Auteur(s): Leonie Meijerink Organisatie(s): TU Delft, Sectie EduTec

De voorgestelde suggesties voor het inbouwen van on-line reflectiemomenten zijn bedoeld om studenten in het leerproces te stimuleren zich bewust te word van en kritisch te reflecteren op eigen leerdoelen.

Voorbeeld uit de praktijk

Op de TU Delft is een keuzevak ontwikkeld waarin actieve deelname van de studenten erg belangrijk gevonden wordt. De studenten worden beoordeeld op een groepsopdracht (50%), een individueel reflectief essay (30%) en de mate waarin zij zinvolle bijdragen leveren aan elkaar en de leeromgeving (20%). Om studenten te stimuleren om een kritische houding ten aanzien van het onderwerp ‘E-learning in corporations’ te ontwikkelen, krijgen zij een aantal opdrachten die hun reflectieve vaardigheden stimuleren.

Voordat het keuzevak begon werden studenten gevraagd om te formuleren welke doelen zij hopen te behalen in de cursus. Hiervoor is per student een discussieforum in het discussieboard aangemaakt. Nadat zij een doel hebben geformuleerd wordt door de tutor en/of door andere studenten gereageerd op het doel, zodat zij hierover nog dieper kunnen nadenken en het beter leren formuleren. Studenten waren in eerste instantie soms geneigd om een heel algemeen doel te formuleren, maar stelden dit bij n.a.v de reacties die zij kregen. Hierdoor kregen zij veel beter zicht op wat zij voor zichzelf wilden bereiken in het vak.

In de loop van de cursus houden studenten in een reflectief essay bij in hoeverre hun doelen veranderen en wat zij geleerd hebben.

Doel

Docenten suggesties geven voor het inbouwen van on-line reflectiemomenten om studenten te stimuleren tot kritische reflectie op eigen leerdoelen.

Wanneer te gebruiken

  • Als u studenten wilt leren reflecteren op zichzelf.
  • Als u optimaal gebruik wilt maken van de voorkennis die studenten hebben.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  • Formuleer in je leerdoelen ‘leren reflecteren’ als doel op zich.
  • Formuleer aansluitend op de doelen beoordelingscriteria ten aanzien van zelfreflectie. Voorbeeld van criteria t.a.v. zelfreflectie waarop studenten beoordeeld zouden kunnen worden:
    • Individuele doelen en follow-up ten aanzien van de individuele doelen.
    • Ontwikkeling over tijd (hoe is je mening veranderd over de tijd? Wat heb je geleerd en wat heb je nog niet geleerd?).
    • Toekomst (hoe ben je van plan om wat je over jezelf geleerd hebt verder te ontwikkelen?).
  • Ontwikkel ‘reflectie-activiteiten’ die geschikt zijn om de criteria te behalen. In het ‘uit de praktijk’ voorbeeld hierboven staan zowel online als offline activiteiten die reflecteren stimuleren. De on-line activiteit, zoals het invoeren van leerdoelen in een discussieforum ondersteunt de offline activiteit, nl. het schrijven van een reflectief essay. Het on-line reageren op stellingen wordt beschreven in het IDEE
    ‘Hoe kun je een college virtueel voorbereiden?’ Voor het on-line formuleren en bewerken van doelen kan het volgende protocol worden doorlopen:

    • Maak voor iedere student een discussieforum aan, waarin zij voorafgaand aan het eerst college formuleren welke leerdoelen zij willen behalen. Bij zelfreflectie is het de bedoeling dat studenten aangeven welke ontwikkeling/welk leerproces zij verwachten door te maken.
    • Reageer op de doelen van de studenten en stimuleer studenten om zo specifiek mogelijk hun leerdoelen te formuleren.
    • Geef studenten de opdracht om tenminste een reactie te geven op het leerdoel van een andere student. Zorg ook dat iedere student tenminste één reactie ontvangt.
    • Stuur regelmatig, bv. iedere twee weken, een (automatische) reminder naar studenten (via het discussieforum), waarin studenten gevraagd wordt om in hun eigen forum te beschrijven in hoeverre zij hun leerdoelen behaald hebben, waar successen behaald zijn of problemen liggen.
    • Controleer in het discussieforum of de student zijn/haar leerdoel wijzigt n.a.v. de reacties.
    • Laat studenten het bovenstaande denkproces weergeven in een reflectief en overkoepelend essay, waarin de ontwikkeling van de student in grote lijnen te volgen is. De student reflecteerd op zijn/haar ontwikkelingsproces.
Tip

Neem in de beoordeling van de reflectieve essays mee in hoeverre studenten regelmatig hun eigen ontwikkeling hebben bijgehouden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Afhankelijk van het onderwerp is het van belang om te bepalen of je studenten de mogelijkheid wilt geven om anoniem te reflecteren. Een reflectieproces kan heel persoonlijk zijn en is daarom niet altijd geschikt om online te doen.
  • Tip:
    Door met groepen van 1 student te werken in bv. Blackboard, waarin alleen de ene student en zijn instructor toegang hebben, kan het probleem van anonimiteit worden opgelost.
  • Leg goed uit wat je van de student verwacht ten aanzien van het kritisch reflecteren. De ervaring is dat studenten vaak niet verder komen dan een beschrijvingsverhaal van wat zij allemaal gedaan hebben in plaats van het beschrijven van nieuwe inzichten, ideeën en hoe zij zich ontwikkeld hebben ten aanzien van het leer/denkproces.
  • Geef studenten suggesties mee voor websites waarop zij meer kunnen lezen over waarom reflecteren belangrijk is en hoe zij kunnen reflecteren. Bijvoorbeeld:

Achtergrondinformatie

Een aantal theoretische interpretaties ten aanzien van ‘reflecteren’:

Reflecteren is niet zo makkelijk als het lijkt, het is een meta-cognitieve activiteit, waarbij studenten leren leren. Het is een activiteit die je bewust ondergaat en waarvoor een zekere mate van afstand ten opzichte van jezelf nodig is, om leren van jezelf mogelijk te maken.
Om dit te illustreren spreekt mij het hoedenverhaal van Edward de Bono aan:

‘Edward de Bono vraagt: Heb je ooit geprobeerd om een boek te balanceren op je hoofd, jonglerend met twee ballen met je linkerhand terwijl je met je rechterhand een reep chocolade uitpakt?’ (Edward de Bono, 1993: p 74).

Het doen van verschillende dingen simultaan is vaak moeilijk en verwarrend. De auteur voegt eraan toe dat hij zich net zo voelde toen hij begon zijn scriptie te schrijven. Hij werd gestimuleerd door het idee van de Bono’s 6 hoeden en bedacht er een zevende bij. De zevende hoed diende voor het reflecteren op zichzelf en hij noemde het de zilveren hoed om aan te duiden dat het de hoed van reflectie is.

Uit:
http://www.scu.edu.au/schools/gcm/ar/arr/arow/rshankar.html

Zie ook

Hoe kun je een college virtueel voorbereiden met studenten?

Geplaatst op 19-03-2003 door adminComments Off on Stimuleren tot kritische zelfreflectie

 
Auteur(s): Ad Scheepers, Olga Rijk Organisatie(s): Faculteit der Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je op opleidings-/faculteitsniveau ouderejaars studenten (7e jaars en ouder) kunt stimuleren hun studie op korte termijn af te ronden.

Voorbeeld uit de praktijk

De Faculteit der Bedrijfskunde (Erasmus Universiteit Rotterdam) probeert middels een ouderejaarsproject ouderejaars studenten (7e jaars en ouder) te stimuleren op korte termijn hun studie af te ronden. Voor deze studenten is een cursusomgeving in Blackboard ingericht, waar ze relevante informatie kunnen vinden over bijvoorbeeld ontwikkelingen in de studie, extra mogelijkheden voor ouderejaarsstudenten, instrumenten die behulpzaam zijn bij het schrijven van een scriptie enzovoort. In een databank worden alle gegevens van de ouderejaarsstudenten bijgehouden, zoals studieonderdelen die nog moeten worden afgerond en welke overgangsregelingen voor hen van toepassing zijn. Elk jaar worden in september nieuwe 7e jaars studenten in deze databank opgenomen en wordt van alle ouderejaars studenten (zo’n 400 in totaal) gekeken wie zich opnieuw en wie zich niet meer heeft ingeschreven aan de universiteit. Indien studenten zich niet meer hebben ingeschreven worden zij persoonlijk gemaild met de vraag waarom ze dat niet hebben gedaan. Daarnaast worden de studenten persoonlijk gemaild wanneer er een wijziging in het curriculum heeft plaatsgevonden die voor hen relevant is en worden ze uitgenodigd voor scriptiebijeenkomsten of persoonlijke begeleiding bij het schrijven van hun scriptie.De cursusomgeving in

Blackboard wordt veel bezocht, zo blijkt uit de statistieken die Blackboard laat zien. En studenten reageren zeer positief op het ouderejaarsproject. Veel studenten lieten weten dat ze voordat dit project van start ging persoonlijke drempels voelden om contact op te nemen met een studieadviseur (‘Ze zien me aankomen!’, ‘Ze kennen mij waarschijnlijk niet eens meer!’, ‘Ze zitten toch helemaal niet op mij te wachten?’) en dat ze de enigen waren die al zoveelste jaars student en nog steeds niet klaar was. Door de persoonlijke e-mails raken ze weer betrokken bij de faculteit en grijpen ze de kans aan een afspraak met de studiebegeleider te maken om alles eens even op een rijtje te zetten. Het up-to-date houden van de Blackboardomgeving, het databestand, de een-op-een gesprekken, e-mails e.d. kost echter veel tijd (bij Bedrijfskunde zo’n 8 tot 16 manuren per week). De faculteit vindt het echter wel alle moeite waard: dat zoveel mogelijk ouderejaars studenten afstuderen is namelijk zowel in het voordeel van de studenten als van de faculteit.








