvoorbeeld via cd-rom, diskette, e-mail of papieren print. Ook hier gelden de wettelijke beperkingen (zie bij punt 3).
  6. Omgaan met de websites van je eigen studenten
    Voor de internetpagina’s van uw studenten geldt uiteraard hetzelfde als voor uw eigen internetpagina’s. In eerste instantie is een student zelf verantwoordelijk voor het al dan niet schenden van de auteursrechten op zijn eigen internetpagina. Hetzelfde geldt voor een internetpagina van een groep studenten. Als u echter constateert dat één van uw studenten of studentgroepen de auteursrechten schendt, dan dient u deze student of studentengroep hier wel op te wijzen.

Tip

Als u niet wilt dat de informatie op uw website door iedereen gebruikt kan worden, scherm dan uw website af middels een wachtwoord. In de meeste DLO’s is dat mogelijk.

Randvoorwaarden

Dit IDEE is uitsluitend bedoeld als onderwijskundig advies. De schrijver van dit IDEE is niet verantwoordelijk voor eventuele verliezen of schades die uit deze informatie voortkomen.

Achtergrondinformatie

Dit IDEE is voornamelijk gebaseerd op een presentatie van Wilma Mossink (Open Universiteit, SURF) op een studiedag over Auteursrecht (14 juni 2002, EUR). Daarnaast is gebruik gemaakt van een internetpagina van Southampton University (http://www.soton.ac.uk/%7Eacreg/copy/copystaff.html).

De exploitatierechten hebben betrekking op openbaar maken (verspreiden van exemplaren door uitgeven, plaatsen op web site, vertonen) en verveelvoudigen (kopi?ren, vertalen of bewerken).
De persoonsrechten geven de auteur van een werk het recht zich te verzetten tegen:

  • openbaarmaking van het werk zonder naam of onder een andere naam;
  • wijzigingen in de benaming van het werk;
  • wijzigingen in het werk;
  • misvorming, verminking of andere aantasting van het werk.
Geplaatst op 28-01-2003 door adminComments Off on Omgaan met auteursrechten in een digitale leeromgeving

 
Auteur(s): Maarten van de Ven Organisatie(s): Risbo

In het onderwijs worden computersimulaties gebruikt om studenten inzicht te geven in bepaalde wetmatigheden, zoals natuurkundige of economische wetten. In dit IDEE wordt aangegeven welke instructie de docenten hun studenten kunnen geven bij het leren door middel van simulaties.

Voorbeeld uit de praktijk

De hier geschetste aanpak is een aantal jaren gebruikt bij het vak Lange Golven aan de faculteit Civiele Techniek van de TU Delft. Dit is een derdejaars vak van de vakgroep Waterbouwkunde. Dit vak richt zich op golfverschijnselen, zoals getijdenbewegingen. Bij dergelijke verschijnselen hebben studenten moeite met het krijgen van inzicht in vakinhoudelijke concepten, zoals traagheid, niet-lineaire weerstand, demping, vervorming en berging. Om de studenten kennis te laten maken met probleemanalyse en om hen hiermee ervaring te laten opdoen, is een oefening met een computersimulatie ontwikkeld. Het betreft een simulatie van een getijdenbeweging in een kanalensysteem. De studenten kunnen met deze simulatie experimenten uitvoeren door het veranderen van variabelen en het doorrekenen van de gevolgen daarvan. Variabelen die gewijzigd kunnen worden zijn bijvoorbeeld lengte, breedte en diepte van één of meer van de kanalen in het kanalensysteem. In deze oefening krijgen de studenten de instructie om 10 experimenten te doen. Ieder experiment verloopt in vier stappen: ingreep bedenken, resultaten voorspellen, ingreep invoeren en laten doorrekenen, resultaten interpreteren. In dit geval hebben de resultaten betrekking op de hoogte van de getijdenbeweging (‘Worden de golven door de ingreep hoger of lager?’).
In drie opeenvolgende jaren is deze oefening bij studenten geëvalueerd (gemiddeld ongeveer 90 studenten per jaar). De oefening wordt door de studenten positief gewaardeerd: ze vinden het een aantrekkelijke, interactieve oefening en ze vinden dat het hen helpt bij het krijgen van inzicht in dergelijke systemen. Bovendien blijkt uit de resultaten van het vak dat de oefening een stimulerend effect heeft op de zelfstudie die de studenten voor het vak uitvoeren.

Doel

Docenten aangeven op welke manier zij simulaties kunnen gebruiken om hun studenten inzicht te geven in de werking van bepaalde (natuurwetenschappelijke of economische) wetmatigheden.

Wanneer te gebruiken

  • Als studenten inzicht moeten krijgen in (natuurwetenschappelijke of economische) systemen of processen.
  • Als studenten moeten oefenen met vaardigheden in het omgaan of analyseren van systemen of processen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Zorg ervoor dat u de beschikking heeft over een computersimulatie van de betreffende processen en systemen.
  • Bedenk een opdracht die u aan uw studenten kunt geven voor het werken met de computersimulatie. Een handige structuur hiervoor is onderstaande cyclus van 4 stappen (bij iedere stap wordt een voorbeeld van een mogelijke instructie gegeven):
  1. Bedenk een experiment.
    Bijvoorbeeld:
    ‘Bedenk welke variabele(n) u wilt veranderen en welke waarde(n) u die variabele(n) wilt geven?.
  2. Voorspel wat de uitkomst van dat experiment zal zijn en leg deze voorspelling vast.
    Bijvoorbeeld:
    ‘Voorspel de gevolgen die deze ingreep zal hebben op
    de betreffende afhankelijke variabele(n) en noteer deze voorspelling.’
  3. Voer het experiment uit.
    Bijvoorbeeld:
    ‘Verander de betreffende variabele(n) in de computersimulatie en laat het programma de gevolgen berekenen.’
  4. Interpreteer de uitkomst van het experiment en relateer die interpretatie aan de voorspelling.
    Bijvoorbeeld:
    ‘Bekijk de resultaten die de computersimulatie presenteert en noteer deze resultaten. Ga voor jezelf na of je voorspelling klopt en zo niet, bedenk waarom die voorspelling niet goed was.’
  • Geef in de opdracht aan hoe vaak de studenten deze cyclus moeten uitvoeren. Maak hierbij onderscheid in experimenten die de studenten in ieder geval moeten uitvoeren en experimenten die ze geheel zelf mogen invullen. Geef van de verplichte experimenten alleen de reikwijdte van de ingreep aan, maar laat de studenten daarbinnen zelf een waarde kiezen.
  • Bedenk hoe u de studenten bij de oefening wilt begeleiden. Denk bijvoorbeeld aan het geven van feedback op resultaten van de studenten, studenten op de resultaten van elkaar laten reageren en beantwoorden van vragen van studenten tijdens het uitvoeren van de oefening.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak een digitaal antwoordblad waarop een student zijn experimenten kan vastleggen. Op dit antwoordblad staat bijvoorbeeld per experiment welke ingreep is gedaan, welke voorspelling is gemaakt en wat is het resultaat van het experiment.
  • U kunt de oefening als een individuele, zelfstandige oefening aanbieden. Als u uw studenten echter wilt begeleiden, of hen elkaar feedback wilt laten geven, maak dan duidelijke afspraken met hen. Geef precies aan wanneer ze hun antwoordblad moeten inleveren. Indien ze ook feedback moeten geven op de ingrepen en uitkomsten van elkaar, geef dan hiervoor duidelijke richtlijnen. Voorbeelden van richtlijnen zijn de volgende: ‘Ga na of jullie samen de volledige reikwijdte van het systeem hebben onderzocht’ of ‘Wat zijn de meest kritische waarden van de variabelen die jullie hebben onderzocht?’.
  • Regel indien nodig het gebruik van de computers.
  • Geef de studenten de beschikking over de computersimulatie en geef ze de opdracht die u heeft opgesteld.