Doel

Medewerkers op opleidings- of faculteitsniveau (bijvoorbeeld studieadviseurs) laten zien hoe zij ICT kunnen gebruiken om ouderejaars studenten te stimuleren hun studie op korte termijn af te ronden.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer elk jaar een groep ouderejaars studenten (7e-jaars en ouder) de afronding van hun studie maar blijft uitstellen.
  • Wanneer een faculteit het percentage afgestudeerden wil verhogen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

NB: het stimuleren van ouderejaars studenten tot het afronden van hun studie vergt meer dan alleen het gebruik van ict (zie ook “Voorbeeld uit de praktijk”). Hieronder zal alleen ingegaan worden op het ict-aspect.

  1. Open een digitale cursusomgeving of maak een internetsite.
  2. Plaats een aankondiging waarin je studenten welkom heet en het doel van de cursusomgeving/site duidelijk maakt.
  3. Zorg er voor dat de cursusomgeving/site open staat voor iedereen. Iedere studenten moet, als hij dat wil bij de informatie kunnen.
  4. Selecteer informatie die voor ouderejaarsstudenten relevant is. Voorbeelden:
    • Een overzicht met de minors en majors die gevolgd kunnen worden en informatie omtrent de inschrijvingsprocedure.
    • De studiegids.
    • Contactgegevens van studieadviseurs, bureau onderwijszaken en opleidingscoordinator.
    • Een overzicht van antwoorden op vaak gestelde vragen, zoals bijvoorbeeld:
      – Vervallen mijn cijfers na een aantal jaren?
      – Kan ik onvoldoendes laten staan en zo ja, hoeveel?
      – Tot wanneer kan ik in de oude variant afstuderen?
    • Informatie over het schrijven van een scriptie.
    • Overgangsregelingen oude studievarianten naar nieuwe (bijvoorbeeld BaMa).
    • Overzicht van vakken oude stijl en nieuwe stijl.
    • Overzicht van contactgegevens Major coordinatoren.
    • Hyperlink naar het tentameninschrijfsysteem.
    • Tentamenroosters.
    • Hyperlink naar loopbaancentra.
    • Een overzicht van afstudeerstages.
    • Hyperlink naar de catalogus van de universiteitsbibliotheek.
    • Informatie van de examencommissie.
    • Een overzicht van mogelijke afstudeerdata.
  5. Geef studenten de mogelijkheid om op het discussieplatform berichten te plaatsen, zoals bijvoorbeeld vragen aan medestudenten, oproepen voor een ‘studiemaatje’, studietips, enz.

Tip
  • Maak een survey waarin je studenten vraagt wat ze van de cursusomgeving vinden en welke informatie ze eventueel missen.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Houd de cursusomgeving/site actueel.
  • Laat studenten via een aankondiging weten wanneer er wijzigingen in het studieprogramma zijn, nieuwe reglementen zijn ingevoerd, enz.

Tips
  • Plaats leuke, stimulerende berichtjes zoals:
    Wist je dat…
    … er aan het begin van dit collegejaar 438 OJA (=ouderejaars) studenten waren.
    … er sinds eind september 2001 al 188 studenten zijn afgestudeerd.
    … er op dit moment nog 250 OJA studenten over zijn.
    … dit betekent dat 43 % van de OJA studenten is afgestudeerd.
    … dit percentage natuurlijk nog veel meer omhoog kan, maar dat is aan jullie.
    … We houden jullie op de hoogte van de vorderingen van het OJA project en veel succes met het afronden van de studie!
  • Houd in een databank de gegevens bij van de ouderejaarsstudenten, bijvoorbeeld welke vakken ze nog moeten afronden, welke overgangsregelingen op hen van toepassing zijn, enz.
  • Laat een student-assistent eventuele administratieve taken uitvoeren, bijvoorbeeld het plaatsen van informatie in de digitale leeromgeving en het up-to-date houden van het databestand.
  • Zorg er voor dat er iemand aanwezig is (bijvoorbeeld een studie-adviseur) die eventuele vragen van ouderejaarsstudenten kan beantwoorden en hen persoonlijk kan begeleiden bij het afronden van hun studie.

Randvoorwaarden

Er moet een digitale leeromgeving/internetsite voorhanden zijn.

Zie ook

Geplaatst op 17-03-2003 door adminComments Off on Ouderejaars stimuleren hun studie af te ronden

 
Auteur(s): Jelle van Willigen Organisatie(s): Faculteit der Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe je interactief leermateriaal kunt maken, waarmee studenten zelfstandig aan de slag kunnen.

Voorbeeld uit de praktijk

Dit IDEE is gebaseerd op het Bachelor 2 – vak Informatie management dat aan de Faculteit Bedrijfskunde (Erasmus Universiteit Rotterdam) wordt gegeven. Aan het vak nemen ongeveer 700 studenten deel. Het vak informatie management is voor studenten een eerste kennismaking met de invloed die informatie heeft op organisaties, en hoe dit te beheersen. Een belangrijk onderdeel (25 procent van het eindcijfer) van het vak beslaat het gedeelte proces- en gegevensmodellering. Voor dit onderdeel is zelfstudiemateriaal ontwikkeld.Het zelfstudiemateriaal bestaat uit 3 modulen die niet perse lineair doorlopen hoeven te worden. Het zelfstudiemateriaal bevat tevens een reference guide,(een begrippenlijst). Binnen elke module is de leerstof in kleine eenheden opgesplitst. Daarnaast bevat elke module voorbeelden die de leerstof illustreren, pittfalls (een uiteenzetting van fouten die vaak worden gemaakt bij toepassing van de theorie in de praktijk), meerkeuzevragen over de theorie met directe feedback, guided practice (een case met meerkeuzevragen) en een ‘do it yourself excercise’ (een oefening met feedback waarbij studenten de theorie moeten toepassen). Door deze applicatie is het aantal contact-uren voor studenten gereduceerd van zes naar twee plus zelfstudie. Gekozen is voor een flash applicatie die online te benaderen is (http://www.fbk.eur.nl/PRJ/MEETEYEES). De drie verschillende onderdelen zijn duidelijk van elkaar onderscheidden door gebruik van kleur en een aparte ingang vanuit het hoofdmenu.
Studenten hadden na afloop van het vak uiteenlopende meningen over het zelfstudiemateriaal, variërend van ‘zeer aantrekkelijk’ en ‘vernieuwend’ tot ‘het is niet printbaar’ en ‘waarom niet gewoon een boek?’. Volgens de docenten waren de scores op zowel de case-opdracht als het tentamen (m.b.t. het leerstofonderdeel proces- en gegevensmodellering) duidelijk hoger dan in voorgaande jaren. Ook waren de vragen die studenten over dit leerstofonderdeel stelden van kwalitatief hoger niveau dan in voorgaande jaren.





Doel

Studenten zelfstandig en interactief bezig laten zijn met de leerstof.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je studenten zelfstandig de leerstof wilt laten doornemen.
  • Wanneer je studenten meer interactief met de leerstof wilt laten bezig zijn.
  • Wanneer de aan het vak onderliggende theorie niet sterk aan verandering onderhevig is en de leerstof met een minimale inspanning actueel gehouden kan worden voor een periode van een aantal jaar.
  • Wanneer de over te brengen kennis makkelijk codificeerbaar is, dat wil zeggen dat de kennis los staat van de context waarin zij aangeboden wordt.
  • Wanneer een van de leerdoelen van een vak is dat studenten theorieën toepassen in een case situatie en het wenselijk is dat ze bij het bestuderen van de stof al op een actieve manier hiermee omgaan.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

1. Stel op basis van leerdoelen de inhoud van het zelfstudiemateriaal samen
  • In de bijlage staat beschreven waaruit de inhoud kan bestaan.
2. Ontwerp het zelfstudiemateriaal
  • Knip de leerstof op in kleine, op zichzelf staande eenheden die elk op een apart scherm gepresenteerd zullen worden.
  • Maak een overzicht van de leerstofeenheden (vergelijk een boek met hoofdstukken en paragrafen) en geef daarin aan (bijvoorbeeld middels pijlen) wanneer een bepaalde leerstofeenheid vereiste voorkennis is voor een andere leerstofeenheid.
  • Geef bij elke leerstofeenheid aan welke voorbeelden, cases, foto’s, animaties, videofilmpjes, geluidsfragmenten enz. beschikbaar zijn.
  • Formuleer op basis van de leerdoelen vragen en oefeningen en schrijf feedback bij ieder antwoord. Zie ook IDEEën : Welke vraagvormen zijn mogelijk voor geautomatiseerde toetsen? en Hoe maak je zelfdiagnostische toetsen met feedback?
  • Bedenk waar de vragen en oefeningen in het zelfstudiemateriaal gepresenteerd zullen worden: bij elke leerstofeenheid, bij elke ‘paragraaf’, bij elk ‘hoofdstuk’ en/of als ‘toets’ over de gehele leerstof.
  • Maak een ontwerp voor de navigatie. Dit doe je door top-down (te beginnen bij het startscherm van het zelfstudiemateriaal) na te gaan waar studenten vanuit elk scherm naar toe moeten kunnen navigeren.
  • Maak een gedetailleerd visueel ontwerp van het gehele zelfstudiemateriaal (op papier). In dit ontwerp moet van elk scherm worden opgenomen wat studenten zien (tekst, buttons, hyperlinks, logo’s, plaatjes e.d.) en wat er gebeurt wanneer een student ergens op klikt.
    Tip: Tips voor het vormgeven van educatieve websites zijn onder meer te vinden op: http:/projects.edtech.sandi.net/staffdev/tpss99/finepoints/index.htm en http://edpsychserver.ed.vt.edu/workshops/edtech/pdf/principles.pdf.
  • Vraag aan verschillende mensen (docenten en studenten) wat ze van het ontwerp vinden (m.b.t. duidelijkheid, aantrekkelijkheid, gebruikersvriendelijkheid, enz.).
    Tip: Laat ook iemand die verstand heeft van user interfaces (bijvoorbeeld een vormgever) kritisch naar je ontwerp kijken.
  • Pas het ontwerp op basis van het verkregen commentaar aan.