Randvoorwaarden

Er moeten voor de betreffende systemen of processen computersimulaties
beschikbaar zijn. Vaak bestaan dergelijke computersimulaties uit drie stappen:

  1. De computersimulatie geeft de gebruiker de gelegenheid een aantal variabelen in te stellen;
  2. De computersimulatie berekent het aldus gedefinieerde systeem of proces door;
  3. De computersimulatie presenteert de uitkomsten van de berekeningen, vaak in de vorm van grafische presentaties. Studenten dienen de beschikking te hebben over computers waarop ze de computersimulatie kunnen draaien.

Achtergrondinformatie

Naast een aantal praktische motieven (zoals veiligheid en ethiek) en een aantal motieven die in het algemeen gelden voor interactieve educatieve software (zoals zelfstandig en actief leren) gebruikt men computersimulaties in het onderwijs vooral voor het verkrijgen van inzicht in systemen of processen en het oefenen van dit inzicht door het experimenteren met de simulatie. Door het simuleren van een systeem of proces met behulp van computersimulaties en het interpreteren van de resultaten daarvan wil men de studenten actief in de rol van onderzoeker worden geplaatst.
Uit onderzoek blijkt dat vooral de beste studenten gemakkelijk kunnen leren door middel van computersimulaties. Voor andere studenten is dat lastiger. Daarom wordt gezocht naar manieren om hen hierbij te ondersteunen, bijvoorbeeld door het vereenvoudigen en meer intuïtief maken van de userinterface van simulatieprogramma’s, het aanbieden van elektronische hypothesekladblokken en het geven van hints. Een andere manier van ondersteunen is om bij het leren door middel van computersimulaties gebruik te maken van gestructureerde opdrachten in plaats van de gangbare open opdrachten. In die gestructureerde opdrachten wordt aangegeven op welke manier de student zijn experimenten met de computersimulatie moeten uitvoeren. Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde student nut kan hebben van het gebruik van dergelijke gestructureerde opdrachten (Van de Ven, 1998).

Ontleend aan

M.J.J.M. van de Ven (1998). Instructies bij Computersimulaties in het Technisch Onderwijs. Delft: Delft University Press.

Geplaatst op 28-01-2003 door adminComments Off on Leren d.m.v. simulaties

 

Auteur(s): Jantiene van Elk;Gusta Drenthe Organisatie(s): Universiteitsbibliotheek en Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus U

In het onderwijs krijgen studenten opdracht te zoeken in de veelal ongestructureerde informatie die aanwezig is op internet. Het is belangrijk om studenten tijdens het zoekproces alle ondernomen stappen goed te laten registreren en de zoekresultaten daarvan goed te laten vastleggen.

Voorbeeld uit de praktijk

De universiteitsbibliotheek van de EUR biedt bij verschillende opleidingen via Blackboard een op maat gemaakte cursus Informatievaardigheden aan. In deze cursus leren studenten onder meer zoekprofielen opstellen, informatie op internet zoeken en elektronische bronnen citeren. Mede op basis van de ervaringen die zij met deze cursus hebben opgedaan, hebben twee bibliotheekmedewerkers drie IDEE?n over Informatievaardigheden in Digit@le Did@ctiek ingebracht.
Via de ingang Universiteitsbibliotheek van de Course Catalog op de Blackboardsite van de EUR (www.eur.edu) kunnen gasten enkele van deze cursussen bekijken (bijvoorbeeld de cursus Informatievaardigheden FSW).

Doel

Dit IDEE reikt tips aan hoe docenten het zoekproces van hun studenten naar informatie op internet kunnen structureren.

Wanneer te gebruiken

Dit IDEE is te gebruiken bij opdrachten waarvoor studenten moeten zoeken naar informatie op internet, waarbij zij gebruik kunnen maken van zoekmachines en onderwerpsgidsen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Zorg ervoor dat de studenten beschikken over een instructie voor het gebruik van zoekmogelijkheden en van manieren waarop deze mogelijkheden gebruikt kunnen worden. Een voorbeeld van een dergelijke instructie vindt u in de bijlage bij dit IDEE.
2. De instructie alleen is doorgaans niet voldoende, studenten hebben oefening in het gebruik van de zoekmogelijkheden nodig. Organiseer deze oefening binnen een vak of een project waarin aan een concrete zoekopdracht gewerkt wordt.
3. Doe het gebruik van de hulpmiddelen voor het zoekproces een keer voor, bijvoorbeeld in het college.

Aandachtspunten bij de uitvoering

1. Geef uw studenten informatie over zoekmachines
Als de studenten een specifieke zoekopdracht geformuleerd hebben, kunnen ze het best een aantal zoekmachines gebruiken. Bekende zoekmachines zijn onder andere: AltaVista, Excite, Google, Hotbot, Ilse, Northern Light en WebCrawler. Een speciale zoekmachine die alleen naar wetenschappelijke informatie zoekt is Scirus (http://www.scirus.com/).