Tip
  • Stel een projectteam samen dat gezamenlijk het zelfstudiemateriaal gaat ontwikkelen. Zo’n projectteam kan bestaan uit een projectleider die de algehele coordinatie heeft, een inhoudsexpert (docent) die de leerinhoud selecteert en modificeert, iemand met verstand van programma’s als photoshop, authorware, flash en/of frontpage die de media klaar voor gebruik maakt en het zelfstudiemateriaal daadwerkelijk construeert en vormgeeft.
3. Ontwikkel het zelfstudiemateriaal
  • Digitaliseer de geselecteerde media (foto’s, tekeningen, animaties, enz.) en maak deze geschikt voor gebruik. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om plaatjes te verkleinen, bestanden te comprimeren en filmpjes/geluid te monteren.
  • Maak het zelfstudiemateriaal en de lay-out met behulp van daarvoor geschikt programma’s (bijvoorbeeld: flash, authorware, frontpage, photoshop, enz).
    Tip: Zorg ervoor dat studenten het zelfstudiemateriaal kunnen naar hun eigen computer kunnen downloaden en dat ze de leerstof uit kunnen printen.
4. Test het zelfstudiemateriaal
  • Vraag collega’s en studenten (bijvoorbeeld studenten die het vak in een voorgaand jaar hebben afgerond) het zelfstudiemateriaal kritisch te doorlopen en laat ze gedetailleerd commentaar geven. Daarbij kunnen ze onder meer letten op visuele aantrekkelijkheid, de logica van de navigatie, motivationele elementen, en kwaliteit van de leerinhoud.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Maak het zelfstudiemateriaal online beschikbaar.
  • Zorg er voor dat studenten de mogelijkheid hebben vragen te stellen over het zelfstudiemateriaal, bijvoorbeeld via een discussieforum of e-mail.

Randvoorwaarden

Het ontwerpen en ontwikkelen van online interactief zelfstudiemateriaal kan veel tijd in beslag nemen. Verschillende programma’s voor constructie, lay-out en vormgeving moeten beschikbaar zijn.

Zie ook

Geplaatst op 13-03-2003 door adminComments Off on Interactief leermateriaal voor zelfstudie

 
Auteur(s): Geert Stevens, Wouter de Nooy Organisatie(s): Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam

Dit IDEE beschrijft hoe docenten een syllabus met opdrachten/opgaven kunnen omzetten tot een digitaal werkboek met (interactieve) antwoorden waar studenten thuis in kunnen werken.

Voorbeeld uit de praktijk

In het bachelorvak Statistiek dat aan de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam) wordt gegeven, leren studenten kritisch de statistische analyse van gegevens in historische en sociaal-wetenschappelijke onderzoeksverslagen te beoordelen en met behulp van SPSS (een computerprogramma voor statistische berekeningen) elementaire statistische analyseprocedures toe te passen en de resultaten te verbaliseren. Sinds 4 jaar hebben studenten de beschikking over een digitaal werkboek, waarin ze de leerstof die in de hoorcolleges wordt behandeld, kunnen oefenen. Het werkboek kunnen ze naar hun eigen computer downloaden, maar ze kunnen er ook online in werken. Het werkboek biedt, niet alleen opgaven, maar ook hints, schematische samenvattingen van de leerstof en tenslotte de antwoorden. Bij enkele opgaven zijn de hints interactief: studenten beantwoorden ja/nee vragen en worden op die manier naar het juiste antwoord toe geleid. Van enkele opgaven zijn geen antwoorden in het werkboek opgenomen. Studenten kunnen deze opgaven facultatief in groepjes van 2 maken en de antwoorden eens in de twee weken inleveren via de e-mail functie op Blackboard. Het tentamen wordt elektronisch afgenomen, waarbij de opgaven en de opzet vergelijkbaar zijn met die uit het werkboek. Om fraude te voorkomen krijgen studenten verschillende tentamens met variaties in vragen en databestanden.De docenten zijn erg tevreden over het werkboek en de werkvorm. De door hen genoemde voordelen zijn: studenten zijn veel actiever met de leerstof bezig; studenten worden gedwongen met SPSS te werken (dit programma wordt in de werkomgeving ook veel gebruikt); studenten krijgen op maat / interactieve antwoorden; hints en tips komen pas te voorschijn op het moment dat de student daar om vraagt; en studenten hoeven geen practicum meer bij te wonen om de leerstof te kunnen oefenen.Een nadeel van deze werkvorm is dat het voor de docenten erg arbeidsintensief is (ongeveer 75 groepjes studenten die elke twee weken feedback moeten krijgen). Uit evaluaties die onder studenten afgenomen zijn, blijkt dat studenten duidelijk positief zijn over het werkboek.




Doel

Aangeven hoe je een syllabus met opdrachten/opgaven kunnen omzetten tot een digitaal werkboek met (interactieve) antwoorden waar studenten thuis in kunnen werken.

Wanneer te gebruiken

  • Wanneer je studenten actiever met de leerstof wilt laten bezig zijn.
  • Wanneer je studenten wilt stimuleren de leerstof bij te houden.
  • Wanneer het voor een goed begrip van de leerstof noodzakelijk is dat studenten opgaven maken.
  • Wanneer je studenten wilt ondersteunen bij het maken van opgaven.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Het is belangrijk dat het werkboek goed de inhoud van het vak weergeeft en dat de opgaven een goede dekking zijn van wat studenten na afloop van het vak moeten weten en kunnen. Bedenk daarom goed wat je met het vak voor ogen hebt. Wat wil je dat studenten leren? Wat wil je ze overdragen? Wat vind je belangrijk? Kortom: wat zijn de leerdoelen?
    Tip: Zie ook het IDEE Aan welke pedagogisch/didactische criteria moet mijn online vak/cursus voldoen? (IV) voor meer informatie over het formuleren van leerdoelen.
  2. Deel de leerstof op in een aantal goed afgebakende onderwerpen.
  3. Bedenk hoeveel opgaven je per onderwerp wilt aanbieden. Bedenk daarbij wel: hoe meer opgaven, hoe meer tijd het kost om het digitaal werkboek te maken. Studenten moeten echter wel voldoende opgaven kunnen maken om elk onderwerp goed te kunnen beheersen.
  4. Selecteer (bijvoorbeeld uit de syllabus) of formuleer bij elk onderwerp opgaven van verschillende moeilijkheidsgraad die aansluiten bij de leerdoelen.
  5. Leid elke opgave in met een context/verhaaltje dat aansluit op de belevingswereld van studenten.
    Voorbeeld bij het vak statistiek dat gegeven wordt aan studenten geschiedenis:
    ‘Aan het einde van de zestiende eeuw breidde de handel in negerslaven, afkomstig uit Afrika, zich van het Caraïbisch gebied uit naar nieuwe havens. Het gegevensbestand geeft voor de periode 1599-1605 het aantal schepen dat de havens van Veracruz (Mexico) en Cartagena (Colombia) aandeed en het aantal daar ingevoerde slaven.’
    Voorbeeld bij het vak statistiek dat gegeven wordt aan studenten economie:
    ‘In 1929 ontstond een van de grootste economische crisissen die de wereld ooit heeft gekend. Het gegevensbestand toont voor de jaren 1928, 1929 en 1930 het aantal werkeloze mannen woonachtig in de Verenigde Staten.’
  6. Zet per onderwerp de opgaven in een volgorde van makkelijk naar moeilijk. Een volgorde van makkelijk naar moeilijk werkt motiverend, doordat studenten van begin af aan het zelfvertrouwen hebben dat ze de opgaven kunnen maken.
  7. Splits in de eerste opgaven van elk onderwerp de vraag in deelvragen, zodat studenten stap voor stap de bovenliggende vraag beantwoorden. Maak de stapjes tussen de deelvragen geleidelijk aan groter, zodat studenten gedwongen worden zelf na te denken welke stappen ze moeten ondernemen om tot het antwoord van de opgave te komen.
  8. Formuleer bij elke (deelvraag in) een opgave hints die naar het antwoord toewerken. Laat het aantal hints geleidelijk aan tot nul afnemen. Op die manier worden studenten gedwongen zelf na te denken.
    Voorbeeld bij het vak statistiek: Wanneer studenten bij het vak statistiek bijvoorbeeld op basis van een regressievergelijking een voorspelling moeten doen, kun je de volgende hints geven:
    a. Wat is regressieanalyse?
    b. Hoe bepaal je de regressievergelijking met behulp van SPSS?
    c. Hoe bereken je de determinatiecoëfficiënt (R2) met SPSS?
    d. Hoe teken je een regressielijn?
    e. Hoe kun je aan de hand van een regressievergelijking een voorspelling doen?
    f. Antwoord
  9. Maak het werkboek met behulp van een programma voor het maken van internetpagina’s, bijvoorbeeld Frontpage (dit is een vrij eenvoudig programma, vergelijkbaar met Word). Zorg er voor dat de hints middels het klikken op een hyperlink zichtbaar worden, zodat ze enkel te zien zijn wanneer de studenten er om vraagt.
  10. Geef middels opmaak (kleur, vergedrukt, onderstreept, e.d.) het onderscheid aan tussen opgaven waarvan je studenten aanraadt ze in ieder geval te maken en opgaven die studenten eventueel ter extra oefening/verrijking kunnen maken.
  11. Maak een inleidende pagina waarin het doel en de werking van het werkboek wordt uitgelegd.
  12. Test op verschillende computers en met verschillende browsers (bijvoorbeeld Netscape en Internet Explorer) of het werkboek werkt. Interactieve hints werken alleen onder Netscape, omdat ze gebruik maken van JavaScripts. Laat studenten ook weten met welke browser ze het werkboek het beste kunnen bekijken.

Tips
  • Bekijk of enkele hints interactief kunnen worden gemaakt. Bij de voorbeeldhints onder 8 kunnen studenten bijvoorbeeld middels meerkeuze vragen (met feedback) eerst zelf nog proberen verder te komen.
  • Laat het daadwerkelijk maken van het werkboek (de internetpagina’s) over aan een student-assistent.

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Zorg er voor dat studenten het werkboek op hun eigen computer kunnen zetten, zodat ze niet perse online hoeven te zijn om in het werkboek te werken (scheelt telefoonkosten). Dit kan bijvoorbeeld door het werkboek te zippen en/of door het werkboek op floppy disk/ cd rom te zetten die studenten kunnen kopen.
  • Integreer, indien hier bij het vak gebruik van wordt gemaakt, het werkboek in de digitale leeromgeving door de url van het werkboek op te nemen en door informatie rondom het gebruik van het werkboek en het eventueel inleveren van de opgaven in de digitale leeromgeving te zetten. Verder zouden studenten bijvoorbeeld middels een discussieplatform vragen kunnen stellen over opgaven uit het werkboek.

Tip
  • Laat bij onderwerp van een aantal opgaven het antwoord weg en vraag studenten deze opgaven uit te werken en elektronisch in te leveren bij de docent. Geef per goed gemaakte opgave een bonuspunt voor het tentamen. Op deze manier stimuleer je studenten de leerstof bij te houden. Het nakijkwerk kan voor de docent worden gereduceerd wanneer studenten de opgaven in groepjes van 2 maken. Op die manier kunnen de studenten ook nog van elkaar leren.

Randvoorwaarden

Studenten moeten thuis een pc hebben.

Achtergrondinformatie

Wanneer u meer informatie wilt over het digitaal werkboek voor statistiek kunt contact opnemen met de docenten die het digitaal werkboek hebben gemaakt: Wouter de Nooy (denooy@fhk.eur.nl) en Geert Stevens (Stevens@fhk.eur.nl).

Geplaatst op 13-03-2003 door adminComments Off on Een digitaal werkboek maken

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Met behulp van internet kunnen presentaties en demonstraties van bijvoorbeeld computerprogramma’s on line worden aangeboden aan studenten of collega’s op andere locaties.

Voorbeeld uit de praktijk

Een aantal universiteiten in Nederland was geïnteresseerd in de producten van het Amerikaanse bedrijf Eportaro. Het bedrijf demonstreerde haar producten on line middels Microsoft Netmeeting. Daarbij werd gebruik gemaakt van een Powerpoint presentatie en werd het product (een computerprogramma voor e-portfolio) zelf gedemonstreerd. De gebruiker ziet de Powerpointsheets op zijn scherm, zoals hij ook eigen Powerpointsheets zou zien. De mondelinge toelichting ging via een telefonische conferentie, waarbij de deelnemers ook vragen konden stellen en konden reageren. Deze presentatie was gericht op docenten. Het is natuurlijk ook heel goed mogelijk op eenzelfde wijze een presentatie te geven aan studenten.


Doel

Het doel is een on line presentatie en demonstratie te kunnen opzetten en uitvoeren, zodat studenten (of eventueel collega’s) de presentatie op een andere locatie kunnen volgen.

Wanneer te gebruiken

  • Bij afstandsonderwijs waarbij studenten niet (altijd) naar het instituut kunnen komen
  • Als een expert wordt ingezet die niet naar de onderwijsinstelling kan komen.
  • Bij on line conferenties.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Maak de (Powerpoint)presentatie. Houd daarmee rekening met het feit dat de presentatie on line wordt gegeven:
    • Punten punt voor punt laten verschijnen kan wel, maar kies daarbij geen trage animaties. Het duurt bij de deelnemers dan erg lang voor ze iets zien verschijnen.
    • Maak spaarzaam gebruik van foto’s, ondersteunende audio en video. Dat kost veel overdrachtstijd.
  2. Oefen de demonstratie. Het is een heel georganiseer om mensen op verschillende locaties tegelijkertijd on line te krijgen. Oefen daarom eventuele demonstraties van tevoren voor bijvoorbeeld een collega.
  3. Maak ruim van tevoren bekend op welk tijdstip de presentatie wordt gehouden en spreek af dat alle deelnemers tussen 15 en 10 minuten voorafgaand aan de presentatie contact zoeken via bijvooreeld Microsoft Netmeeting (bij grote groepen deelnemers zal het inloggen wat meer tijd vergen, reken dan op een half uur voorafgaand aan de presentatie).
  4. Maak ten minste een week van tevoren bekend vanaf welk ip-adres (het computeradres) de presentatie wordt gegeven.
  5. Tip:
    Voor Microsoft Netmeeting gebruikers is het ip-adres o.a. te vinden naar help te gaan en ‘about windows netmeeting’ te selecteren.

  6. Spreek met elk van de deelnemers af om met u in de week voorafgaand aan de presentatie/demonstratie te controleren of de verbinding werkt.
  7. Tip:
    Zeker bij grote groepen is het aan te bevelen dit door een systeembeheerder of bijvoorbeeld een student-assistent te doen.

  8. Als er sprake is van conferencing (deelnemers kunnen met behulp van een microfoon of telefoon vragen stellen aan de presentator bijvoorbeeld) is het van belang de deelnemers te instrueren over enige etiquette. Er is altijd een vertraging van ongeveer een halve seconde bij audioconferencing via internet. Dat lijkt weinig, maar blijkt in de praktijk toch een duidelijk waarneembare
    en maakt dat je niet snel kunt reageren. Het betekent ook dat je iemand altijd netjes moet laten uitpraten en de luisteraar geen aandachtgevend gedrag moet vertonen met de stem (hummen, ‘oke’, ‘oh ja’).

Tips
  • Vraag in de presentatie regelmatig of er vragen zijn.
  • Noem steeds de naam van degene die wordt aangesproken.
  • Bij on line Powerpoint presentaties mag er wat meer tekst op een sheet (kleinere letters) dan bij een gewone presentatie, omdat de sheets direct op het beeldscherm van de deelnemer te lezen zijn (die zit niet ergens achterin een klaslokaal). Houd het echter kort en bondig.
  • Veel mensen vinden het raar om in een microfoon te praten en zo een presentatie te geven voor een ‘onzichtbaar’ publiek. Vraag eventueel één of meer collega’s of studente om bij u te komen zitten en richt uw verhaal tot hen.
  • Als er deelnemers in het buitenland zitten, maak dan afspraken in GMT (zie http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Wie in het buitenland zit is
    zich er bijvoorbeeld niet altijd van bewust wanneer de overgang is van zomertijd naar wintertijd.
  • Een dergelijke presentatie kan ook middels de chatfunctie van Blackboard, mits er van de Powerpointpresentatie eerst html-sheets gemaakt worden.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Zorg ervoor zelf een tiental minuten voor de afgesproken inlogtijd ‘aanwezig’ te zijn in Netmeeting.

Tips
  • Neem de sessie op, zodat het op een later tijdstip nogmaals gebruikt kan worden in het onderwijs (bijvoorbeeld voor deeltijdstudenten die niet aanwezig konden zijn).
  • Als het, bijvoorbeeld bij een demonstratie van een computerprogramma, belangrijk is dat de deelnemers de bewegingen van de muis zien, beweeg deze dan langzaam.
  • Zet, als er niet gebruik wordt gemaakt van telefoonconferencing, de telefoon uit of schakel hem door naar een secretaresse, zodat u niet gestoord wordt tijdens de presentatie.
  • Hang een bordje ‘niet storen’ op de deur.