2. Geef uw studenten informatie over het opzetten en uitvoeren van zoekacties m.b.v. Booleaanse operatoren
Maak de studenten duidelijk dat zoekmachines verschillende manieren kennen om Booleaanse operatoren te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is het volledig Booleaans, waarbij de operatoren AND, OR en NOT in hoofdletters ingetypt dienen te worden. Wanneer er niets ingevuld wordt, gaan sommige zoekmachines automatisch uit van een OR relatie (zoals AltaVista, Excite en Yahoo!), andere van een AND relatie (zoals Google, NorthernLight, Hotbot en FASTsearch). Stel bijvoorbeeld dat iemand wil informatie informatie vinden over honden en/of katten. Dit gaat als volgt:
* honden AND katten (bijvoorbeeld in AltaVista) of honden katten (bijvoorbeeld in Google): geeft wegpagina’s waarin zowel ‘honden’ als ‘katten’ voorkomen.
* honden katten (bijvoorbeeld in AltaVista) of honden OR katten (bijvoorbeeld in Google): geeft wegpagina’s waarin ‘honden’ dan wel ‘katten’ voorkomen.
* honden NOT poedels: geeft webpagina’s met ‘honden’, maar geen webpagina’s waarin ook nog het woord ‘poedels’ voorkomt.

3. Geef uw studenten informatie over onderwerpsgidsen
Maak de studenten duidelijk dat onderwerpsgidsen (ook wel subject directories, subject catalogues of onderwerpsregisters genoemd) door specialisten ingedeelde overzichten van Internetbronnen zijn, gesorteerd op onderwerp of categorie. Onderwerpsgidsen zijn vooral handig wanneer zij nog slechts een vaag idee hebben van het onderwerp waar zij meer informatie over willen zoeken. Een mooi algemeen overzicht van zowel onderwerpsgidsen als zoekmachines is te vinden in http://www.leidenuniv.nl/ub/biv/specials.htm
Het Resource Discovery Network (RDN, een samenwerkingsverband van meer dan 60 Engelse onderwijs- en onderzoeksorganisaties) (http://www.rdn.ac.uk) is een goede start voor het zoeken naar een overzicht van wetenschappelijke bronnen.

4. Geef uw studenten informatie over het registreren van het zoekproces en geef aan hoe zij deze informatie kunnen gebruiken bij het zoeken naar de informatie.
Leer uw studenten om tijdens het gehele zoekproces alle stappen die ze ondernemen te registreren, zoekresultaten vast te leggen en bibliografische informatie op te slaan in een databaseprogramma. Zij kunnen dan op elk gewenst moment nagaan wanneer zij in welke databank gezocht hebben, welke zoektermen ze gebruikt hebben en wat voor resultaten ze gevonden hebben. Bovendien kunnen ze dan later het zoekproces opnieuw starten, bijvoorbeeld uitgebreid met andere zoektermen. Ze kunnen het zoekproces vastleggen door het registreren van het gehanteerde zoekprofiel, de bronnen die gebruikt zijn en de zoekresultaten die het heeft opgeleverd.

Randvoorwaarden

De studenten dienen te beschikken over toegang tot het Internet.

Ontleend aan

On line cursus Informatievaardigheden van de Universiteitsbibliotheek.

Zie ook

Geplaatst op 28-01-2003 door adminComments Off on Zoeken naar informatie op internet

 

Auteur(s): Jantiene van Elk;Gusta Drenthe Organisatie(s): Universiteitsbibliotheek en Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus U

Ook in het onderwijs wordt steeds meer informatie gebruikt, die niet in gedrukte vorm is verschenen. Docenten kunnen studenten ondersteunen bij het verwijzen naar dit soort informatiebronnen door het geven van richtlijnen. In dit IDEE wordt aantal aanwijzingen voor het gebruik van deze regels gegeven.

Voorbeeld uit de praktijk

De universiteitsbibliotheek van de EUR biedt bij verschillende opleidingen via Blackboard een op maat gemaakte cursus Informatievaardigheden aan. In deze cursus leren studenten onder meer zoekprofielen opstellen, informatie op internet zoeken en elektronische bronnen citeren. Mede op basis van de ervaringen die zij met deze cursus hebben opgedaan, hebben twee bibliotheekmedewerkers drie IDEE?n over Informatievaardigheden in Digit@le Did@ctiek ingebracht.
Via de ingang Universiteitsbibliotheek van de Course Catalog op de Blackboardsite van de EUR (www.eur.edu) kunnen gasten enkele van deze cursussen bekijken (bijvoorbeeld de cursus Informatievaardigheden FSW).

Doel

Dit IDEE ondersteunt docenten door het geven van een aantal richtlijnen voor het verwijzen en citeren van deze elektronische bronnen voor door studenten opgestelde referentielijsten.

Wanneer te gebruiken

Wanneer studenten een referentielijst moeten samenstellen bij een artikel, scriptie o.i.d., waarbij zij verwijzingen naar elektronische informatiebronnen moeten opnemen of deze bronnen moeten citeren.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Zorg ervoor dat de studenten beschikken over een instructie voor het verwijzen naar en citeren van elektronische informatiebronnen. Een voorbeeld van een dergelijke instructie vindt u in de bijlage bij dit IDEE.
2. De instructie alleen is doorgaans niet voldoende, studenten hebben oefening in het correct verwijzen en citeren nodig. Organiseer deze oefening binnen een vak of een project waarin aan een concrete rapportage met literatuurlijst gewerkt wordt.
3. Geef enkele voorbeelden van goede en foute manieren van citeren of verwijzen, bijvoorbeeld tijdens een college.

Tip.
Laat studenten direct vanaf het begin op een goede manier verwijzen en citeren (afleren is moeilijker dan aanleren).

Aandachtspunten bij de uitvoering

1. Geef algemene regels voor verwijzingen naar informatiebronnen
De American Psychological Association (APA) heeft regels gepubliceerd over de wijze waarop literatuurverwijzingen dienen te worden gemaakt in de tijdschriften die de APA uitgeeft. Veel tijdschriften op andere gebieden volgen deze voorschriften.
Speciale kenmerken van de APA methode:
* titel van boek of naam van het tijdschrift cursief of onderstreept
* verwijzingen in de tekst met de naam van de eerste auteur(s)
* literatuurlijst alfabetisch op auteur
* boeken onder redactie geschreven staan op naam van redacteur

2. Geef algemene richtlijnen voor verwijzingen naar elektronische informatiebronnen
De algemene vorm voor het verwijzen naar een zelfstandig elektronisch document is als volgt:
* achternaam, initialen van de auteur(s)
* publicatiejaar (tussen haakjes). Als er geen datum is: n.d. (tussen haakjes)
* titel van het werk (cursief)
* retrieved month day, year from source
Bijvoorbeeld: Suler, J. (1999). The psychology of cyberspace. Retrieved January 7, 2000, from http://rider.edu/users/suler/psycyber/psycyber.html

3. Geef specifieke richtlijnen voor het citeren van elektronische tijdschriftartikelen
De algemene vorm voor het verwijzen naar een elektronisch artikel is als volgt:
* achternaam, initialen van de auteur(s)
* publicatiejaar tussen haakjes. Als er geen datum is: n.d. (tussen haakjes)
* titel van het artikel
* naam tijdschrift (cursief), volumenummer (cursief) en begin- en eindpagina van het artikel. Als er geen paginanummers zijn, gebruik dan een andere aanduiding van het artikel bijvoorbeeld Article 001a
* retrieved month day, year from source
Bijvoorbeeld: VandenBos, G., Knapp, S. & Doe, J. (2001). Role of reference elements in the selection of resources by psychology undergraduates. Journal of bibliographic research, 5, 117-123. Retrieved August 13, 2001 from http://jbr.org/articles.html

4. Geef algemene aanwijzingen voor het citeren van elektronisch materiaal
Als een document opgenomen is op een complexe website, zoals van een universiteit of ministerie, vermeldt dan ook de organisatie en afdeling voordat u het URL vermeldt. Zet dan een dubbele punt v??r het URL.
Bijvoorbeeld: from Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteitsbibliotheek: http://www.eur.nl/ub

Randvoorwaarden

De studenten dienen te beschikken over toegang tot het Internet.

Ontleend aan

On line cursus Informatievaardigheden van de Universiteitsbibliotheek.

Zie ook

Geplaatst op 28-01-2003 door adminComments Off on Verwijzen naar elektronische informatiebronnen

 

Auteur(s): Jantiene van Elk;Gusta Drenthe Organisatie(s): Universiteitsbibliotheek en Faculteit der Sociale Wetenschappen (EUR)

In het onderwijs krijgen studenten vaak opdrachten, waarbij ze informatie op internet moeten zoeken en vervolgens gebruiken. De gevonden documenten moeten zij op relevantie en kwaliteit beoordelen. Dit IDEE geeft de docent aanwijzingen over de manier waarop hij studenten bij dit proces kan begeleiden.

Voorbeeld uit de praktijk

De universiteitsbibliotheek van de EUR biedt bij verschillende opleidingen via Blackboard een op maat gemaakte cursus Informatievaardigheden aan. In deze cursus leren studenten onder meer zoekprofielen opstellen, informatie op internet zoeken en elektronische bronnen citeren. Mede op basis van de ervaringen die zij met deze cursus hebben opgedaan, hebben twee bibliotheekmedewerkers drie IDEE?n over Informatievaardigheden in Digit@le Did@ctiek ingebracht.
Via de ingang Universiteitsbibliotheek van de Course Catalog op de Blackboardsite van de EUR (www.eur.edu) kunnen gasten enkele van deze cursussen bekijken (bijvoorbeeld de cursus Informatievaardigheden FSW).

Doel

De bedoeling is ideeën te geven hoe studenten ondersteund kunnen worden, wanneer zij informatie van het internet op relevantie en kwaliteit moeten selecteren en beoordelen.

Wanneer te gebruiken

Informatie, die middels zoekmachines gevonden is op internet, moet door studenten op relevantie en kwaliteit geselecteerd en beoordeeld worden. Studenten moeten leren tijdens het hele zoekproces voortdurend te evalueren of zij genoeg relevante elektronische documenten gevonden hebben om hun zoekvraag te kunnen beantwoorden.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Zorg ervoor dat de studenten beschikken over een instructie voor het zoeken van informatie op internet en over de manieren waarop zij de relevantie en kwaliteit van gevonden bronnen kunnen bepalen. Een voorbeeld van een dergelijke instructie vindt u in de bijlage bij dit IDEE.
2. De instructie alleen is doorgaans niet voldoende: studenten hebben oefening in het zoeken nodig. Organiseer deze oefening binnen een vak of een project, waarin aan een concrete zoekopdracht gewerkt wordt.
3. Doe het hele zoekproces een keer voor, bijvoorbeeld in het college. Laat duidelijk de (denk)stappen waaruit het zoekproces bestaat zien.

Tip.
Houd er rekening mee dat het begeleiden van een zoekopdracht meer tijd kost dan men op het eerste gezicht zou denken. Probeer de zoekopdracht van tevoren bij een student uit.

Tip.
Werk samen met bibliotheekpersoneel. Nodig hen ook uit wanneer de studenten met de zoekopdracht bezig zijn.

Tip.
Zoek uit welke kennis en ervaring studenten op dit gebied al eerder in de opleiding hebben opgedaan en op welke plekken in de opleiding dit later weer terugkomt. Stem je eigen onderwijs hierop af.

Aandachtspunten bij de uitvoering

U laat de studenten on line documenten selecteren op twee manieren, namelijk op relevantie en op kwaliteit. Informatie op internet vraagt om extra aandacht bij het beoordelen van de kwaliteit.

1. Geef de studenten aanwijzingen voor het bepalen van de relevantie van de door hen gevonden on line documenten. Wijs hen erop dat de relevantie met name te maken heeft met het gehanteerde zoekprofiel. Men kan een zoekvraag verfijnen door het kiezen van specifiekere woorden of door het combineren van woorden (middels aanhalingstekens of Booleaanse operatoren zoals AND, OR en NOT).
2. Geef de studenten aanwijzingen voor het bepalen van de kwaliteit van de door hen gevonden on line documenten. Belangrijke criteria hierbij hebben betrekking op de auteur, de inhoud en de vindplaats. Van een auteur kan bijvoorbeeld een curriculum vitae beschikbaar zijn. Van een website kan bijvoorbeeld achterhaald worden welke organisatie daarvoor verantwoordelijk is en welke status deze organisatie heeft.
3. Geef de studenten een aantal relevante en kwalitatief goede vindplaatsen. U kunt kwalitatief goede websites van tevoren opzoeken met behulp van onderwerpgidsen op intenet zoals Scout Report en de Social Science Information Gateway (zie bijlage).