Randvoorwaarden

  • De presentator heeft een headset nodig.
  • Deelnemers moeten beschikken ver het programma netmeeting van Microsoft (verkrijgbaar via www.microsoft.nl) of een vergelijkbaar programma.
  • Deelnemers moeten beschikken over een internetverbinding.
  • De deelnemers hebben geluidsboxen of een headset nodig.
Tip

Als alternatief kan er ook voor gekozen worden om in plaats van met geluid via internet met telefonische conferentie te werken. De geluidskwaliteit (en met name de overdrachtssnelheid van wat er gezegd wordt) is dan vaak beter dan geluid via internet.

Geplaatst op 04-03-2003 door adminComments Off on Online presentaties en demonstraties

 
Auteur(s): Gert-Jan Verheij, Jan Folkert Deinum Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Door de toename van internationalisering, internationale stages, deeltijdonderwijs e.d. komt het steeds vaker voor dat een student op afstand moet worden begeleid. ICT is daarbij een handig hulpmiddel.

Voorbeeld uit de praktijk

Op de universiteit Twente heeft een docent een student begeleid die stage liep in Leeuwarden met behulp van e-mail en videoconferencing. De gesprekken met videoconferencing werden voorbereid per e-mail. Daardoor waren de videoconferencinggesprekken erg effectief en zakelijk. De persoonlijke beslommeringen kwamen wel in de e-mail aan de orde. Daarnaast waren er zo nu en dan face to face bijeenkomsten. Deze waren informeler van aard.
Men vond het nodig evenveel face to face ontmoetingen te hebben als videoconferencing ontmoetingen, omdat de studenten het informele contact nodig hadden voor persoonlijke ondersteuning. De gesprekken in de videoconferencing verliepen met name goed omdat er duidelijke afspraken waren gemaakt wat daarin wel en niet aan de orde moest komen, bijvoorbeeld afspraken over de maximale lengte van het gesprek (ook noodzakelijk wegens de snel oplopende kosten), afspraken over het doel van het gesprek en een gespreksleider (de studenten) die dat strak in de hand houdt. Bij de face to face gesprekken was de docent juist gespreksleider.

Doel

Een student één op één op afstand kunnen begeleiden bij een stage of afstudeeropdracht.

Wanneer te gebruiken

  • Als de student een grote opdracht uit moet voeren (afstudeeropdracht, stageopdracht, onderzoeksopdracht).
  • Als de student niet regelmatig op het instituut kan komen (bijvoorbeeld omdat de stage in het buitenland wordt uitgevoerd).
  • Als de docent niet regelmatig op het instituut kan komen.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Maak afspraken met de student voorafgaand aan de opdracht (face to face).
  2. Maak een keuze uit de beschikbare middelen, waarbij niet altijd alle mogelijkheden te realiseren zijn:
    • e-mail: met name handig als het gaat om niet synchrone communicatie (bijvoorbeeld door een groot tijdsverschil), bij begeleiding waarbij het nadenken over de vraag of het antwoord enige tijd vergt of bij het inleveren en becommentariëren van producten. Dat laatste kan soms ook via een dlo.
    • chat met bijvoorbeeld msn, yahoo messanger, icq of via de dlo: leent zich goed voor een vlot ‘gesprek’ over de gang van zaken: korte vraag- en antwoordmogelijkheden waar niet te lang over hoeft te worden nagedacht. Kan zowel 1 op 1 als met een groep.
    • videoconferencing: bij begeleiding waarop iets op afstand getoond moet worden of bij begeleiding van een student met bijvoorbeeld heimwee waarbij het zien van een ‘bekend gezicht’ behulpzaam kan zijn (hoeft niet altijd tweerichtingsverkeer te zijn, in dit geval is het belangrijker voor de student om het bekende gezicht te zien dan dat de docent ook de student moet kunnen zien). Het ‘zien’ van elkaar helpt ook beter elkaar te begrijpen.
    • telefoon:als videoconferencing niet lukt, maar je mist persoonlijk direct contact, is de telefoon een goed alternatief, omdat stem meer intonatie (en daardoor steun en motivatie) kan bieden dan tekst op een beeldscherm via een chat.
    • face to face: van belang om het persoonlijk contact te realiseren. Is met name in het begin belangrijk. Als student en docent elkaar kennen, kan communicatie ook via bovenstaande kanalen verlopen.
  3. Maak met de student een begeleidingsschema waar in staat wanneer welke communicatievorm wordt gebruikt en wat de doelen zijn van die communicatie (zie ook bijlage). Doelen kunnen zijn:
    • Inleveren en bespreken van (deel)opdrachten en verslagen.
    • Voortgangbespreking
    • Persoonlijk gesprek, motiveren e.d.

Tips
  • Als de student in het buitenland zit, maak dan voor synchrone communicaties afspraken in GMT (zie http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Wie in het buitenland zit is zich er bijvoorbeeld niet altijd van bewust wanneer de overgang is van zomertijd naar wintertijd.
  • Stel voorafgaand aan een videoconferencingsgesprek of een chatsessie per e-mail een agenda op waarin ook de doelen van het gesprek tot uiting komen. Dat maakt het gesprek veel effectiever.
  • Videoconferencing zal vaak niet mogelijk zijn door gebrek aan apparatuur. Een alternatief kan zijn om msn met een webcam te doen. De kwaliteit van het beeld is dan slecht, maar voor een student kan het erg prettig zijn om eens een vertrouwd gezicht te zien.
  • Als er meerdere studenten tegelijk in het buitenland zijn kan het nuttig zijn een discussiegroep te openen in een elektronische leeromgeving waar studenten elkaar tips kunnen geven, een klaagmuurtje geopend kan worden enz. Ook kan er (mits dat past binnen de tijdzones) regelmatig een chatuurtje worden afgesproken.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Evalueer regelmatig de combinatie van communicatievormen: wellicht is meer face to face communicatie nodig, of moet de student worden gemaand minder e-mails te sturen of e-mails van betere kwaliteit.

Randvoorwaarden

  • Een alternatief voor videoconferencing is een webcam en netmeeting. In dat geval zal echter de kwaliteit van het geluid vaak slecht zijn of veel vertraging opleveren. Een veelgebruikte combinatie is daarom gebruik van een webcam naast een telefoongesprek.
  • Voor videoconferencing is een videoconferencingsset nodig.
  • De student en docent moeten beschikken over een computer met internetaansluiting.

Zie ook

Hoe organiseer je een conferentie via videoconferencing?
Hoe kun je een chatsessie efficiënt en effectief laten verlopen?
Hoe organiseer je online discussies met weinig studenten?
Hoe voorkom je een E-mail bombardement?
Hoe organiseer je een online spreekuur via chat?

Geplaatst op 04-03-2003 door adminComments Off on Een student op afstand begeleiden

 
Auteur(s): Jan Folkert Deinum, Gert-Jan Verheij Organisatie(s): Rijksuniversiteit Groningen

Studenten van universiteiten uit verschillende landen werken online samen aan het ontwerpen van een gezamenlijk product waarbij gebruik wordt gemaakt van videoconferencing.

Voorbeeld uit de praktijk

Voorbeeld 1: Op Hogeschool Inholland bij de faculteit facilitaire dienstverlening doen Nederlandse en Finse studenten een onderzoek naar arbeidsproductiviteit binnen hun eigen land. In het project bekijken de studenten met name wat de verschillen zijn tussen beide landen en wat daarvan de oorzaak is. De studenten verbleven een maand in het andere land en hebben na terugkeer online samengewerkt met behulp van videoconferencing en chat (zie voorbeeld van videoconferencing).

Voorbeeld 2: De Technische Universiteit Delft bij de faculteit Industrieel Ontwerpen worden sinds 2000 projecten gedaan met studenten in Delft, Michigan, Seoul, Lousanne, Ljubljana een ontwerpopdracht gedaan. Het betreft steeds een opdracht met globale aspecten (marketing, sociale aspecten, regionale productie enz.). De opdracht in 2000 was dat in opdracht van een gefingeerd koffieapparatenbedrijf een koffieapparaat ontworpen moest worden voor thuis of in een bedrijf dat overal in de wereld te verkopen zou zijn. In 2001 gold dezelfde opdracht voor een stofzuiger en in 2002 een ademhalingsunit. In 2002 ging het om een echt bedrijf waar ook mee gecommuniceerd moest worden. Er werd gebruik gemaakt van videoconferencing om elkaar tussenproducten en ideeën te kunnen tonen. Beschrijving vak 2003

Doel

De docent kan een groep studenten die in verschillende landen verkeren samen aan een product laten werken met behulp van videoconferencing.

Wanneer te gebruiken

  • Bij groepsopdrachten waarbij de deelnemers niet op dezelfde locatie zijn.
  • Bij opdrachten waarbij het noodzakelijk is om elkaar iets te tonen op afstand.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

  1. Allereerst zijn goede internationale contacten nodig. Meestal zijn dat persoonlijke contacten (via conferenties bijvoorbeeld) op vakniveau: dit werkt vaak het beste. Interdisciplinair is echter ook mogelijk. Ook is het mogelijk gebruik te maken van bestaande contacten tussen universiteiten en instellingen. De meeste instellingen hebben een bureau voor internationale contacten die dit soort contacten kan leggen.
  2. Ga na of uw instelling voldoende faciliteiten heeft. Dat betekent:
    • Er moet een videoconferencing set aanwezig zijn.
    • Als er met meer dan twee locaties gewerkt wordt, moet er een MCU (multi conferencing unit) beschikbaar zijn. Eventueel kan dit ook via SURF (http://contact.surfnet.nl).
    • De gesprekken moeten van tevoren heel goed worden voorbereid, dat wil zeggen, er moet een agenda worden opgesteld en het doel van de conferencing moet helder zijn.
  3. Maak duidelijke afspraken over de opdracht, de werkvormen en met name ook de beoordeling. Wie beoordeelt bijvoorbeeld (mag een Nederlandse docent een Finse student beoordelen), waar wordt op gelet en hoe telt dat mee.
  4. Werk met kleine groepjes van zo’n vier tot zes personen. Bij grotere groepen wordt het videoconferencen lastig. Zorg voor evenveel deelnemers per locatie.
  5. Op alle locaties moeten de videoconferentiesets gereserveerd worden op dezelfde tijd.