Randvoorwaarden

De studenten dienen te beschikken over toegang tot het internet.

Ontleend aan

On line cursus Informatievaardigheden van de universiteitsbibliotheek.

Zie ook

Geplaatst op 28-01-2003 door adminComments Off on Informatie op internet selecteren en beoordelen

 
Auteur(s): Gerard Baars Organisatie(s): Risbo, Erasmus Universiteit Rotterdam

In dit IDEE worden concrete aandachtspunten gegeven voor begeleiders van en deelnemers aan groepstaken die volledig online worden uitgevoerd. Deze aandachtspunten zijn geformuleerd op basis van concrete praktijkervaringen in de online cursus “Online samenwerkend leren”.

Voorbeeld uit de praktijk

Het
Risbo, Research –
Training –
Consultancy,
organiseert voor onderwijskundigen in Nederland een train the trainer traject. In dit traject voeren de deelnemers in verschillende rollen (zowel als begeleider van een thema als deelnemer aan een thema) online cursussen uit over onderwijskundige thema’s. In de cursus “Online samenwerkend leren” hebben de begeleiders en deelnemers zelf ervaren met welke aandachtspunten rekening gehouden moet worden als cursisten volledig online een samenwerkingsopdracht uitvoeren. Deze aandachtspunten zijn door de begeleiders en deelnemers na afloop van de cursus “Online samenwerkend leren” geformuleerd. Volgens de begeleiders en deelnemers kan het online samenwerken bevorderd worden als rekening wordt gehouden met de aandachtspunten die hieronder beschreven staan.

Doel

In dit IDEE leert u met welke concrete aandachtspunten u als begeleider rekening moet houden wanneer u cursisten/studenten op afstand met elkaar wilt laten samenwerken aan groepsopdrachten.

Wanneer te gebruiken

Wanneer u studenten online met elkaar laat samenwerken aan groepstaken kunt u de aandachtspunten die hieronder staan gebruiken bij de opzet van de cursus, de formulering van de opdrachten en de begeleiding van de studenten bij de uitvoering. Ook kunt u de studenten concrete aandachtspunten geven voor het online samenwerken.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Zorg ervoor dat de structuur voor deelnemers bij online cursussen duidelijk is: het moet ruim van tevoren duidelijk zijn wat de deelnemers moeten doen. De structuur moet niet te complex zijn.
  • Zorg ervoor dat er afwisseling is tussen off-line en online momenten: een face to face startmoment is erg wenselijk. Doel van deze bijeenkomst kan zijn de aandacht van de deelnemers te richten op de cursus, taken te verdelen en afspraken te maken. In een kick-off kunt u helder de bedoelingen van de cursus kenbaar maken. Dit moet heel expliciet gebeuren.
  • Geef de deelnemers een duidelijk beeld van de hoeveelheid te investeren tijd, zodat de deelnemers deze tijd kunnen inplannen in hun agenda. Online samenwerken door deelnemers aan een cursus kost veel tijd. De deelnemers moeten kijken of er bijdragen zijn geleverd, moeten deze bijdragen lezen en interpreteren en hun eigen mening formuleren. Deze tijd moet bij het maken van de opdrachten worden meegerekend.
  • De tijdsbelasting voor de deelnemers aan online cursussen kan demotiverend werken. Omvangrijkere opdrachten zijn volgens de deelnemers online iets lastiger uit te voeren dan opdrachten waar kleinere bijdragen worden gevraagd.
  • Zorg voor ritme in een online cursus. Om dit te bevorderen zijn overzichtelijke opdrachten nodig. Ook is het van belang dat deelnemers geregeld bijdragen moeten leveren aan opdrachten en/of discussies. Het werkt goed als deelnemers telkens verplicht worden om (kleine) bijdragen te leveren. Zo blijven de deelnemers betrokken.
  • Laat (groepen) deelnemers feedback geven aan elkaar in een online cursus. Hierdoor krijgen deelnemers inzicht in de uitwerking van de opdracht(en) van andere groepen.
  • Formuleer concrete opdrachten, zodat deelnemers bij de start niet te veel gaan “zwemmen”. Om erachter te komen of opdrachten duidelijk en ondubbelzinnig zijn is het goed om de opdrachten van tevoren te laten tegenlezen. De opdracht moet heel expliciet geformuleerd zijn.
  • Geef bij de opdrachten duidelijk aan wat van de deelnemers verwacht wordt (bijvoorbeeld twee bijdragen per opdracht)
  • Open opdrachten werken uitdagend/ motiverend, maar roepen bij deelnemers ook veel vragen op.
  • Houd er rekening mee dat bij online samenwerkend leren de kans bestaat dat elke deelnemer voor zichzelf werkt.
  • Houd er rekening mee dat het lastig is als de opdrachten die de deelnemers online moeten maken op elkaar voortborduren. Als een deelnemer een opdracht mist kan deze bijna niet meer goed participeren bij de andere opdrachten.
  • Bij grote(re) opdrachten waar van deelnemers een grotere tijdsinvestering wordt gevraagd is het van belang dat de periode waarin de opdracht moet worden uitgevoerd niet te kort is. Wanneer de periode te kort is en de deelnemers op een aantal dagen al andere verplichtingen hebben, dan is het niet meer haalbaar voor de deelnemers om de opdracht daadwerkelijk uit te voeren.
  • Formuleer criteria voor de beoordeling, waarin staat dat de cursisten beoordeeld worden op kritische bijdragen, reacties op elkaar en samenwerken.