Tips
  • Probeer voorafgaand aan het vak (twee weken) met de docenten op de andere instellingen de videoconferencing eerst uit om eventuele problemen nog op te kunnen lossen.
  • Organiseer voorafgaand aan de videoconferentie een discussie via het discussieboard, zodat voorkennis geactiveerd wordt en studenten dieper over de zaken die in de vc aan de orde komen kunnen praten.
  • Een kort en intensief project werkt beter dan een langdurig en minder intensief project, omdat mensen er in een kort project in een beperkte tijd veel tijd steken in het project en daardoor goed op de hoogte zijn van de ins en outs van dat project en het werken met videoconferencing.
  • Maak gebruik van het tijdsverschil: maak in Delft aan het eind van de dag het voorstel af zodat Michigan er gelijk bij het opstaan mee aan de slag kan gaan.
  • Laat studenten eerst eens met slechts één andere locatie werken. Videoconferencing wordt namelijk ingewikkelder naarmate er meer locaties bij betrokken zijn.
  • Denk bij het samenstellen van het programma aan de tijdsverschillen met deelnemers uit andere landen. Zijn er veel deelnemers uit de VS, dan is het aan te bevelen het programma wat later op de dag te laten beginnen. Met veel deelnemers uit Azië kan de conferentie beter vroeg op de dag beginnen.
  • Informeer deelnemers over culturele verschillen. Zo zijn Aziaten veelal niet gewend in de camera te kijken, omdat dat in die landen als onbeleefd geldt.
  • Informeer de deelnemers over de videoconferencing etiquette. Zo is goed gebruik dat luisteraars de microfoon pas open zetten als er vragen gesteld mogen worden. Ook moet elke deelnemer zodra hij is uitgesproken de microfoon uitzetten (om bijvoorbeeld hinderlijk papiergeritsel te voorkomen). Eventueel kan daarover een aparte regie worden gevoerd. Daar moet dan wel een regisseur voor worden ingehuurd.
  • Zet alle tijden in GMT (Greenwich Meantime) en zet een schema op de site waarmee deelnemers snel het tijdsverschil met hun eigen locatie kunnen uitrekenen (zie bijvoorbeeld http://greenwichmeantime.com/info/timezone.htm). Een calculator om de eigen tijden uit te rekenen is natuurlijk de mooiste feature. Houd wel rekening met zomer- en wintertijden!

Aandachtspunten bij de uitvoering

  • Neem de videoconferencing op. De video’s kunnen dan worden besproken op bijvoorbeeld gespreksvaardigheden in videoconferencing. Ook kan dan later nog eens teruggekeken worden wat de andere locatie precies bedoelde of om het product nog eens rustig te bekijken. Ook kun je zo het volende jaar laten zien wat er van hen verwacht wordt.
  • Zorg dat de groepen op meerdere momenten wat moeten inleveren, zodat goed navolgbaar is hoever elke groep is, bijvoorbeeld via een contract met een (gefingeerd) bedrijf.

Randvoorwaarden

  • Alle sprekers moeten een hardware matige videoconferencing oplossing hebben.
  • Er zijn velerlei andere randvoorwaarden die door technici moeten worden opgelost. Veel informatie daarover is te verkrijgen via
    www.vide.net. Deze technische randvoorwaarden kunnen heel veel tijd kosten. Begin daarom ruim op tijd met de voorbereiding van de conferentie (minimaal enige maanden).
Geplaatst op 04-03-2003 door adminComments Off on Videoconferencing bij groepsopdrachten

 
Auteur(s): Leonie Meijerink Organisatie(s): EduTec, TU Delft

Aansluitend op het IDEE ‘algemene criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een vak/cursus op een website’ worden pedagogisch/didactische criteria om een on line vak/cursus te kunnen beoordelen besproken.

Voorbeeld uit de praktijk

Een voorbeeld waarbij pedagogische/didactische overwegingen toegepast zijn in een on line vak:
Het vak ‘E-learning in corporations’, dat bij de Sectie EduTec van de TU Delft gegeven wordt, biedt studenten een grote variatie aan on line en off line werkvormen. Als u op onderstaand voorbeeld klikt, kunt u uit het overzicht afleiden dat studenten gebruik maken van de volgende werkvormen: hoorcollege (door verschillende experts uit het bedrijfsleven), deelname aan virtuele discussies, peer review tussen groepen, het uitvoeren van een onderzoek bij een bedrijf, het schrijven van een onderzoeks rapport, groepsdiscussies en het schrijven van een reflective essay. Daarnaast kunnen studenten zich verdiepen in informatie die relevant is voor de specifieke groepsopdracht door het lezen van artikelen, het kijken van videoclips en het uitvoeren van specifieke activiteiten in een leerobject (zie het voorbeeld hieronder).

In het voorbeeld hieronder is te zien hoe videoclips, in combinatie met een Power Point presentatie gebruikt worden als werkvorm in de DLO.


Doel

Een online cursus kunnen beoordelen op pedagogische en didactische criteria.

Wanneer te gebruiken

Als u uw on line vak op pedagogisch/didactische criteria wilt beoordelen, kunt u dat op de volgende manieren doen:

  1. Voordat u het vak aan studenten heeft aangeboden doorloopt u onderstaande criteria.
  2. U gebruikt onderstaande criteria voor een usability test.
  3. Nadat u het vak on line heeft aangeboden aan studenten en u wilt het vak verbeteren op pedagogisch/didactisch vlak. Door uw vak te laten beoordelen door collega?s en/of studenten komt u tot een gefundeerde verbetering van de kwaliteit van uw on line vak.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Het gaat bij pedagogische/didaktische criteria met name om hoe je cursus/vak zo kunt inrichten dat studenten optimaal mogelijk kunnen leren. Bepaal in hoeverre uw online cursus voldoet aan de hieronder volgende pedagogische/ didaktische suggesties.

Doelen van de cursus:

Bij het beoordelen of u uw doelen goed geformuleerd heeft kunt u aan een aantal aspecten denken:

  1. Kunt u de meerwaarde van ICT defini?ren bij het behalen van de doelen? (zie voorbeeld in ?uit de praktijk?). Met name in een on line leeromgeving wilt u bereiken dat studenten zelf aan de slag kunnen. Ook wilt u dat u een deel van de begeleiding die u anders zelf op u zou nemen als adviezen kunt meegeven aan studenten in de DLO.
  2. Zijn de doelen in uw vak dusdanig helder geformuleerd dat de student geen of weinig uitleg hierover behoeft en er geen verwarring over kan ontstaan?

Suggestie: Formuleer doelen op de SMART-manier:

  • Specifiek: wees duidelijk in het omschrijven van een leerdoel over wat u van studenten verwacht. Hoe concreter hoe beter.
  • Meetbaar: formuleer een leerdoel zo dat achteraf kan worden vastgesteld of het leerdoel behaald is.
  • Acceptabel/ Aantrekkelijk: de leerdoelen moeten voor studenten relevant en uitdagend zijn.
  • Realiseerbaar: het moet haalbaar zijn om de doelen te halen, bv. beschikbaarheid van faciliteiten, geld, tijd.
  • Tijdsgebonden: het moet duidelijk zijn wanneer zaken afgerond moeten zijn.

Tip: Studenten kunnen ook zelf een probleemstelling of doel formuleren. Door voldoende suggesties in de DLO in te bouwen over hoe zij een dergelijk doel kunnen formuleren en wat u van ze verwacht, leren studenten zelf verantwoordelijk te zijn.

Opdrachten:
  1. Helder geformuleerde opdrachten voldoen (o.a.) aan de volgende criteria:
    • Is er een andere interpretatie mogelijk voor wat er in de opdracht gedaan moet worden?
    • Is het duidelijk voor de studenten wat de criteria zijn en wat het niveau is waaraan zij moeten voldoen in de opdracht?
    • Is het duidelijk hoeveel tijd er is om de opdracht af te ronden?
  2. Wordt in de opdracht voldoende gebruikt gemaakt van de mogelijkheden van de DLO? Denk hierbij aan aspecten als:
    • Kunnen studenten zelfstandig en op het moment dat het hen uitkomt activiteiten uitvoeren in de DLO?
    • Kunnen studenten documenten van groepsleden vanaf elke computer met internetaansluiting inzien?
    • Vergemakkelijkt de ICT de communicatie tussen studenten en/of tussen student en docent?
    • Is het makkelijker voor studenten om additionele informatie te zoeken of gebruik te maken van suggesties via de DLO?
  3. Nodigen de opdrachten uit tot activiteit?
    • Sluiten de opdrachten aan op de doelen?
    • Worden de studenten gestimuleerd tot nadenken door de opdrachten?
    • Motiveren de opdrachten studenten?
    • Zijn opdrachten dusdanig opgebouwd dat studenten gestructureerd een proces doorlopen, waardoor ze steeds dieper de inhoud induiken?