Tips
  • Het organiseren van een online cursus kost het veel tijd. Het is dan ook aan te bevelen om tijdig met de voorbereiding van een online cursus te starten.
  • Let erop dat het voor deelnemers lastig is om online effectief en efficiënt te werken, vooral als ze afhankelijk van anderen zijn.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Geef de deelnemers een aan de online opdrachten duidelijke instructies (zie bijlage).
  • Licht uw eigen rol als begeleider duidelijk toe aan de deelnemers voorafgaand aan de uitvoering van een cursus.
  • Coach de deelnemers tijdens de uitvoering van een online thema en plan hiervoor tijd in.
  • Zorg voor open communicatie (waarin vertrouwen is), waarin de deelnemers gemakkelijk (online) vragen aan u kunnen stellen.
  • Geef positieve en constructieve feedback: dit wordt door deelnemers als zeer prettig ervaren.
  • Zorg voor een goede organisatie en sturing wanneer dit nodig is.

Tips
  • Let erop dat deelnemers bij online samenwerken niet automatisch het proces rondom de opdrachten oppakken.
  • Maak u zelf online zichtbaar voor de deelnemers.
  • Let erop dat er bij online samenwerken van alles mis kan gaan.

Randvoorwaarden

Voor het online samenwerken aan groepsopdrachten is het handig om gebruik te maken van een virtuele groepsruimte (zoals die vaak te vinden is binnen een Digitale Leer Omgeving), waarin studenten informatie kunnen uitwisselen en ook synchroon (bijvoorbeeld via een chat-functie) kunnen communiceren.

Ontleend aan

Online cursus Samenwerkend leren die door het
Risbo in het kader van een train the trainer traject is georganiseerd.

Geplaatst op 24-01-2003 door adminComments Off on Aandachtspunten voor online groepswerk

 
Auteur(s): Annette van der Laan Organisatie(s): Faculteit der Economische Wetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je op een efficiënte manier mentoren met behulp van een digitale leeromgeving kunt informeren over en begeleiden bij de uitvoering van het mentorschap.

Voorbeeld uit de praktijk

Dit IDEE is gebaseerd op een praktijkvoorbeeld afkomstig van de Faculteit der Economische Wetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam). Bij deze faculteit worden ouderejaars studenten gedurende een studiejaar ingezet als mentor voor eerstejaars studenten. Om de mentoren te trainen in hun mentorschap volgen ze het vak Management & Communicatie waarin ze onder meer leren feedback te geven en te begeleiden. Daarnaast worden ze begeleid door de coordinator van het mentoraat. Deze coordinator heeft voor de mentoren een Community in Blackboard opgezet waarin ze allerlei relevante informatie kunnen vinden. Tevens kunnen de mentoren via deze community elkaar van tips en instrumentjes voorzien.

Doel

  • Mentoren informeren over zaken die betrekking hebben op het mentorschap.
  • Mentoren de mogelijkheid bieden elkaar te helpen, te begeleiden en te ondersteunen bij het mentorschap.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je ouderejaars studenten wilt inzetten als mentor, terwijl ze daar geen ervaring in hebben.
  • Wanneer je niet te veel tijd kwijt wilt zijn aan het beantwoorden van vragen
  • Wanneer je mentoren kennis en ervaringen met elkaar wilt laten delen en deze kennis en ervaringen ook beschikbaar wilt maken en houden voor nieuwe mentoren.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Maak een cursusomgeving aan in de digitale leeromgeving of gebruik een gratis groepsomgeving zoals bijvoorbeeld http://groups.yahoo.com
  • Zorg dat alle mentoren (en eventueel andere relevante personen) toegang hebben tot de cursusomgeving.
  • Vul de cursusomgeving met informatie die voor mentoren relevant kan zijn. Hierbij kun je denken aan bijvoorbeeld:
    – een overzicht van wie mentor is van welke studenten;
    – een lijst met veelgestelde vragen van eerstejaarsstudenten en de antwoorden op die vragen;
    – een overzicht van websites die voor eerstejaars studenten handig en interessant kunnen zijn;
    – een draaiboek voor mentoren en de bijbehorende procedures;
    – tips over hoe je feedback geeft;
    – tips over hoe je studenten stuurt;
    – criteria waarop studenten beoordeeld kunnen worden;
    – enz.
  • Maak op een discussieplatform forums aan waarin de mentoren tips, ervaringen en instrumentjes kunnen uitwisselen en elkaar vragen kunnen stellen.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Plaats mededelingen in de cursusomgeving en verstuur ze niet via de mail. Op die manier dwing je de mentoren regelmatig in de digitale leeromgeving te zijn.
  • Wanneer een mentor per e-mail een vraag stelt, beantwoord deze dan niet per e-mail, maar verwijs hem naar / beantwoord hem in de cursusomgeving. Op die manier ben je niet onnodig veel tijd kwijt aan het beantwoorden van e-mail.

Tip
  • Wanneer de hoeveelheid informatie erg groot is, is het aan te raden een kennis management systeem te gebruiken in plaats van een digitale leeromgeving.

Randvoorwaarden

Er moet een cursusomgeving voorhanden zijn.

Geplaatst op 21-01-2003 door adminComments Off on Mentoren digitaal begeleiden

 
Auteur(s): Annemiek Wieland Organisatie(s): Risbo

Dit IDEE geeft aan hoe je als moderator een chatsessie efficiënt en effectief kan laten verlopen.

Voorbeeld uit de praktijk

Chatsessies kunnen in het onderwijs voor uiteenlopende doeleinden gebruikt worden, bijvoorbeeld voor een on line spreekuur waarin studenten vragen aan een docent kunnen stellen (zie Hoe organiseer je een on line spreekuur via de chat? of voor een gastcollege van/interview met een expert die niet lijfelijk bij het onderwijs aanwezig kan zijn (zie Hoe schakel je experts op afstand in middels een chatsessie? of voor een rollenspel waarin studenten zich kunnen inleven in een bepaalde situatie en persoon (zie Hoe ontwerp je een rollenspel in de chat?, enz.)

Dit IDEE is gebaseerd op een training voor onderwijskundigen. In een chatsessie konden de deelnemers ervaring opdoen met het modereren van / deelnemen in een online discussie via chat. De opdracht voor de chatsessie was gezamenlijk een goede stelling te formuleren waar de groep op een later tijdstip via een elektronisch discussieplatform over moest gaan discussiëren. Na afloop van de training werd de deelnemers gevraagd te reflecteren op de praktische bruikbaarheid van chat als medium voor het voeren van een discussie in vergelijking met een face-to-face discussie en een discussie via een discussieplatform. Hun ervaringen en suggesties zijn verwerkt in dit IDEE. Hoewel de deelnemers van mening waren dat chatten niet echt geschikt is om diepgaande discussies te voeren, vinden zij de chat wel een goed middel om in een kleine groep concrete zaken af te stemmen (knopen doorhakken, afspraken maken). Daarnaast is gebleken dat bij elke chatsessie (onafhankelijk van het doel van een chatsessie) het aanstellen van een moderator/gespreksleider noodzakelijk is om te voorkomen dat de sessie een chaos wordt. In de bijlage zijn delen van een chatsessie opgenomen, waarbij aangegeven is wat de moderator goed doet / beter had kunnen doen.

Doel

Dit IDEE geeft aan hoe je er voor kan zorgen dat een conversatie via chat effectief en efficiënt verloopt.

Wanneer te gebruiken

  • Bij kleine groepen studenten (5/6).
  • Wanneer je studenten iets wilt laten bespreken, wilt laten brainstormen, vragen wil laten stellen, terwijl dit face-to-face niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege de afstand.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Wijs een moderator aan (kan zowel een docent als een student zijn). De moderator zal het gesprek via chat leiden.
  • Zorg ervoor dat zowel de deelnemers als de moderator voorafgaand aan de chatsessie bekend zijn met het medium door hen bijvoorbeeld een handleiding en/of een verkenningsopdracht te geven.
  • Laat zowel deelnemers als de moderator voorafgaand aan de chatsessie de werking van de chat testen
  • Plan een chatsessie van één tot anderhalf uur.
  • Stel de deelnemers op de hoogte van het tijdstip en het doel van de chatsessie.
Tips
  • Wanneer de moderator niet snel kan typen en van te voren al weet wat hij wil zeggen, kan hij een aantal teksten alvast ‘voortypen’. Tijdens de chatsessie hoeft hij deze dan enkel op de juiste momenten te copiëren en te plakken.
  • Om te voorkomen dat iedereen door elkaar heen gaat chatten en dat de chatsessie chaotisch wordt, is het zeer belangrijk dat deze goed gestructureerd wordt. Bedenk dus ruim van tevoren op welke manier de moderator dit aan moet pakken. Onder ‘Het gebruik’ worden voorbeelden gegeven van hoe de moderator structuur aan kan brengen in de chatsessie.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Begroet iedereen bij binnenkomst in de chatruimte en laat iedereen weten dat de sessie gaat beginnen.
  • Informeer de deelnemers over de werkwijze die gehanteerd wordt.
  • Geef van tevoren aan met welke steekwoorden je wat bedoelt. Dus een iets uitgebreidere uitleg van woorden als stop/wacht/… vooraf verduidelijken.
  • Geef expliciet aan van wie je een reactie verwacht.
  • Laat de deelnemers expliciet weten waarop of op wie ze moeten reageren.
  • Creëer sfeer en probeer iedereen bij de chatsessie te betrekken door deelnemers persoonlijk aan te moedigen een reactie te geven.
  • Spoor deelnemers aan om argumentatief te zijn (en niet slechts opiniërend). Geef deelnemers de tijd voor het typen van reacties.
  • Geef geregeld een stopteken om een samenvatting te kunnen geven en check of die klopt bij de deelnemers.
  • Wanneer iemand even niet zichtbaar is in de chat, weet je niet of dat hij even van zijn werkplek weg is, of dat hij aan het denken is of dat hij op dat moment bezig is zijn bijdrage aan de discussie in te typen. Laat deelnemers daarom expliciet vermelden wanneer ze wat langer de tijd nodig hebben om na te denken of wanneer ze even van hun werkplek weg moeten, zodat niet iedereen op elkaar zit te wachten.
  • Vraag, wegens het gebrek aan non-verbale communicatie, de deelnemers hun reactie zo duidelijk mogelijk te formuleren en verzoek hen te letten op hun taalgebruik.
  • Stel je als moderator neutraal op en lever objectieve bijdragen.
  • Breng de deelnemers weer terug naar het gespreksonderwerp wanneer ze hier van afdwalen
  • Werk naar een consensus/conclusie/afronding toe.
  • Laat iedereen weten wanneer de chatsessie afgelopen is en kondig het aan wanneer je de chatruimte gaat verlaten.

Randvoorwaarden

Er moet een chatfaciliteit voorhanden zijn.

Bijlagen

richtlijnen-voor-het-ordelijk-laten-verlopen-van-een-chatsessie

Zie ook

Welke afspraken kun je maken om een chatsessie ordelijk en overzichtelijk te laten verlopen? (Chatetiquette)

Geplaatst op 21-01-2003 door adminComments Off on Tips voor een effectieve chatsessie

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, ECCOO/UCLO

Feedback kan tekstueel worden gegeven (via e-mail bijvoorbeeld, via opmerkingen in een Word-document of via een discussieforum), maar kan ook worden ingesproken. Dat kan soms efficiënter of noodzakelijk zijn als het gaat om bijvoorbeeld uitspraak in een vreemde taal.

Voorbeeld uit de praktijk

Voorbeeld 1, spreekvaardigheid. Stel een docent van een vreemde taal wil regelmatig de voortgang van zijn studenten ten aanzien van spreekvaardigheid regelmatig controleren, maar wil daar slechts een beperkt deel van het college aan besteden. Hij geeft op daarom elke week een spreekvaardigheidsopdracht die de studenten in moeten leveren via het discussion board: de student neemt de gesproken tekst op en voegt dat toe aan de discussionthread die bij de opdracht hoort. Elke week selecteert de docent een vijftal willekeurige bijdragen, waarop hij feedback geeft: hij spreekt zijn commentaar in en laat horen wat hij bedoelt met hoe het anders kan. Dit commentaar voegt de docent toe als reactie op de bijdrage van de student. Alle studenten hebben zo toegang tot de feedback van de docent op de vijf bijdragen en de docent kan zijn inspanningen beperken tot een kleine groep studenten.

Voorbeeld 2, commentaar inspreken bij een tekst. Stel een docent vindt typen lastig en kan sneller spreken dan typen. Hij laat studenten via de e-mail een verslag inleveren. De docent opent het verslag in Word en voegt daarin op relevante plekken mondeling commentaar toe (invoegen/insert, opmerking/comment). Vervolgens e-mailt de docent het verslag met het ingesproken commentaar terug naar de student.