Tip: Gebruik opdrachten van verschillende niveaus of aansluitend bij diverse interesses, waarmee tegemoet gekomen wordt aan diversiteit onder studenten.

Werkvormen:
  1. Wordt er gebruik gemaakt van studentgestuurde werkvormen, waarin studenten geactiveerd worden zichzelf actief op te stellen? Als men liever voor meer docentgestuurde werkvormen kiest moet men zich serieus afvragen met welk doel de DLO wordt gebruikt. Denk nog eens na over de taken die u als docent in de cursus op u heeft genomen ook de juiste waren. Had de student meer of minder zelfstandig kunnen doen? Welke taken bedeelde u de studenten toe? Van studenten werd bijvoorbeeld verwacht dat zij zelfstandig een planning zouden opzetten, maar achteraf blijkt dat ze daar meer sturing in nodig hadden van de docent.
  2. Maakt u gebruik van verschillende werkvormen? Hierdoor worden studenten op verscheidende manieren gestimuleerd om na te denken over het onderwerp en wordt tegemoet gekomen aan verschillen tussen studenten. Voorbeelden:
    • Een combinatie van werkvormen waarin studenten in een groep een on line project moeten uitvoeren en daarnaast een individuele opdracht moeten maken.
    • Gebruik uitdagende werkvormen zoals: discussie, games en simulaties, rollenspelen, experimenten, case studies (hierover zijn verschillende IDEE?n geschreven).
    • Kies voor vormen van blended learning, waarin studenten enerzijds werken in de DLO en daarnaast ook aanvullende (responsie)colleges volgen. Als voor deze combinatie wordt gekozen moeten de collegezaal en de DLO ook een link hebben met elkaar, bijvoorbeeld door de resultaten van on line discussies te projecteren en bespreken in de collegezaal.
Gebruik van interactiviteit:

Door interacties met de omgeving wordt actieve deelname van studenten gestimuleerd. Dit is dan ook een belangrijke kwaliteit van cursussen/vakken die in een website worden aangeboden. Interactiviteit kan op verschillende manieren worden aangeboden:

  1. Is het de studenten duidelijk hoe de interactiemogelijkheden m.b.v. ICT in de cursus passen? En-kel de flexibiliteit tot interactie aanbieden betekent nog niet dat het ook zo gebruikt wordt door de student. Studenten hebben richtlijnen nodig die aangeven wanneer, hoe vaak en op welke manier ICT gebruikt moet worden en hoe ze daarop beoordeeld worden.
  2. Interactieve educatieve programma?s moeten niet zomaar het face-to-face contact vervangen, maar dienen ter ondersteuning en/of maken het makkelijker om tijd- en plaatsongebonden aan de slag te gaan. Dat geldt met name voor niet-afstandsonderwijs, want studenten gaan er daarbij vanuit dat er sprake zal zijn van face-to-face contact naast het on line werken. Daarnaast is het zaak op te passen voor het gevaar dat bij on line activiteiten studenten zich anoniem en daardoor minder betrokken voelen. Zorg dus dat studenten zich betrokken voelen.
  3. Welke andere functionele interactiemogelijkheden zouden kunnen worden aangeboden, die in het vak nog niet worden aangeboden? Worden bijvoorbeeld verschillende media optimaal ingezet om een student te activeren? (video, internet, chat, e-mail?).
Feedback:

Krijgen studenten gedurende het college voldoende feedback?

  1. Door een vak on line aan te bieden is het goed mogelijk om docenten tussentijdse feedback te laten geven, studenten elkaar feedback te laten geven of studenten feedback op zichzelf te laten geven.
  2. Zijn er mogelijkheden in de on line leeromgeving voor de student om vragen te stellen aan de begeleider?

Hiervoor wordt verwezen naar de IDEEën die speciaal over feedback zijn geschreven onder de categorie ?begeleiden?.

Beoordeling:
  1. Zijn vooraf duidelijke beoordelingscriteria geformuleerd, waarvan studenten op de hoogte zijn? Dit stuurt de mate waarin studenten zelf aan het werk gaan.
  2. Worden voldoende beoordelingsmogelijkheden aangeboden? Bij een on line vak wordt aangeraden in plaats van alleen summatief (op het eind) ook formatief (tussentijds) te beoordelen. Van studenten wordt een grote mate van zelfverantwoordelijkheid verwacht in een DLO. Voor een docent is het belangrijk om hierin een coachende rol te kunnen spelen en dus het leerproces te volgen en studenten er feedback op te geven.
  3. Het gebruik van verschillende soorten beoordeling kan de student beter helpen om te begrijpen waar zijn/haar problemen liggen.
  4. Met verschillende soorten beoordeling kan ondervangen worden dat een groep bijvoorbeeld alleen op het eindresultaat wordt beoordeeld en dat hierbij niet voldoende wordt tegemoet gekomen aan de individuele student.

Tip: Studenten kunnen vooraf zelf formuleren aan welke criteria zij vinden dat hun project uiteindelijk moet voldoen. Zij geven hiermee aan wat zij van het vak verwachten en de docent kan op basis hiervan studenten bijsturen.

Achtergrondinformatie

Het praktijkvoorbeeld wordt uitgebreid besproken in het artikel:
Brakels, J; C.E. van Daalen, W. Dik, S. Dopper, F. Lohman, A. van Peppen, S.A.G. Peerdeman, D.J. Peet, E. Sjoer, W. van Valkenburg, M. van de Ven (2002). Implementing ICT in education faculty wide. European Journal of Engineering Education, Vol. 27, No. 1, pp. 63-76.

Deze criteria zijn gehaald uit de E-learning cursus die voor Ugandese en Tanzaniaanse docenten werd ontwikkeld door de Sectie EduTec van de TU Delft.

Er is gebruik gemaakt van adviezen op de volgende websites:

WBTIC, What constitutes quality in web-based training www.webbasedtraining.com/primer_quality.aspx .

Ontleend aan

De cursus E-learning die in 2002 gegeven werd bij de Sectie EduTec, TU Delft.

Zie ook

Aan welke algemene criteria moet een vak/cursus op een website voldoen?

Aan welke inhoudelijke criteria moet mijn on line vak/cursus voldoen? (I)

Aan welke structuur-technologische criteria moet mijn on line vak/cursus voldoen? (II)

Hoe houd ik rekening met verschillende gebruikers in mijn on line vak/cursus? (III)

Hoe kies je tussen vormen van feedback in een digitale leeromgeving

Geplaatst op 17-02-2003 door adminComments Off on Pedagogische/didactische criteria voor een online vak/cursus

 
Auteur(s): Leonie Meijerink Organisatie(s): EduTec, TU Delft

Studenten verschillen onderling in niveau, voorkennis en/of achtergrond. Het kan wenselijk zijn om in een on line cursus rekening te houden met deze verschillen.

Voorbeeld uit de praktijk

Bij het vak ‘multimedia’ aan de TU Delft is een folder aangemaakt in Blackboard die aandacht besteed aan de benodigde voorkennis. Deze folder zegt het volgende over voorkennis: ‘Er is geen specifieke voorkennis vereist voor hogejaarsstudenten van Nederlandse universiteiten, maar enige algemene ervaring met MS Windows of Apple OS en Internet browsers is gewenst’. Dit is slechts een klein praktijkvoorbeeld van hoe u rekening kunt houden met verschillende gebruikers. In het algemeen wordt maar weinig ‘bewust’ aandacht besteed aan verschillende gebruikers. Voorbeelden van anderen zijn hier dan ook zeer welkom!


Doel

De docent kan de mate waarop een on line cursus rekening houdt met verschillen tussen studenten beoordelen.

Wanneer te gebruiken

Als er grote verschillen bestaan in niveau, voorkennis of achtergrond van studenten
U kunt op verschillende momenten uw on line vak onder de loep nemen:

  1. Voordat u het vak aan studenten heeft aangeboden doorloopt u onderstaande criteria.
  2. U gebruikt onderstaande criteria voor een usability test.
  3. Nadat u het vak on line heeft aangeboden aan studenten en u wilt het vak verbeteren. Door uw vak te laten beoordelen door collega’s en/of studenten komt u tot een gefundeerde verbetering van de kwaliteit van uw on line vak.