Doel

Hierin wordt duidelijk gemaakt hoe gesproken feedback kan worden gegeven.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer er snel feedback gegeven moet worden op een document (verslag, werkstuk) en de docent sneller kan spreken dan typen.
  • Als in de feedback intonatie van belang is (bijvoorbeeld motiverend, begripvol).
  • Als de uitspraak van belang is (bijvoorbeeld bij een vreemde taal).
  • Als feedback niet rechtstreeks (face-to-face) gegeven kan worden.
  • Bij muziek als bijvoorbeeld een ritme of melodie overgedragen moet worden in de feedback.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Geef een duidelijke opdracht (bijvoorbeeld een product schrijven, of een spreekvaardigheidoefening) en zet dit in de elektronische leeromgeving.
  2. Maak in de opdracht duidelijk hoe het product ingeleverd moet worden, bijvoorbeeld via de e-mail (als attachment), via een discussion board of via specifieke tools (bijvoorbeeld file exchange of digital drop box in het programma Blackboard). Geef daarbij ook aan op welke wijze de student de feedback ontvangt.
  3. Spreek de feedback in naar aanleiding van het product:
    • Het is bijvoorbeeld mogelijk om in Word (kan in ieder geval vanaf versie 2000) gesproken opmerkingen in te voegen. Voordeel daarvan is dat je in een document op de plaats waar het om gaat de feedback in kunt spreken.
    • Een andere mogelijkheid is om simpelweg feedback op te nemen met de sound recorder van Windows (onder programma’ s/accessoires).
    • Voor Blackboard en WebCT bestaat een plugin waarmee in een discussieforum audio kan worden toegevoegd (zie www.wimba.com). Dit is met name handig als studenten elkaar bijvoorbeeld feedback moeten geven op spreekvaardigheid.
    • De feedback kan in het programma worden ingesproken.

Tips
  • Zorg er voor dat de bestanden niet te groot worden. Voor stem is het voldoende als opgenomen wordt in mono en een lage samplefrequentie (8 khz bij 16bit).
  • Stem is veel persoonlijker dan tekst. De intonatie is daarom van groot belang. Luister daarom de gegeven feedback altijd nog even na.
  • Spreek rustig en duidelijk.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Maak studenten duidelijk dat ze vocale feedback zullen krijgen en dat daarvoor een geluidskaart met boxen of een koptelefoon nodig zijn.

Randvoorwaarden

  • De ontvanger moet beschikken over een geluidskaart en boxen (of een koptelefoon).
  • Voor het geven van feedback is een microfoon (liever nog een headset om piepen (rondzingen) te voorkomen) nodig die aangesloten kan worden op een pc.

Zie ook

Hoe kun je in een discussieforum gebruik maken van audio?

Geplaatst op 21-01-2003 door adminComments Off on Gesproken feedback via een digitale leeromgeving

 
Auteur(s): Gert-Jan Verheij, Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen, UCLO/ECCOO

Er bestaan tools waarmee een discussieforum kan worden opgezet met behulp van audio. Dit kan zinvol zijn als het gaat om het leren van een vreemde taal.

Voorbeeld uit de praktijk

Voorbeeld: stel studenten Fins hebben een gezamenlijke, internationale cursus met Finse studenten in Finland. De studenten krijgen gezamenlijk een aantal discussieopdrachten en moeten mondeling argumenten aandragen via een apart daartoe ingericht discussionboard. Een student, die argumenten aandraagt, spreekt zijn bijdrage in via een microfoontje waarna de mondelinge bijdrage in het discussionboard wordt opgenomen. Studenten oefenen op deze wijze hun spreekvaardigheid.

Doel

Een discussieforum kunnen maken waarin gebruik wordt gemaakt van audio.

Wanneer te gebruiken

  • Als in de discussie intonatie van belang is (bijvoorbeeld motiverend, begripvol).
  • Als de uitspraak van belang is (bijvoorbeeld bij een vreemde taal, spreekvaardigheid).
  • Als de discussie niet rechtstreeks (face-to-face) met elkaar in discussie kunnen gaan.
  • Als er gediscussieerd wordt over andere geluiden zoals bijvoorbeeld bij muziek, waarbij de discussiant ritme wil aanduiden of een melodie.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Er moet een geschikt programma aanwezig zijn:
    • Een mogelijkheid is om simpelweg feedback op te nemen met de sound recorder van windows (onder programma’s/accessoires).
    • Voor Blackboard en WebCT bestaat een plugin waarmee in een discussieforum audio kan worden toegevoegd (zie www.wimba.com).
  2. De discussiebijdrage kan in het programma worden ingesproken.

Tips
  • Zorg er voor dat de bestanden niet te groot worden. Voor stem is het voldoende als dat opgenomen wordt in mono en een lage samplefrequentie (8 khz bij 16bit, zie figuur). Voor muziek en dergelijke is een hogere frequentie en stereo nodig.
  • Een aardige toepassing kan zijn dat studenten zich in het discussieforum zelf vocaal voorstellen. Bij afstandsonderwijs of wanneer studenten van verschillende instellingen één vak volgen kan dit de band tussen de studenten versterken. Een ondersteunend fotootje helpt daarbij ook.
  • Houd rekening met auteursrechten, bijvoorbeeld bij het gebruik van muziek.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak studenten duidelijk dat ze digitaal vocaal gaan discussiëren en dat daarvoor een geluidskaart met boxen of een koptelefoon nodig zijn en een microfoon. Regel zonodig een computerlokaal waar studenten deel kunnen nemen aan de discussie.
  • Stem is veel persoonlijker dan tekst. De intonatie is daarom van groot belang. Maak studenten daarom duidelijk dat het van belang is de gegeven commentaren altijd nog even na te luisteren alvorens te posten.

Randvoorwaarden

  • De deelnemers moeten beschikken over een geluidskaart en boxen (of een koptelefoon).
  • De deelnemers moeten beschikken over een microfoon (liever nog een headset om piepen (rondzingen) te voorkomen) nodig die aangesloten kan worden op een pc.

Zie ook

Hoe ga je in een DLO om met auteursrechten?

Hoe kun je gesproken feedback geven via een digitale leeromgeving?

Hoe kun je luistervaardigheid trainen in een digitale leeromgeving?

Hoe kun je spreekvaardigheid trainen in een digitale leeromgeving?

Geplaatst op 21-01-2003 door adminComments Off on Audio in een discussieforum

  Next Page »