Aandachtspunten bij de uitvoering

Bepaal in hoeverre u in uw on line cursus of on line vak rekening houdt met de volgende criteria:

Niveauverschillen tussen studenten

Een cursus op een website biedt goede mogelijkheden om verschillende niveaus aan te brengen waarop studenten kunnen werken. U kunt hier op verschillende manieren rekening mee houden:

  • Formuleer doelstellingen en opdrachten op verschillende niveaus (bijvoorbeeld een aantal hoofdniveaus: lager, gemiddeld en hoger).
  • Reik stof aan op verschillende niveaus, afhankelijk van de geformuleerde doelstellingen.
  • Geef enkele websites die ‘een stapje terug’ doen, waarmee studenten die iets moeilijk vinden extra kunnen oefenen.
Diversiteit onder studenten

Factoren die diversiteit onder studenten bepalen zijn: geslacht, herkomst (culturele achtergrond), traject vooropleiding, taalachtergrond, interesse, sociale en economische herkomst. Voor het tegemoet komen aan diversiteit onder studenten kunt u denken aan:

  • Vorm gemixte/ heterogene groepen als u on line groepswerk aanbiedt. In een on line cursus kunt u zelf invoeren welke studenten in welke groep gaan werken.
  • Pas onderwerpen of thema’s van een case/opdracht/activiteit aan op de verschillende interesses of culturele achtergronden van studenten.
  • Wees alert op impliciete vooronderstellingen over welke vaardigheden bepaalde studenten hebben (‘vrouwen zijn socialer’, ‘mannen weten meer van techniek’).
Uitdaging

Vinden de studenten voldoende uitdaging in de cursus? Dit hangt nauw samen met de mate waarin u rekening heeft gehouden met eerdergenoemde verschillen in niveau en diversiteit onder studenten. Daarnaast kan een DLO heel aantrekkelijk gemaakt worden. Goede strategieën om de cursus uitdagend te maken:

  • Zijn inhoud en presentatie interessant voor alle studenten?
  • Herkennen de studenten de relevantie van de inhoud met de (werk)praktijk?
  • Is het vak realistisch en praktisch?
  • Is het vak actueel en wordt het regelmatig geactualiseerd?
  • Maak gebruik van de interactiemogelijkheden van een DLO (zie IDEE over de pedagogisch/ didactische criteria voor het beoordelen van een vak/cursus op een website).
  • Maak van een opdracht een spel. Studenten worden hierdoor gemotiveerd om zo goed mogelijk te presteren. Gaming en simulaties worden vaak goed gewaardeerd door studenten. ICT biedt hiervoor uitstekende mogelijkheden.
  • Selecteer goede media (zie IDEE over de pedagogisch/ didactische criteria voor het beoordelen van een vak/cursus op een website).
Voorkennis

Studenten hebben vaak een totaal verschillende voorkennis van het vak. Dat kan al gauw leiden tot demotivatie van studenten. Bedenk als docent:

  • Welke studenten hebben al vakken gevolgd die aan het vak gerelateerd zijn en welke studenten hebben dat niet gedaan?
  • Waar komen studenten vandaan? HBO-studenten hebben totaal andere voorkennis dan studenten die net van het VWO afkomen.

De oplossingen die hiervoor gezocht kunnen worden komen overeen met de oplossingen die hierboven genoemd zijn m.b.t. niveauverschillen.

Verschillende manieren van leren

Houd bij het ontwikkelen van taken en activiteiten in de on line cursus rekening met verschillende manieren van leren. De ene student is meer praktisch ingesteld, terwijl de ander beter leert uit boeken. Zorg dat er voor elk wat wils is, maar daarmee ook dat elke student aangezet wordt om ook eens op een andere manier te leren. Hoe groter de variatie aan werkvormen des te meer wordt tegemoet gekomen aan verschillen tussen studenten. (zie IDEE over de pedagogisch/ didactische criteria voor het beoordelen van een vak/cursus op een website).

Achtergrondinformatie

Deze criteria zijn gehaald uit de E-learning cursus die voor Ugandese en Tanzaniaanse docenten werd ontwikkeld door de Sectie EduTec van de TU Delft.

Er is gebruik gemaakt van adviezen op de volgende website:
WBTIC, What constitutes quality in web-based training?
http://www.webbasedtraining.com/primer_quality.aspx

Ontleend aan

De cursus E-learning die in 2002 gegeven werd bij de Sectie EduTec, TU Delft.

Zie ook

Aan welk criteria moet mijn on line vak/cursus voldoen?

Aan welke inhoudelijke criteria moet mijn on line vak/cursus voldoen? (I)

Aan welke structuur-technologische criteria moet mijn on line vak/cursus voldoen? (II)

Aan welke pedagogisch/ didactische criteria moet mijn on line vak/cursus voldoen? (IV)

Geplaatst op 17-02-2003 door adminComments Off on Rekening houden met verschillende gebruikers

 
Auteur(s): Leonie Meijerink Organisatie(s): TU Delft, Sectie EduTec

Hier worden de inhoudelijke criteria beschreven waaraan een goede on line cursus zou moeten voldoen. Het sluit aan op het IDEE ‘Aan welke algemene criteria moet een vak/cursus op een website voldoen?’

Voorbeeld uit de praktijk

Bij de cursus E-learning, die de Sectie EduTec van de TU Delft aan docenten van universiteiten in Tanzania en Uganda gaf, kregen docenten de opdracht om hun vak op Blackboard aan te bieden. Er werden eerst een aantal criteria/aanbevelingen voorgelegd aan docenten, waaraan een goede on line cursus kan voldoen. Later werden de cursussen op deze criteria beoordeeld. Dergelijke checklists helpen docenten na te denken over de vele mogelijkheden waaraan een on line cursus kan voldoen.

Doel

Het doel is een on line cursus te kunnen beoordelen op inhoudelijke criteria.

Wanneer te gebruiken

  • Als u een on line vak/cursus heeft ontwikkeld en dit wilt beoordelen op inhoudelijke criteria.
  • Als u een on line vak/cursus gaat ontwikkelen en rekening wilt houden met inhoudelijke criteria.
  • Als u wilt controleren of uw on line vak nog actueel is.

U kunt op verschillende manieren uw on line vak onder de loep nemen:

  • Voordat u het vak aan studenten heeft aangeboden doorloopt u onderstaande criteria.
  • U gebruikt onderstaande criteria voor een usability test.
  • Nadat u het vak on line heeft aangeboden aan studenten en u wilt het vak verbeteren. Door uw vak te laten beoordelen door collega?s en/of studenten komt u tot een gefundeerde verbetering van de kwaliteit van uw on line vak.

Aandachtspunten bij de voorbereiding

U kunt aan de hand van de volgende suggesties bepalen of u in uw cursus heeft rekening gehouden met het aanbieden van inhoud.

  1. Gestructureerde inhoud
    Het is van belang dat studenten direct zicht hebben op de inhoudelijke structuur. De categorieën (onderwerpen, tijdseenheden, thema?s, etc.) moeten het vak in hooflijnen goed weerspiegelen.

    • Zijn de categorieën/onderdelen van de cursus direct af te leiden van de leerdoelen?
    • Staat er niet teveel tekst op een pagina? Als een overzicht van de cursus gegeven wordt richt het dan zo in dat de eerste pagina een soort ?portal-functie? heeft, waarin een goed overzicht wordt gegeven en direct doorgeklikt kan worden naar de verschillende categorieën/onderdelen.
    • Zijn de categorieën/onderdelen duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, zodat geen verwarring ontstaat over wat waaronder valt?
    • Worden de namen van categorieën op een eenduidige, korte en aansprekende manier geformuleerd? Gebruik bijvoorbeeld allemaal zelfstandige naamwoorden of allemaal werkwoorden -en niet of zo min mogelijk door elkaar.

    Tip: Vraag aan studenten die niets van het vak weten wat zij denken te vinden onder de categorieën die u gekozen heeft.

  2. Actualiteit en correctheid van informatie
    Het is demotiverend als je een website ziet die voor het laatst in 2001 geüpdatet is of alleen oude literatuurverwijzingen heeft.

    • Wordt er regelmatig een update van de cursus of van informatie op de site gegeven?
    • Bestaan er meer recente literatuurverwijzingen? Zijn er nieuwe visies, ideeën over het onderwerp?
    • Zijn er interessante actuele ontwikkelingen waar de cursus op kan worden aangepast?
    • Klopt de informatie die in de cursus wordt gegeven nog wel? Is het nog relevant?
  3. Bronnen en verwijzingen als uitbreiding:
    Het gebruik van verwijzingen naar andere bronnen is een erg nuttige, extra mogelijkheid die werken in een DLO biedt. Studenten kunnen zelf bepalen of ze hier behoefte aan hebben.

    • Zijn de links naar andere bronnen relevant en nuttig?
    • Is het relevant om links aan te reiken als verdiepingsstof voor studenten die meer aan kunnen?
    • Kan verwezen worden naar websites die ?een stapje terug? doen, waarmee studenten die iets moeilijk vinden extra kunnen oefenen?
    • Heeft u alle (correcte) literatuurverwijzingen weergegeven van alle informatie (van anderen en uit literatuur) die gebruikt zijn in de cursus?
  4. Volgorde
    Door leerstof niet in een vaste volgorde aan te bieden biedt je de studenten de mogelijkheid om een eigen leerstrategie te kiezen. Zij bepalen zelf welke informatie zij eerst nodig hebben om verder te kunnen. Heeft u een verantwoorde keuze gemaakt of de informatie volgens een vaste volgorde wordt aangeboden of dat studenten zelf de volgorde kunnen kiezen? (dit is ook afhankelijk van hoe zelfstandig studenten kunnen werken in de DLO).
  5. Is het in een oogopslag helder voor studenten wat van hen verwacht wordt?

Achtergrondinformatie

Deze criteria zijn gehaald uit de E-learning cursus die voor Ugandese en Tanzaniaanse docenten werd ontwikkeld door de Sectie EduTec van de TU Delft.
Er is gebruik gemaakt van adviezen op de volgende websites:

WBTIC, What constitutes quality in web-based training? http://www.webbasedtraining.com/primer_quality.aspx .
WBTIC, Learning objects www.webbasedtraining.com/trends_objects.aspx.

Ontleend aan

De cursus E-learning die in 2002 gegeven werd bij de Sectie EduTec, TU Delft

Zie ook

Geplaatst op 03-02-2003 door adminComments Off on Inhoudelijke criteria voor een online vak/cursus

  « Previous PageNext Page »